Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– Auteursrechtvrij
[pagina 40]
| |
Inhoudt van het VIII. Cap.Siet dat ghy met gheen gheweldighe en twist, Vanden ghelde laet v niet beweghen, Veracht gheen outheyt, schuyt arch ende list, Valt v vyant syt tot gheen vreucht gheneghen. | |
Het XVI. Liedeken, opde vvijse, Hoort toe ghy menschen op des aerden.
Ga naar margenoot+ AL mz geweldige seer crachtich, en twist nz hebt ghy v stant
Noch rijcke hier van goede machtich, so valt ghy nz in heur hant
Ga naar margenoot+ want vele worter hier in dit landt// Bedroghen
deur siluer ende gout// tbeweecht oock wel coningen vaillant//
Daerom sy v twist nz menichfout, en draecht tot heuren viere geen hout.
Ga naar margenoot+ Schimpt hier niet tot gheenen stonden
Met menschen plomp ende grof,
Werpt hem niet voor sijn sonden
Die hem betert: [wiet uws selfs hof]
Ga naar margenoot+ Dinct dat wy sijn slijck en stof,
Ga naar margenoot+ En al te samen hier hebben schult,
Ga naar margenoot+ Veracht gheen outheyt, singht Godt lof
Dat hy v ghebeure, ghy dincken sult,
Ga naar margenoot+ En bidt dat sulcx in v wert vervult.
| |
[pagina 41]
| |
Ga naar margenoot+ Al siet ghy uwen vyant steruen
V daer toch niet inne verheucht,
Want dat ghy hier wel dincken meucht: Ga naar margenoot+
Veracht niet wat daer oock deur deucht Ga naar margenoot+
Een wijsman spreect, onthouwet al, Ga naar margenoot+
En volcht hier sijn woordt van uwer ieucht, Ga naar margenoot+
Want van hem leertmen in dit dal,
Hoemen elck antwoort gheuen sal.
Dinct oock niet dat ghy hier sijt cloecker Ga naar margenoot+
Dan u ouders die ghy eert, Ga naar margenoot+
Want elck van hun was een versoecker, Ga naar margenoot+
Waer deur sy hier hebben gheleert Ga naar margenoot+
Tsgodloosen vier welck twist vermeert, Ga naar margenoot+
Siet toe dat ghy hier niet op en blaest,
Op dat hier v woordt niet werdt verkeert,
Loopt niet by den lasteraer metter haest
Die hier in sijn boos leuen raest. Ga naar margenoot+
Leent niet die hooch sijn opghetoghen, Ga naar margenoot+
Want dat ghy leent sijt ghy quijt, Ga naar margenoot+
Wort gheen borgh bouen v vermoghen,
En doet ghijt, soo dinckt altijt
Dat ghy hier selfs de betaelder sijt,
Alst coemt dat van gheuen valt gheschil, Ga naar margenoot+
Recht niet met den rechter om profijt,
Want hy spreect tvonnis als hy wil,
[Soect vrede, meucht ghy hier wesen stil.]
Wandelt niet met den roeckeloosen, Ga naar margenoot+
Op dat ghy niet wordt ghebrocht
In ongheluck al met den boosen Ga naar margenoot+
Die aenrecht wat hy eerst bedocht, Ga naar margenoot+
En schade werdt dan op v versocht
In dwaesheyt die hy niet en verborcht,
Met toornighe sy gheen twist ghevrocht,
Want om bloet verghieten sulck weynich sorght
En hulploos hy v seer saen verworght.
Al met den loofelijcke lieden Ga naar margenoot+
En houdt doch hier gheenen raet,
| |
[pagina 42]
| |
Want ghy sult sien, en tsal gheschieden
Dat heur niet ter herten en gaet,
Ga naar margenoot+ En doet oock gheen verborghen daet
Voor vremde, nuchteren oft deur dranck
Niet wel v sulcx t'openbaren staet
Aen alle man die somtijts sijn cranck:
Want tvalt v dickwils cleynen danck.
|
|