Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– Auteursrechtvrij
[pagina 36]
| |
Inhoudt van het VII. Cap.In t'srechters ampt wilt v seluen niet indringhen, Maect geen oproer, leugen sy van v niet bedocht: Bidt, twyfelt niet, weynich woorden wilt voortbringen Leert de ieucht, van v sy een vroom wijf ghesocht. | |
Het XIIII. Liedeken, op de vvijse: Om een alderliefste myn, oft Myn siele ghebenedyt den Heere, Psal. 102.
Ga naar margenoot+ En doet geen quaet soo en geschiet// v wederomme geen quaet
Hout v van onrecht als dan vliet, het ongeluc metter daet
In d'ackers wilt niet saeyen// Daer onrecht
hier inne wast// Soo sult ghy seuen vout niet
maeyen// T'quaet twelckt de siel bringh in last.
Ga naar margenoot+ Dringht v niet in het ampt voor Godt,
En staet oock niet na ghewelt,
Oft om te hebben groot ghebodt,
En hooghe te sijn ghestelt,
Ga naar margenoot+ Laet v niet duncken mede
Dat ghy voor Godt sijt gheschiet,
Seght oock niet ick heb wijshede,
[Maer veel eer voor sulcx verschrict.]
| |
[pagina 37]
| |
Soect niet op dat ghy wert gheacht Ga naar margenoot+
Een rechter al hier te sijn,
Ten sy dat ghy met uwe cracht
D'onrecht cont breken fijn:
Want onrecht machmen in allen
Te rechte bringhen niet,
En laet ghy trecht dan vallen
Schade men dan op v siet.
Recht gheen oproer aen inder stadt, Ga naar margenoot+
Aenhanght oock niet alle man,
Sulcx heeft oyt dubbel schult ghehadt
Men wort ghestraft daer van,
Dinct oock niet Godt sal aenmercken
Mijn offer seer groot daer veur
En nemen dat voor boose wercken,
En daer mede ga ick deur.
Wanneer ghy hier oock bidden sult, Ga naar margenoot+
En twijfelt niet aent ghebet,
Oock hier den aermen toch vervult
Met spijs, ende hem dranck voorset, Ga naar margenoot+
Bespot niet den bedroefden: Ga naar margenoot+
Want daer is een die verneert Ga naar margenoot+
En oock verhoocht: [diet daer proefden] Ga naar margenoot+
Weten wat hy hier hanteert. Ga naar margenoot+
En dicht gheen leughen hier terstont Ga naar margenoot+
Teghen v broeder oft vrient,
Tot lieghen went niet uwen mont:
Want sulcx v tot schade dient,
By oude sijt niet clapachtich, Ga naar margenoot+
En als ghy aenbidt den Heer, Ga naar margenoot+
Maect niet veel woorden, sijt neerslachtich, Ga naar margenoot+
Maer spreect inder herten meer.
Wordt v twerck suer, oft neringhe,
Dit v niet verdrieten moet:
Sulcx schiep Godt tot verteringhe,
Vliet oock den hoop die quaet doet, Ga naar margenoot+
Ghedinct dat straffe coemt bestormen, Ga naar margenoot+
Daerom elck bidt ende waeck. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 38]
| |
Ga naar margenoot+ Want heet vier ende boose wormen
Ga naar margenoot+ Sijn oock der godtlooser wraeck.
|
|