Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– Auteursrechtvrij
[pagina 23]
| |
Het VII. Lideken vvt den selfden Ca. op de vvyse: Een out grysaert: oft, Ick heb de vveerelt seer bemint.MYn kindt v wercken doch begint// in alle sachmoe-Ga naar margenoot+
dighe zeden}
En ghy sult worden hier bemint// seer bouen ande-Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+
re deur reden} Hoe dat ghy meerder sijt hier beneden//Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+
v verneert na mijn ghebodt// Ende ghy vint ghe-
nade sijt te vreden// By uwen schepper Heer ende Godt.
De groote mach behoort den Heer Ga naar margenoot+
Ende men eert hem met ootmoede Ga naar margenoot+
En soeckt gheen hoogher dinghen meer Ga naar margenoot+
Dan ghy en sijt van swacken bloede: Ga naar margenoot+
Maer gedinckt altijts hier doch het goede, Ga naar margenoot+
En Godts gheboden dickmael leest, Ga naar margenoot+
Oock curieus al om te sijn heel vroede
Al van Godts werck, niet te seer en weest.
U is niet nootlijck die laech woont
Dat v ooch sie verborghen dinghen
Want veel is v al hier ghetoont
Dat bouen het verstant can dringhen, Ga naar margenoot+
Het stout vermeten hier sonderlinghen,
Heefter veel vertreden: want
Het cost haer heel onder de voeten bringhen, Ga naar margenoot+
Het hiel in ydelheyt haer verstant.
| |
[pagina 24]
| |
Ga naar margenoot+ Een herte twelck hertneckich leeft
Salt qualijck gaen hier op het leste,
En die t'perikel lief heeft
Vergaet daer in [wacht v tis t'beste]
Ga naar margenoot+ Een herte welck met dandere reste
Ga naar margenoot+ Hier twee weghen ingaen sal,
Ga naar margenoot+ Heel sijnen voortgangh streckt tot quaet gheweste
T'bringht oock cromhertighe inden val.
Een schalck hert wert in smert beswaert
Maer de godloose t'allen tijden
Ga naar margenoot+ D'een sond op dander hier vergaert,
Houaerdigheyt set ghy besijden:
want dat gheplant is met sulcken strijden
Daer de sond in is ghestroijt
Sal inden mensche sonder eenich myden
Altyt hier worden wtgheroijt.
Dat hert des wysen sal verstaen
Ga naar margenoot+ Seer hooghe reden bouen maten,
Een goede oore sal t'vermaen
Van wysheyt niet te hooren laten.
Het wyse hert en sal niet aenuaten
Hier de sonden in dit perck,
Maer het sal hier voortgaen tot sijnder baten
Altijt in het gherechtighe werck.
Ga naar margenoot+ Ghelijck dat water bluscht het vier
Ga naar margenoot+ Soo leschet aelmisse de sonden,
Ga naar margenoot+ De Heer is daer aenschouwer hier
Ga naar margenoot+ Al die daer danckbaerheyt vermonden:
Ga naar margenoot+ Hy ghedinckt huer oock tot allen stonden
Ga naar margenoot+ Inden tijt des ongheuals,
Oock een vast herte wort van huer gheuonden
Want Godt die is haer hulper in als.
|
|