Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– Auteursrechtvrij
[pagina 13]
| |
I. CAP.Inhoudt van het I. Cap. Ecclesiastici.
Godt is des wijsheyt eenighe fonteyne Bemindtse: haer leeringhen aen de siel treffen Gods woordt is der godlooser grouwel ghemeyne Vreest Godt, ende wilt v seluen niet verheffen. | |
Het I. Liedeken, opde vvijse vanden xiii. Psalm. Een dvvaes die etc.Ga naar margenoot+VAn Godt cont alle wijshz goet// Die staet altijt in Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+
recht behaghen// De druppen des regens en
tsant der vloet// Des tijts seer langhe daghen.
Wie heeft des hemels hoocheyt ront,
Het aertrijck breedt oft den afgront
Met sijnder handt ghemeten?
Godts wijsheyt voor alle dinghen stont
Wie siet al haer secreten? Ga naar margenoot+
De wijsheyt was voor al bereyt Ga naar margenoot+
En des verstants voorsichticheyt Ga naar margenoot+
was eeuwich int ontspringhen Ga naar margenoot+
Des wijsheyts fonteyn wordt Gods woort gheseyt Ga naar margenoot+
Wiens wet tot Godt can bringhen.
Wie is ontdect de wortel soet
| |
[pagina 14]
| |
Des wijsheyts met haer cloeckheyt vroet
Haer leeringh oock onschuldich?
Wie kent doch den wech, en den rechten voet
Haers gancx seer menichvuldich?
De Coninck vol almachticheyt,
Ga naar margenoot+ Een schepper met eendrachticheyt
Ga naar margenoot+ Verschrickelijck int wesen
Ga naar margenoot+ Sit op sijnen troon in warachticheyt,
Regeert als Heer ghepresen.
Ga naar margenoot+ Dees eenich alderhoochste Godt
Ga naar margenoot+ Schiep met sijns heylich Gheests ghebodt
Dees wijsheyt reyn vol trouwen,
Hy teltse en matse int hemelsche slot
Doen ghingh hy die aenschouwen.
Ga naar margenoot+ Hy stortse op sijn wercken al
Op alle vleesch int aertsche dal
Ga naar margenoot+ Die sijn goetheyt versinnen,
Oock schinckt hyse rechtelijck groot en smal
Die hem met herten beminnen.
|
|