Cronyke van Vlaenderen. Deel 1
(1898)–Jean Froissart– Auteursrecht onbekend...Hoe die hertoge van Bourgongen zeer gesinnetGa naar margenoot+ was den coninc van Frankrijke in Engelant te bringen, ende hoe hem des oirloichs wille van Gent, alle die andere landen dairomtrint gelegen ende oic die gemeene comanscappe dair grotelijker bij veraftert waren.Nu willic een weynich dese materie begeven ende keren weder totten oirloge van Vlaenderen. | |
[pagina 514]
| |
Gelijken ic dat nu hiervoir geroert hebbe, so was Ga naar margenoot+wair dat die hertoge van Bourgongen zeer int hoift begrepen hadde ene grote ende overmachtige reyse selve metten live te doen, met veel volcx van wapene ende dairtoe vele scutten van Geneven ende andere, in thrijke van Engelant in den toecomenden zomere, dat wesen soude int jaer M.CCC.LXXXVI; ende plach dese hertoge Phillips sinen neve, den coninc van Frankrijke, zeer te informeren om willich te maken tot deser reyse. Nu was wael wair dat die coninc van Franckrijke, die jonck, luchtich ende een edel, vroom, ridderlijk herte int lijf droech, en begeerde niet anders dan dat hij ene reyse doen mochte om te besien tlant van Engelant ende verzoeken sine vianden dair inne wesende. Oic mede so was dair die cognestabel, dat een overvroom riddere was sijns lijfs, van enen groten begrippe, ende zeer wael gelooft bij den coninc, gevoet wesende van sijnre kintsheden up in Engelant; dese riet hier zeer toe, ende so deden oic here Gwy van Latrymoelge ende die ammyrael van Franckrijcke; mer van desen raedt en wiste die hertoge van Berry niet, want hij uptien tijt was int lant van Poytau ende van Limosijn. Dese hertoge Phillips van Bourgongen, die een groot hooft in der cronen van Franckrijke was, ende sonderlinge bij den coninc die alremeeste, ende zeer begeerde te doen dese reyse in Engelant over die zee, plach hierup menyge ymaginacien te hebben, want hij begreep ende wiste dat wael, solange dat oirloge in Vlaenderen stonde, dese engelse reyse niet bestaen en dochte; sodat hij hemselven, als hem enige woirden van dien van Gent te voren quamen, dairinne sij wegen van vrede deden zoeken heymelijken of van verres, dair veel te zoeter ende zachter toe te geven plach dan hij voir dit upset van deser engelse reyse | |
[pagina 515]
| |
gedaen hadde. Ende also en wast niet, hoewael die van Gendt in verbande stonden metten rijke van Engelant ende dat here Jan Boursier, een ridder uut Engelant, bij coninc Rychairt binnen Gendt gesent was om hemluden ten besten te raden ende hoir overste te wesen; nochtans hadden sij altijt gairne pays ende vrede met hertoge Phillips, horen here, gehadt, want het was so verde binnen Gendt gecomen met desen oirloge dat die notabelste ende rijcste mannen van Gendt en waren hoirs goets geen meystere, mer die soudenairs ende andere lude van geenre wairden, dair dese rijke, ende vroede aff geregiert mosten wesen. Dit konden die wijse ende voirsienyge binnen Gendt wael begrijpen, dat sijlude in die lencte dit aldus niet staende en souden mogen houden, sij en souden daer int laetste eens alomme livelois ende goedelois wesen; ja, dat meer was, als dese wijse ende vroede hem heymelijken plagen te vergaderen, plagen sij onderlinge te seggen tegens malkanderen, dair sij vry waren, dat hem al te zeer vervreemde hoe sij solange in eendrachte gebleven waeren, hoewael vele hoire, dair zomwijlen aldus vergadert wesende, wael wisten dat hoir eendrachte meer gehouden geweest hadde bij crafte dan bij vreenscappe, want die quade ende rebelle waren boven die vreedsamige ende die goede gecomen so seer dat nyemant tegens hoere woirden of wercken spreken en dorfte, dan wat Pieter van Bousche voirt woude setten moste voirtganck hebben; ende oic wiste dese Pieter wael, wairt dat hij dairomme sterven soude, aldus hadde hij liever in sijnre verherder quaetheide voirt te gaen ende te oirlogen dan tot zoene te raden of dair dagen omme te doen houden; ende en was oic nyemant so coene, die in sijne tegenwoirdichede of, dat meer is, in sijnre absencie, dair men vermoede | |
[pagina 516]
| |
dat hijt vernomen soude hebben, hadde dorren spreken van zoene of vrede te maken, want, so geringe hij dat van yemande vernam, hoe dueghdelick, hoe reckelick of hoe wijs die oic wesen mochte, hij was dair terstont doot of liveloys omme. Nu hadde dit oirloge, dat die van Gendt aldus tegens horen heren, eerst tegens grave Lodewijck ende na tegens den hertoge van Bourgongen als grave van Vlaenderen gevoert, bijkant geduert VII jaeren of dairomtrint, dair so menige quade zake uutgesproten, bloets omme gestort, ende goets omme verdorven was, dat des een wonder ende niet na te seggen en is; ja, dat meer is, dair quam so grote scade af voir dat gemeen waelvairt, dats hem die heyden, als Turcken ende andere nacien ende sarrasijnse landen ende luden, hem dies bedroefden ende beclaegden, want die hele comanscappe ter zee vercoude ende verghinck dairbij in hoirselven, van twisschen der zonnen upghanck tot der zonnen onderganck, ja, alle dat hele Septemtryon mostes bevoelen ende ontgelden, want die comansceppe van XVII kersten conincrijken plagen alle hoir marcte in den Zwene ter Sluys te verzoeken, dair sij dan binnen der Sluys, ten Damme of tot Brugge van alle hoere gebrachte goeden ende comanscepen gelost te werden ende coepluden toe te vinden plagen. Willen wij dan alle tot reden gaen, ende begrijpen hoes hem dese verde geseten landen ende luden so zeer bedroeven, ofs hem dan dese nagesetten landen dan niet wail lede bedencken ende bedroeven en sullen moeten van desen vlaemsen oirloge, welk oirloge so wreedt ende fel stont, dat men dair geenen middele twisschen vinden en konde; sodat ic wairachtelijken niet anders in minen verstande begrijpen en kan dan dat, doe eerst desen Ga naar margenoot+pays heymelijk gevormt, geraemt ende versproken | |
[pagina 517]
| |
wert, dat uptienselven tijt dese raminge allene uuten heyligen Geeste nederquam, bij sijnre godlijker inspiracie, uut devoter ende vurigher gebeden enyger devoter, innyger menschen, die hem solange baden dat hij sine oren des barmherticheyts tot haire bede opende, ende hoirde hair devote, nairnstige gebet, uuten welken hij over sijn kersten volk barmhertich wert, want dair was al te zeer vele arms volcx in Vlaenderen, die om die oirlochts wille in al te groten ellende ende armoede leefden, also wael in den steden als buyten upten dorpen. Nu willic u seggen, van punte te punte, hoe dese zoene toeghinck twisschen desen luden van Gendt ende horen here, den hertoge van Bourgongen, gelijken ic u voir int begintsel verhaelt hebbe van dien hate ende nyde, ende alle die dingen die dairaf toeghingen twisschen Jan Bairde ende Jan Piet ten Damme, ende Ghijsbrecht Maehieu ende Jan Lyon met horen medeplegeren, die magen waren an den voirseiden, die ene an Jan Bairde ende die andere an Jan Piet, dairuut dat dit oirloge van Vlaenderen eerst rees ende upstont, dair ic u alle af bidde wael na te willen horen, ende verstaen die geschienisse hieraf. |