Cronyke van Vlaenderen. Deel 1
(1898)–Jean Froissart– Auteursrecht onbekendHoe die van Gendt quamen int belegge dair voir Yperen lach, ende van den here van Saint-Legier die met alle sijn geselscappe van den Engelsen ternedergetogen wert, ende hoe die biscop van Ludick int belegge quam.Pieter van Bosch en Pieter die Muyter ontfingen dese bootscappe, ende, als sij hoirden dat hem die Engelsen ontboden bij hem te comen voir Yperen, waren sij dies zeer blijde ende maecten hem rede metten alre eersten dat sij mochten om dairwairts te trecken, ende schieden van Gendt up enen woonsdach des smorgens na der octaven van sinte Pieter ende Pouwels, omtrent XXM starck, ende hadden met hem een al te groten getochte van wagenen, ende quamen also in goeder ordynancie dwers doir tlant voirbij Cortrijken strijken met haren hope tot voir die stede van Yperen; van wiens coomste die Engelse zeer wael tevreden waren ende ontfingen se vreendelijken, seggende dese Engelse ende Vlamingen tot elc anderen: ‘Wij sullen geringe dese stede gewonnen hebben, ende dan sullen wij terstont voirt met der verscher daet, ende nemen Brugge, den Damme ende der Sluys’, ende en twyvelden dair niet an, sij en souden eer die maent van september gheeyndet soude geweest hebben heren van alle tlant van Vlaenderen geworden hebben, en wairt doir des coninx coomste van Franckrijke geweest, also voirtvarende waren sij geworden, ende also overmoedichlijken | |
[pagina 392]
| |
glorieerden sij in hoir geluck ende voirspoet. Nu lach up desen tijt ende was cappiteine binnen Yperen een zeer hardt ende voirsichtich ridder, geheten here Pieter van der Zeple; dese ordyneerde alle dat volk van wapene, dat bij den hertoge van Bourgongen ende bij den grave van Vlaenderen dairbinnen gesent was, elc up sijn pas, alsoot oirbairlicxste was, zeer wijselijken ende wael. Dese here Pieter hadde bij hem vele edelre mannen, als here Jan van Bongarnye, casteleyn tYperen, ende here Baudewijn die Weldene, sijn zoon, die here van Dissengyen, die here van Sthades, here Jan Blanckairt, here van Morzele, de here Thomas, here Nyclaes Belle, die here van Hellebeke, die here van Rolegehem, here Jan ten Houtre, ridderen, Jan van der Zepele, sijns broeder zone, Jan Franssoys ende Jorijs Belle, ende noch meer ander vromer mannen ende gerade ter wapene. Dese deden dair zeer groten arbeyt dach ende nacht, want die Engelse en lieten se niet binnen rusten, sij en ansochten se altijt up dat een eynde oft andere, om te vinden plaetse dair sij die stede hadden mogen bestormen; ende oic mosten sij binnen voirhoeden dat dair niet heymelicx getracteert of gesproken en worde met dien van Gendt, dair sij bij verrast mochten geworden hebben. Aldus mosten sij zorghe dragen sowael voir die van binnen voir verraderye als voir die van buyten. In desen tijden lach here Jan van Juemont, een bannerhere uut Henegouwen binnen Cortrijke, ende was dair cappiteine een stout ende onversaecht ridder, die dair ter bede des hertogen van Bourgongen ende des graven van Vlaenderen ingereden was, want selve en dorsten sij die laste niet annemen van dese stede te mogen houden of doen bewaren, so sorghelijken wast aldair te begrijpen, overmits dat sij was | |
[pagina 393]
| |
in des coninx scheyden van dair so lelijken mismaect, verbrant ende gedestrueert, dat dair so maer als geen volk binnen en woonden, noch en was dair oic sovele daecx in alle dese stede niet staende gebleven dair een mensche onder logieren of een pairt onder staen hadde mogen. Dit alle niet tegenstaende, dese vrome ridder begreep dit hoge upset ende verbarnt ende verdorven stedekijn te houden, ende ghinck terstont, ende dedet overalle voirsien metter meester haesten dair des meest noots was, ende maecte dat metter hulpen Goods so, ende hilt dese plaetse sowael dat die vyanden dair ghene schade an en deden; mer hij behaelde dair groit eere. Wair was dat die zake van Vlaenderen den hertoge van Bourgongen zeer grotelijken ter herten ghingen, ende dat was reden, want hij die naeste oir ende erfgename met sinen wive dairaf was, sandt desen heren Jan te baten binnen Cortrijken uut Franckrijke, die here van Saint-Legier ende Yvonet van Cantemache met LX glayen Bertoenen. Dese quamen neder uut Franckrijke tot Rijsel toe, ende dair sloten sij hoe sij binnen Cortrijc comen souden, ende souden horen wech nemen tot Comen over die brugge, binnen welker plaetse van Comen uptien morgenstont gecomen waren IIC glayen van den Engelsen omme alle die provanden die dair int lant waren te onderslaen ende voir Yperen te doen bringen. Dese Bertoenen, die hem niet voir en hoeden, quamen desen Engelsen recht in die hant; dair doe dese Bertoenen een ontzaft gemoet hadden an der bruggen te Comen, dair sij hem al te heerlijken weerden, ende, en hadden sij niet dan die helfte starcker geweest dan sij waren na die starcke were die sij deden, sij souden dair wael sonder schade afgecomen hebben; mer neen, sij waren te cranck ende mosten wijken ende worden vluchtich, sodat | |
[pagina 394]
| |
dat meeste deel van horen hope dair doot ende gevangen bleven, ende int vervolligen also na Rysel weeken, wert die here van Saint-Legier onderwegen so zeer gequetst dat hij voir doot upt velt bleef liggen. Dair werden sij so duene vervollicht dat hij vele gelux hadde die wech conde comen, want die Engelse dese Bertoenen vervollichden tot up enen halve myle na Rijsel, binnen welker stede die here van Saint-Legier tgheluck creech heymelijken ende met groter listen gebracht te werden; van welker quetsinge hij upten vijfsten dach dairna aldair starf, ende noch V edelre mannen met hem. Aldus voer deser luden reyse. Noch lach tbesit altijt voir Yperen starck ende vast, ende deden dese Engelse ende Vlamingen dien van binnen groten laste ende moeyenisse met vechten Ga naar margenoot+ende stormen dagelicx an. Hier was die grave van Vlaenderen qualijken in hemselven af tevreden ende zeer beducht voir die stede van Yperen te verliesen, want hij kende der Engelsen herdichede ende suptijlhede wael, ende zorghde oic voir hulp ende bijstant dat hem van Calays overcomen mochte, dat hem niet te benemen en was, ende sonderlinge uuten plaetsen die sij in hair incomen ingenomen ende gewonnen hadden; ende, ten was also niet, sij en souden groten troost uut Engelant gecregen hebben, hadden sij gewilt of begeert; mer met die geluckyge intreden ende beginsel deser reysen, so en achten sij die machte der heelre landen van Franckrijke noch van Vlaenderen also maer als niet. Oic waren sij te hovairdich in ene sake, dat sij versmaden ende wederboden dat schone getale van vele ridderscaps, die sij wael wisten dat uptie zeestrange, als tot Douveren ende tot Zandwijck, uut dat hertogdomme van Exestere ende uut dat graefscap van Kent | |
[pagina 395]
| |
bereyt lagen tot wael M glayen ende IIM airtsiers, die die coninc overzandt bij sinen merscalk, here Willem van Windesoirde, hemluden die voir Yperen lagen te baten, ende en wachten nyewers na dan na passaidge om tot Calays over te comen; bij welker overcoomste van desen merscalk ende luden voirnoemt, die tot Calays bij den anderen Engelsen trecken souden voir Yperen, bleef des hertogen reyse van Lanckastere after, als van dien zomere, die hij in Castilgen ende in Poirtingaele gedaen soude hebben, want thele rijck van Engelant was al te veel meer genegen tot des biscops reyse van Noirdwijck dan tot des hertogen reyse, als ic u dat eens vertogen hebbe. Die grave van Vlaenderen, die alle dese engelse reysse, ende hoe sij in Engelant up dat oever rede lagen om over te comen, ende oic hoe sij voir Yperen thierden, wael wairachtelijken vernomen hadden, dachte ende ymagineerde zeer hoe hij hiervoir hoet tegens soude mogen vinden, ende desgelicx getruwede hij sinen zone van Bourgongen oic wael toe, dat hij den coninc van Franckrijke verwecken soude ende dien coninc voirt den edelen hogen baroenen uut sijnre cronen om te comen ende verdriven dese Engelse met machten uuten lande van Vlaenderen, ende bijsonder uutie steden ende plaetsen die sij int voirjair in West-Vlaenderen gewonnen hadden. Ende, want dese grave van Vlaenderen wael concipierde ende begreep, dat des coninx mandementen in Franckrijke wijde gesent mosten worden, ende die edele die den coninc dienen souden van verden landen nederdalen mosten, eer sij bij den coninc comen mochten, bij denwelken den tijt zeer lange recken soude eer die coninc weder metten hope in Vlaenderen soude connen geraken, binnen welker tijt de Engelse veel dincx noch souden mogen bedriven, | |
[pagina 396]
| |
wert hij te rade, dat hij senden soude an den biscop van Ludick een van sinen ridderen, geheten her Aernt van Huerne, ende was een goet Urbanist, om denselven biscop te informeren dat hij voir Yperen comen woude ende dadingen metten Engelsen, dat sij souden willen van Yperen trecken up ene andere plaetse, gemerct dat hij hemluden doch niet mesdaen en hadden, ende hijselve ende alle sijn lant so goet Urbanisten waren als die Engelse selve wesen mochten, als alle der werelt dat oic wael kundich waere. Dese grave dede met wijshede ende subtijlhede sovele, dat dese biscop van Ludijck tot in Henegouwen quam, ende van dair voirt tot Rijsel, ende sprack dair metten grave, ende hoirde sijn begeren; ende die grave informeerden van alle dat hij gairne an den Engelsen geworven ende bedadinct gehadt hadde, des dese biscop van hem schiet ende reedt voir Yperen, dair die biscop van Noirdwijck metten Engelsen ende die Gentoyseren voir lagen, dien dair eerbairlijken ende zeer vriendelijken ontfingen ende sine bootscap int lange hoirden. |
|