Cronyke van Vlaenderen. Deel 1
(1898)–Jean Froissart– Auteursrecht onbekend
[pagina 297]
| |
Hoe hoir die stede van Yperen ende meer andere castelryen in Vlaenderen gaven in des conincx onderdanicheden van Franckrijke, ende van der ordinancie van sconinx heer.Alst quam an den donredach des morgens, schiet die afterhoede van Comen, ende reden in hoire goeder ordynancie na tgrote heer van den coninc, dat upten berch van Yperen ende dairomtrent gelogiert lach, ende desgelijcx die voirhoede. Dair toefden sij alle te samen ende namen die heren raedt, hoe sijt beginnen ende anleggen souden, wair voir Yperen te trecken of voir Brugge; binnen welker tijt die gesellen fouragiers hem spreiden alle tlant inne, dair sij alle schuyeren ende huysen vol goets vonden, des doe dair menich dorre geselle rijck wert metten roveryen, ende vonden oic provanden voir alle theer te wille; ende was tlant so vol dat, afterdien sij geleden waren over die brugge tot Comen, en hadden sij nye gebreck van enyge vytalie, noch voir man noch voir pairt. Als dieghene, die binnen Yperen waren, gevoelden ende wisten den coninc met alle sijnre machten overgecomen der rivieren van der Leyen ende niet verre van hoire stede wesende, ende dat hem geen passaidgen meer voirgesloten en waren, en waren sij dairbinnen niet al te wael tevreden, mer zeer beducht, ende bereyden hem binnen Yperen te samen, hoe sij hemluden beste voirt hebben souden, ende vergaderden dairomme alle die beste, rijeste ende notabelste van der stede; ende, als die rijckdomme ende wijshede, die altijt goet voir horen heere den grave geweest hadde, hadden sij gedorren, zagen horen slach ende dat sij nu hoere opynye vry sonder verbeuren souden mogen uutspreken, spraken ende ryeden die terstondt dat men an den coninc buyten | |
[pagina 298]
| |
seynden soude, hem biddende om genade ende hem te senden de slotelen van der stede. Die cappiteine, die doe van Philps van Airtevelde wegen dairbinnen lach, en wilde hem dair in geenre wijs inne consenteeren, dat men die stede upgeven soude, seggende: ‘Onse stede is starck gehoech, ende wij sijn van binnen wael bezorght ende van alles voirsien; wij willen tbeleggen wachten, wil men ons anders beleggen, Ga naar margenoot+ende dairenbinnen sal onse regent Philps van Airtevelde sinen hope te samen steken ende comen tegens den coninc strijden van groten machten van volke; ende, en twyvelt niet, beleggen sij ons, Philps en sal ons vrylijken onsetten’. Die andere, die van die sinne niet en waren, seeghden ende antwoirden dat des in Philps noch in alle des lants machte van Vlaenderen niet en waere, den coninc te mogen wederstaen of strijt te leveren om hem terneder te trecken, ten waere dat sij die Engelse te baten gehad hadden; ende dair en vername men doch noch gene tijdinge aff, ende dairomme wairt best dat sij hem upgeven, hoe eer hoe beter, in des coninx handen ende in geen andere van sinen heren. Deser woirden vyelen so vele ende so groot, dat sij binnen der stede upstalle resen tegens malkanderen, ende worden hantsgemeen; dair gebuerde dat die heren ende rijckdomme. van der stede die overhant behilden, ende Philps cappiteyn, die hij dairbinnen geset hadde, genoemt Pieter Wanelaere, wert dair terstont geslagen int ruymoer. Als die burgeren dese cuyre gewracht ende die stede in haren handen gecregen hadden, senden sij twee notabele priesteren van der predicairoirden buyten upten berch an den coninc ende synen omen, hem updoende ende onderwijsende al dat hij soude willen dairtoe verstaen om een vreendelijke dadinge met dien van Yperen te maken. Hierup nam | |
[pagina 299]
| |
die coninc raedt, ende wert so beraden dat hij tot XII personen uut Yperen, ende noch dairenboven een abdt die oic van Yperen geboren was ende hemselven mede in der dadinge drayede, een vrygeleyde gaf bij hem te mogen comen, merren ende keren, om te horen wat sij hem souden willen updoen of seggen. Ende hiermede keerden dese II relygieusen weder binnen ende brachten dair tgeleyde; dair werden doe XII personen bij der stede wijshede ende rijckdomme gecoren, ende dairtoe desen abdt met hemluden. Dese togen te samen buyten upten berch van Yperen, ende vyelen dair den coninc te voeten zeer oetmoedelijken, ende presenteerden dair die stede van Yperen tot sijnre onderdanichede tot ewigen tijden, sonder enich middel of exceptien; Die coninc van Franckrijke, die goeden ende wijsen raedt hadde, ende altijt stont om tlant van Vlaenderen in te winnen met zoeticheden dair hij soude mogen, en woude sinen thoren niet openbaren, noch sonderlinge an hemluden beginnen, ontfinck se zoetelijken ende blijdelijken, behoudelijken ene condicie, ende was dese, dat die van Yperen hem betalen souden, tot hulpe sine clene costen die hij om dair te comen gedaen hadde, XLM francken; tot welker dadinge die van Yperen met onwillich en waren, mer dancten Gode ende die coninck dat hem sulke dadinge hadde mogen gebueren, ende consenteerden dat gairne te geven Aldus werden dair die van Yperen van den coninc ende sinen omen in genaden genomen, ende dair baden doe die van Yperen den coninc oetmoedelijken dat hem gelieven wilde te comen binnen der stede ende hem dair wat te verversschen ende rusten, want die goede ende wijse mannen van der stede dair ene grote vruechde ende blijscappe af hebben souden. Dit wert geconsenteert, dat die coninc, als hij reysen | |
[pagina 300]
| |
soude tot Vlaenderen wairt in, sinen wech doir die stede nemen ende dair dan wat thoeven om raedt te nemen, wesweechs hij voirt intrecken soude. Met welcker antwoirde die van Yperen van den conine schieden ende weder binnen hoire stede quamen, dair doe dat heele lichaem van der stede zeer in verblijt was, dat sij so van den coninc van Franckrijke in genaden ende in vreenscappen ontfaen waren. Dair bereyden sij terstont hoire somme van XLM francken, ende sloegen dat gelt omme, ende betailden terstont den coninc of dengenen die hij dairtoe geset hadde te ontfaen, ende dat aleer hij binnen Yperen quam. Die coninc aldus noch leggende upten berch van Yperen, quam hem die tijdinge, dat hem die Parijsienen weder upgeheven ende tesamengesteken hadden, ende waren gesloten, nadat die fame ghinck, dat sij uut wouden trecken ende werpen dat zuverlijke slot terneder, dat bij Boos de Vynseynes staet, genoemt in walsche Biaulté, dats in onser talen Schoonhede, ende oic des coninx casteel tot Louvers, ende voirt alle die starcke huyse ende slote omtrent Parijs gelegen, updat sij dair voirtan niet bij gehindert en souden werden. Nu was dair een van horen geselscappe, genoemt Nyclaes die Vlaminck, die al te wail waende te spreken, mer hij sprac zeer qualijken voir hemluden, alst na scheen. Dese hief up ende seyde: ‘Mijnheren, en wilt dat noch ter tijt in geenre wijs doen; laet ons eerst verbeiden ende sien hoe ons heren den coninx saken in Vlaenderen hem vergaen sullen; want, ist zake dat die van Gendt hoir zaken te boven gaen, als men hoipt dat sij sullen, dan salt goet pass ende tijt wesen te doen; mer en laet ons niet te haestelijken beginnen dingen, die ons na berouwen mochten’. Doir welke Nyclaes woirden die zaken verthoeft werden, dat die Parijsienen niet voirt en | |
[pagina 301]
| |
voeren met horen upsette, mer sij bleven hem te samen houdende binnen Parijs, wael voirsien met goeden harnasse, also fijn van proeve alsof sij alle ridderen ende grote heren geweest hadden, ende waren also wael te harnasse van den hoofde totten voeten, ten getale toe van wael XXM, gewapent, ende dairtoe wail XXXM van dien Maelgets, ende so deden noch die van Parijs al hoir harnasmakeren wercken nacht ende dach, ende alle harnasse dat sij maken mochten was vercoft, ende wail betailt eer sijt upmaken konden. Nu merct doch wat vreselijker duvelye dit van deser gemeenten gheworden soude hebben ofs die cbninc in Vlaenderen tondergelegen hadde met dat edel geselscap dat hij dair voir hem gebracht hadde; men mach dat vrijliken vermoeden ende voir wair houden, dat dan alle ridderscappe ende edelhede doot ende verloren geweest soude hebben in FranckrijkeGa naar margenoot+, ende oic sowael in anderen landen; noch dat upstal van den Jacken en was nye so groit noch so anxtelijken als dit upstal geweest soude hebben. Oic mede hieven hem die kairelen up tot Ryemen, tot Chalons, ende uptie riviere van der Maerne, ende begonden alrede tselve ridderscappe dat thuys gebleven was, of die wiven ende kinderen der edelre mannen die mede met den coninc gereden waren, te dryegen; ende van gelijken begonden sij oic te doen tot Orlyens, tot Bloys, tot Ruwaen, in Normandyen, ende oic in Biauvoisijs; ende dese duvelye hadden sij int hooft begrepen, ende was hoir upset, alle tridderscappe overal doot te slaen, en hadde God hier niet sonderlinge selve in voirsien, gelijken ghij dat in die historie hierna noch sult horen verslaen. Doe die uuten castelryen van Cassel, van Bergen, | |
[pagina 302]
| |
van Bourburch, van Grevelingen, van Vuerne, van Duynkerken, van Poperingen, van Thoerhout, van Belle ende van Messenen vernamen dat die van Yperen cmmegegaen ende franssoys geworden waren, ende die stede van Yperen in des coninx handen gebracht hadden, ende dat se die coninc so guetliken ontfangen hadde in genaden, waren sij metter zake zeer beladen ende en wisten hoe doen, mer hadden ymmer te meer hope dat sij oic sijn genade genyeten souden; doch, doe sij dair wael up bedacht, waren, ghingen sij eendrachtelijken toe, elk in sijn castelrije, baeljuscappe ende meyerie, ende vingen alle hore cappiteinen, die Philps van Airtevelde in elke plaetse geset hadde, ende bonden hem handen ende voeten, dat sij hem niet ontcomen en konden, ende brachten se voir bemluden upten voirseiden berch van Yperen om dairmede des coninx genade te verwerven, seggende dair totten coninck, al roepende met luder stemmen, up hoir knyen liggende: ‘Genade, edel coninc van Franckrijke! genade! want wij setten onse lyven, goeden ende plaetsen dair wij woonachtich sijn, in uwer onderdanichede, ende, om u te vollen te bewijsen dat wij bekennen dat ghij onse rechte here sijt, so leveren wij u hier nu alle die cappiteinen, die ons Philps van Airtevelde geset hadde terwijlen hij ons crachtelijken ende tegens onsen wille in sine onderdanichede hilt ende regierde, om dairmede te doen uwen wille, want sij ons bedwongen ende beleedt hebben na horen wille’. Als die coninc dit van desen volke hoirde, wert hem van den heren bij hem wesende geraden dat hij se in genaden ontfaen soude, als hij dede, up condicien dat alle dese voirseide castelryen, hem tsamen leveren souden voir sine clene costen, als voirseit is, die somme van LXM francken, ende behoudelijken dat men hem oic sonder betalen | |
[pagina 303]
| |
afvoeren soude mogen alle vytalie, die men van beesten of greynen behoeven soude ende men te lande wairt in horen huysen noch vinden soude; mer sij souden verzekert wesen, niet gevangen, gebrant of meer gescat te wesen; ende hier genuechde hem allen wael mede, ende bedancten den coninck hoochelijken sijnre goederthierenheden ende genaden, doe sij sagen dat sij dairmede quijt mochten wesen; ende alle die cappiteinen Phillips toebehorende, die sijlude dair gebracht hadden, werden oic quijtgescouden met enen slach van enen snyenden zwairde twisschen die scouderen ende thooft, twelke boven upten berch geschiede. Ende, van alle dese tractaten ende dadingen, die men aldus metten luden maicte, en wert die grave van Vlaenderen nye eens omme toegesproken of over geroepen, noch in des coninx raedt, noch nyemant van sinen heren, ende, of hem dat wat verdroit, dat wist hij selver wael, niettemijn hij en hadts van alle die reyse anders niet; ende, noch hierenboven, so en was hijselve, noch engeen van sinen here of dienren, binnen alle dese reyse so coen dat sij hem ye uut der ordynantie hadden dorren vertrecken, of int lant spreyden uuter battailge van der vluegele dair hij ende sine lude toe geordyneert waren bij den meyster van den arbalestrieren, also sij meest Vlamingen waren, want die coninc hadde doen gebieden, up tlijff te verbueren, dat nyemant in sijn heer vlaems spreken en moste, noch vlaems pennairt dragen; aldus moste hij ende sijn volk buyten af alleen up hemselven bliven. |
|