Cronyke van Vlaenderen. Deel 1
(1898)–Jean Froissart– Auteursrecht onbekend
[pagina 268]
| |
Van hoe die Franssoysen geen passaidge over die brugge tot Comen en vonden, ende hoe sij een ander passaidge vonden buyten der Vlamingen wete.Gelijken dese voirseide ordynancie inhoudt so geschiedt, ende die voirhoede schiedt uut horen logijse des anderen dages vroeghe, ende reden na hoire ordynancie tot Comen wairt. Dair hadden doe here Joost van Haelwijn ende die here van Rambueres alrede met horen arbeyders vromelijken in die were geweest ende alle wegen wael geslecht. Dit was up enen manendach, dat die cognestabel ende marscalke van Franckrijke metter voirgairde aldus voir die brugge tot Comen quamen, ende, sij dairvoir gecomen wesende, mosten sij dairvoir toeven, want sij vonden dese brugge so gebroken ende mismaeckt, dat se onmogelijken weder te maken was, als ment keren woude ende dair letsel inne maken; ende oic lagen die Vlamingen met machten an die andere zijde van der riviere om dair te keren yemants overcoimste, wie of hoe machtich hij oic waere, die met luden mangelen ende versoeken souden willen; want sij lagen, so tot Comen in dorp, so bij tpassaidge van der brugge, wael IXM starck onder Pieter van Bosch, die dair hoir cappiteine was, die selve stont an die voete van der brugge uptie steenstrate, hebbende in sijn hant enen schonen hamer, ende thoonde eens stouten mans aensichte ende een onversaecht gelaet, ende scheen oic an sine manyeren dat hij dair nyemant over hebben en woude, mer woude dat met machte wederstaen, want hij hadde dair an die een zijde van der rivieren, an beiden sijden van der brugge, geordyneert in battailgen sine Vlamingen zeer heerlijken ende wael te hernasse, boven IIIIM gewapent, | |
[pagina 269]
| |
ende hadde noch dair vaste bij een rugge van VM gewapent, die up sijn hant wachten ende waren tot sinen dienste bereyt. Nu stont ter ander zijden der rivieren die cognostabel ende heren uut Franckrijke, ende sagen vaste over die manyeren, ende ymagineerden zeer hoe sij beste overcomen souden an die ander zijde, want sij gevoelden wael dat hem onmogelijken was dair over die brugge te comen, sij en moste eerst wedergemaict wesen. Dair deden sij doe van horen gesellen rijden boven ende beneden der bruggen, om te sien of sij yewers enich gront of passaidge vinden souden mogen; sij quamen alle weder ende en konden nyewers geen passaidge vinden, ten waere gedaen geweest om hoir alre lijf, ende dit gaven sij horen heren te kennen; dair doe die cognestabel zeer in tonvreden was, ende seyde:‘Wij hebben qualijken beraden geweest desen wech te nemen, het hadde ons vele oirbairlijker geweest datGa naar margenoot+ wij Sint Omers toegereyst hadden, of over die Scelt tot Doirnicke gereden, na des heren raedt van Couchy, ende voirt int heer voir Oudenairden getogen, ende hadden dair onse vyanden bevochten, na dien wijse doch willen bevechten, sij sijn so hoverdich, sij souden ons vrylich dair wael verbeyt hebben dan alhier aldus verlegen te bliven liggen’. Doe sprac dair here Lodewijck van Sancerre totten cognestabel: ‘Here, nadien wij nu hier sijn, radick dat wij ons hier nederslaen ende bliven hier desen nachte meer, ende logieren onse volk ten besten dat wij sullen mogen; ende laet ons, als wij haestelixte mogen, tot Rijsel senden om scepen ende horden; so mogen wij morgen, enne God wille, selve ene brugge maken over die riviere met desen scepen ende horden, ende helpen onsselven so over, nadien dat wij gene betere noch andere wegen vinden en konden. Doe sprack here Joost van Hael- | |
[pagina 270]
| |
wijn: ‘Dien raedt is al te vergeefs, ende dat bij dese reden: die scepen, die ons van Rijsel comen sullen langes die Leye, die mesten doir die brugge tot Menen, ende, als ghij weet, so is die brugge al te broken, ende, dat quader is, die Vlamingen hebben die riviere omtrent der brugge so zeer doirgestaect met blinden palen ende voirt dat so doirgecruyst met andere houtwerck, dat dat onmogelijken waere enich scip of gereetscap dairdoir te mogen crijgen’. ‘So en weet ic niet wat seggen’, sprack die cognestabel toe, ‘so ist dan beste dat wij den wech na Aryen nemen ende lijden dair over die Leye, nadien wij hier niet over en mogen’. Terwijlen die cognestabel ende marscalken ende die andere cappiteinen ende heren uut Franckrijke aldus voir Comen stonden ende spraken, ende waren temael in der zaken bedraeyt, ende en wisten niet wael hoe noch wesweechs sij inslaen wilden, lagen dair vaste van dien anderen vromen ridderen ende edele mannen, die dair mede waeren ende niet mede te rade geweest en waren, ende hengelden die een hier, die ander dair, ende sochten met suptijlheden, elc up ene sonderlange manyere; ende oic waeren sij een deel, die hier dit rencontre ende wederscutten van der bruggen wael te voren vermoeden ende besorghden; die als vrome mannen altijt om ridderlijken vermairt ende in hoire vromicheden bekent te werden, hadden zeer dairup geymagineert ende ghestudeert hoe sij beste over die riviere van der Leye comen souden, want sij dair lijf ende goet omme wagen wouden, updat sij dan so voirt bij hoere vyanden comen ende die bevechten souden mogen, die dair over dit passaidge lagen, ende hadden, een deel haere, hierup een heymelick upset gemaict, als ghij hier nu hoeren sult. | |
[pagina 271]
| |
Enen dach of twee te voren eer die voirhoede doir Rijsel leedt na der brugge tot Comen, so hadde die here van Saintpy met zommigen anderen ridderen en edelen mannen, so uut Henegouwen, uut Vlaenderen, uut Arthoys ende oic uut Franckrijke, enen heymeliken raedt gehouden, ende upset gemaict, als voirseit is, buyten weten des cognestabels of der marscalken, mer waren dair af gesloten hoir upset niet te gebruken, sij en zagen dat men geen beter wegen vinden en konde of en wiste, ende dan wouden sij hoir upset besoeken ende anliggen; ende hierup hadde die here van Saintpy te Rijsel doen laden ene scuyte met zommygen plancken ende vele coirden up enen wagen, ende liet hem die nade volligen here Herbans van Velleperche ende here Jan van Roye, die in dese reyse gesellen ter wapene waren, ende oic over dit upset gegaen hadden, hadden oic ene scuyte met voirt groten ende langen plancken ende reepen doen laden ende met wagenen hem die doen volligen. Nu waren dair noch van desen upsette here Heynrick van Mamy, here Jan van Maletraet ende here Jan Chandron, bertoenen; dese hadden oic ene scuyte met plancken ende ander gereetscap tot Rijsel up wagenen doen laden ende hemluden na doen voeren, ende quam eerst des heren scuyt van Saintpy alleen, sonder die ander twee waal een quartier van ene myle weechs uptie riviere beneden der bruggen, dair enen groten hope van theer lach. Ende als die here van Saintpy met sinen gesellen sagen dat onder denghenen die die overste waren, dair goet raedt duyer was, ghingen sij heymelijken te wercken, ende hoir upset was dat sij met clenen scuytkijns die riviere wael overcomen souden tot zommigen steden, also sij niet al te breet en is, ende wouden eerst met een scuytkijn overvaren ende | |
[pagina 272]
| |
an der vyanden zijde een plancke met palen vaste maken ende dair ene starcke coirde vast an voelen, ende dan met dat scuytkin weder an hoir zijde overcomen, ende makent dair oic met plancken vast, ende bringen dair dat ander eynde van der coirde, ende maken dat eynde dair vast an; ende dan so wouden sij dat scuytkijn dair vast met II rijdende poleyen vast an dese coirde maken, ende, so wanneer men dan dat scuytkijn los liet gaen, so scoit dat dan van selfs met die strome langes die coirde over an die ander zijde; ende an dat scuytkijn was een coirde oic vastgemaict, dair ment weder mede overhalen mochte alst al over an ander zijde gelopen was; ende meenden also te voet over te comen, dats hoir vyanden die an die brugge tot Comen lagen niet en souden gewaire werden, ende souden dan van afteren tot hemluden comen ende winnen hem tpassaidge ende oic lijf ende goet af. Ende, also sijt begrepen hadden, deden sij ende maicten een lichtvairdich passaidge; hieraf gebeurde dat die cognestabel ende Ga naar margenoot+marscalken ymmers wat verhoirden, dat dese vrome mannen lagen ende arbeyden heymeliken beneden hen, afin dese riviere, in meninge om een passaidge dair te maken; ende dese cognestabel en andere lagen noch voir die brugge tot Comen, sodat die cognestabel, dit vernemende, sprac tot here Lodewijck van Sancerre, marscalk, seggende: ‘Gaet doch tot dair, ende siet over wat dat is, dat sij dair maken, ende oft u dunct behouden arbeyt wesen dat sij dair doen, ende of men bij horen wercke passaidge dair soude vinden, als ons nu hier bij gebracht is; ende, dunct u dat hoir sake doenlijken is, so laet dair dan een deel overlijden’. Die marscalk dede also, ende, hij dair gecomen wesende, bereyden hem alle die jonge ende vrome ridderen ende edele mannen, om elc over te | |
[pagina 273]
| |
wesen, want hoir werck was rede ende vast int water gemaict; ende, recht als sij hem aldus stonden ende bereyden om over te willen wesen, indien sij oirlof van den marscalk gecrijgen konden, die dair tot hem gecomen was, quam die coninc selve dair rijden, met enen al te groten hope van ridderen ende knechten in sijn geselscap hebbende; denwelken coninc den wech geopent wert, alst wael betaemde, ende hij reedt dair tot uptie riviere ende sach dair zeer gairne an dat begrijp van den edelen mannen, ende dat werck dat sij dair uptie scuytkijns te samen gebracht en gemaict hadden. Dair sprack doe die here van Saintpy totten marscalk: ‘Here, wildy ons ons oirloven over te gaen’. ‘Ja ic’, sprack die marscalk, ‘mer, kindere’, sprac hij, ‘ghij set uselven in groter aventueren, want, wisten uwe vyanden die hier bij tot Comen leggen uwe overcoomste ende upset, sij souden u groten laste ende scade an mogen doen, ende wij en souden u niet te hulpe mogen comen’. Doe antwoirde die here van Saintpy weder: ‘Here, die hem niet en aventuert die en heeft niet, wij sullen overvaren in den name Goods ende des rijdders sinte Jorijs, ende dat sullen wij, hoop ic, eer mergen den dach bewijsen an onse vyanden, want wij willen in den hope slaen, enne God wil’. Daer sette doe die here van Saintpy sijn standairt voir hem, ende tradt alre eerst in dat scuytkijn, ende hem vollichden also vele mannen als dairinne gaen mochten tot enen mael, ende waren mer IX, ende, mettie coirden die sij van die ene walle totter andere gaende vastgemaict hadden, gleden sij dair metter stromen al te zeer cort over, ende, terstont sij over wesende, sloegen sij hem neder ende hilden hem zeer bedect ende heymelijken in ene ruychte die dair vaste bij stont, updat die vyanden hoire niet gewair en souden | |
[pagina 274]
| |
werden. Als dese over waren, wert dat scuytkijn met sijnre coirden weder overgehaelt; doe quam na over die grave van Conversant, here van Adingen, met sine banner, ende met hem die here van Vertain ende here Fierenbras, sijn broeder, met horen standairden oic; sij negen over, ende, terwijlen sij aldus overvarende waren met dit scuytken, quamen dair die andere twee scuytkins, die den Bertoenen ende here Harbaut ende here Jan van Roye toebehoirden, met hoiren gereetscappe, ende die werden terstont mede in die riviere gebracht ende vastgemaict geliken dat eerste scuytkyn. Dair leden doe over die riviere dese heren, ende twaren alle edele mannen ende vroom ter wapene die dair overleden, ende anders geen; ende dit geselscap leedt so vrolijken ende waelgemoet over, dat dat zeer genoechlijck ende heerlick an te sien was; mer was wair dat, en hadde geweest die marscalk diet verhoede ende hemluden by ordynancie liet overvaren, nadat die scuytkijns dragen mochten, dair soude last van dreincken gebuert hebben; sij souden die scuyten so met hemluden overladen hebben, dat sij te gronde gegaen ende alle hoir touwe ende gereetscappe te broken hebben, want elc woude die eerste over geweest hebben, ende dat en mochte also niet sijn, mer al bij mate ende zedichede. Dese tijdingen quamen den cognestabel ende heren die voir die brugge tot Comen lagen, hoedat hoir volk vaste overbrugden; doe sprack die cognestabel totten here van Rens: ‘Ic bids u, gaet doch tot dair, ende overziet dit passaidge, oft oic yets wairt is ende of onse volk oic dair so licht ende geringe overcomen als men ons bijbringht’. Als die here van Reus dit hoirde, en creech hij nye so bliden bevele in menygen tijden als van dair te trecken, ende terstont hij up ende te pairde, ende sijn sporen | |
[pagina 275]
| |
te wercke tot hij dair quam, ende oic alle sijn geselscap met hem, tot wael LX manne van wapene. Als hij an dit passaidge quam, dair die gesellen dus oversceepten, waren hoire alrede over an die andere zijde wael 1 1/2C gewapent, ende hij terstont af van den pairde te voete, seggende: ‘Enne God wille, ick sal mede over’, ende en mochts hem die marscalk van Franckrijke niet benemen. Dese tijdinge quam den cognestabel, als dat sijn neve van Reus mede over was, ende, hij dit horende, bleef hij een cort staen zwijgen ende fantazerende, ende, doe dat over was, riep hij ende beval dat men die arbalestriers voirt soude doen comen, seggende: ‘Gesellen metten bogen, toe! toe! laet ons dese Vlamingen wat te doen geven met scermutsen, updat sij met ons hier sovele te doen mogen hebben dat sij niet gewair en worden dat onse lude overscepen; want, waeren sij so ledich dat sij omtrent mochten dwalen ende vernemen van hoir overscepen, sij souden terstont dat veer te nyete maken, ende slaent alle doit dat an hoir zijde is; ende, wairachtelijken, ic wair liever selve doot dan dat edel geselscap dat misval wedervaren soude. Dair quamen doe alle diegene arbalestriers metten starcken windaesbogen ende oic dat voetvolk voirt, dairre vele onder was die hantbussen hadden die men dragen mochte, die goede steencleenappels groot ende oic yseren cloten schoten; ende dair lagen sij mede, ende casten over gene brugge tot int dorp van Comen toe, sodat hier ene grote ende starcke scermutsingeGa naar margenoot+ uprees, ende scheen ant gewairde dat die van der voirhoede enichsins over die brugge wesen wouden, tcoste dat mochte; ende ghene Vlamingen stonden after hore pavaysen, die sij te passe voir hemluden an hoir zijde geset hadden, als diegene diet vromelijken weren wouden, als sij deden. Dair duerde dit | |
[pagina 276]
| |
schieten met gavelotten, met bogen ende met bussen allen dien dach, ende was up enen manendach totten laten avont toe; oic so en waren die dagen doe niet lanck, want doe laet in jair was; ende altijt voeren sij over tpassaidge, sonder uphouden, allen dat sij mochten, ende bedecten hem ende vergaderden hem al starck in die voirseide ruychte van gheclote willigen, diere dairbij een groit deel over enen hope stonden, ende verwachten dair malkander. Nu wilt doch overdeincken in wat groter laste ende aventuere hemselven dit edel, vrome gheselscappe brachten, want, haddens die tot Comen off andere bruggen lagen yet gewair geworden, sij souden alle den hope of ymmer tmeeste deel dair tot horen wille gehadt ende ghemoirt, ende scuyten, plancken, repen ende alle den bras tot horen voirdeel gehouden hebben; mer God was hoir vreendt, ende scheen dat hij believen ende consenteren wilde dat der Vlamingen hoverdie te nyete gedaen soude werden. |