Cronyke van Vlaenderen. Deel 1
(1898)–Jean Froissart– Auteursrecht onbekendVan den boden die Phillips van Airthevelde zandt in Franckrijke ende oic in Engelant, oic mede van heren Perducas doot van LambretsDese Phillips van Airthevelde wert ten sinne, om sine zake bet te verwen ende om oic dairbij te vernemen wat gerufte van hem in Franckrijke ghinck ende wat men dair van hem seide, dat hij tlant van Vlaenderen an den coninc soude doen scriven, hemluden beveynsdelijken veroitmoedigen, ende hem zeer biddende dat hij hem onledich maken wilde om hemluden te bringen an ene gehele zoene metten grave, horen here; van welker ymaginacie, terstont als hij dese woirde voir den volke updede, wert hijs gelooft also in der bester vormen te doen scriven. Dair dede hij enen zeer zoeten ende waelgeformeerden brief scriven an den coninc van Franckrijke ende an sinen rade, die te mael vreendelijken lude, met welken brief hij enen bode bij den coninc zandt, den bode bevelende dat hij bij den coninck van Franckrijke rijden soude ende hemselven desen brief presenteren ende geven. Dese bode reedt met den brief tot Senlijs | |
[pagina 224]
| |
toe, dair hij den coninc met sinen omen vant, ende dair presenteerde hij den coninc den brief; die coninc ontfincken ende deden lesen in tegenswoirdicheit sijnre omen ende oick van sinen rade. Als desen brief gelesen was ende wael verstaen, en wert dair niet dan omme gelachen, ende dair wert doe geordyneert dat men dese bode dair houden ende vangenisse setten sonde, omdat hij sonder geleide voir den coninc was gecomen. Dit geschiede also, ende dese bode bleef doe dair wael VI weken gevangen leggen, ende, als Phillips dit vernam nam hijt in groter onwairden, ende ontboit alle sine cappiteinen van den heer bij hem, ende sprack tot hemluden, seggende: ‘Nu moechdy sien die ere die ons die coninck van Franckrijke bewijst, onsen bode gevangen te houden, dair wij hem so oitmoedelijken ende vreendelijken an gescreven hebben; Ga naar margenoot+wat leecht dairan? ghij en wilt my niet geloven, mer wij sullen al te lange beyden van ons metten Engelsen te verbinden, ende ons mochte dair noch wael eens lede an geschien; ende en deinct die contrarie niet, dat die hertoge van Bourgongen die nu in Franckrijke alle tbewint, heeft ende den coninc bringt dair hij wille, alsoit noch een kint is, die zaken in aldustanygen schine sal laten bliven staen als sij nu sijn; neen hij, vrilick; neempt eerst exempel an onsen bode, die hij so oneerbairliken heeft gehouden. Noch segge ict, dat ons van groten node is an den Engelsen te scriven om vele zake wille, ende eerst om den gemeenen oirboir des lants van Vlaenderen, ten anderen om ons selven te verzekeren, ende ten derden om onse vyanden dair oic mede te vervaren ende in sorgen te bringen. Wij hebben goet te senden X of XII van onsen notabelsten mannen an den coninc van Engelant, bij denwelken dan tgerufte | |
[pagina 225]
| |
voir den coninc van Franckrijke ende sinen rade comen sal, ende dan menen dat wij ons metten, coninc van Engelant, sinen vyandt, verbinden sullen willen, ende jagen hem desen sorghe an; ende dat wij nochtans so geringe niet en sluyten te verbinden ten sij ons van meerre node dant noch is; mer my dunct dat onse lude die wij dair senden sullen wael een intreden van eenen verbande maken mogen metten coninc van Engelant ende sinen rade, ende dairna heyschenne alsulke IICM oude scilde, als mijn vader Jacop van Airthevelde ende tlant van Vlaenderen den coninc van Engelant leenden, doe hij voir Doirnicke lach, om sine soudenairs doe dairmede te betalen; ende hierup mogen wij onse lude met eeren ende met reden dair int rijke senden, ende den coninc van Engelant ende sinen omen te seggen alsdat gemene lant van Vlaenderen ende die goede steden dairinne gelegen, die dit gelt leenden, dit nu doen bij u an hem verzoeken om dat weder te hebben. Ende tot wat tijden die coninc ons van der voirseider somme dairinne tegens ons verbonden is, voldaen ende al betaelt wesen sal, sal hij ende sijn volk enen schonen vryen inganck hebben om in Vlaenderen te comen mogen, ende aldus’, sprac Phillips, ‘sullen wij ons selven behelpen metten onsen, ende wij en connen nymmermeer lichtelijker onse gelt wedercrijgen dan nu aldus, want die coninc van Engelant en sal hem niet ontgaen laten, mach hij, te crijgen enen duerganck ende vreenscappe ende verbant in ende met alsulken lant als tlant van Vlaenderen is nu tegenwoirdich, want, merct selve, die coninc van Engelant en heeft an alle die custe van der zee twischen Bordiaus ende der Sluys ene havene niet, dair hij vry incomen of landen mach om in Franckrijke te comen, dan | |
[pagina 226]
| |
Calays, Chyerebourch ende Brest, sodat hemluden tlant van Vlaenderen herde zeer wael dienen sal, want dat hele lant van Bertangen is fransois geworden ende heeft den coninc van Franckrijke enen eedt gedaen, ende, al en wair hij geen franssoys, so soude hijt doch nu werden om sijns ooms zoons willen, den grave van Vlaenderen’. Uptie welke woirden aldus bij Phillips gesproken wesende, antwoirden alle diegene die hij dair bij hem te rade geroepen hadde, seggende: ‘Phillips, ghij hebt wael ende wijseliken gesproken, ende wij willen dat dit also gedaen werde, ende die anders soude willen en meende die welvairt des lants van Vlaenderen niet’. Phillips van Airthevelde, die hier niet up en sliep, mer ordyneerde up dese opynien ende screet hieraf an Pieter van Bosch ende an Pieter die Muytere, die cappiteinen tot. Brugge waren, ende oic an die van Yperen ende van Cortrijken, denwelken dit alle also goet gedaen dochte. Des dair doe toe gecoren werden uuten goeden steden van Vlaenderen, uut elke goede stede een of twee ende uutie stede van Ghendt zesse; ende alre eerst so wert, dairtoe gecoren Franssoys Ackerman, Raesse van Wairde, Lodewijc van Bosch, here Jan Scotelair, Martyn Voederwair, Jacop die Brouwere, ende enen clerck met hemluden, die bij paews Urbaen gecoren hadde geweest om biscop tot Gendt te wesen, want meester Jan West, die deken van Onser Liever Vrouwen tot Doirnicke geweest hadde, die hadde in sinen tijden voirtgeset dat men tot Ghendt enen biscop maken soude, ende die soude alle die vruchten hebben die die biscop van Doirnicke aldair gehadt hadden. Als dese XII gecoren burgeren uut Vlaenderen alle bereyt waren ende geinformeert van haire | |
[pagina 227]
| |
boodtscappen die sij seggen souden den coninc van Engelant, namen sij oirlof van horen volke ende schieden uuten heere dat lach voir Oudenairden omtrent int eerste der maent van Julio, ende reden so lange dat sij tot Calays quamen, dair se die cappiteine van der stede, here Jan van Werves, zeer blijdelijken ontfinck, ende, als hij vernam van hemluden dat sij over in Engelant bij den coninc wilden, bezorghde hij hemluden van goeder scepingen ende passaige, sodat sij dair mer III dagen en toefden, ende dair ghingen sij tscepe in goeden were ende winde, ende waren zeer cort over tot Dovers; ende van dair reden sij voirt tot Lonnen, up welker tijt die coninc aldair lach lot Westmonster, ende bij hem van sinen raden, here Jan van Montagu, here Symon Burle ende here Willem van Biaucamp, ende waren dair onledich om te erven ende te vestigen heren Perducas van Labrets in alle die bannerhofsteden ende heerlicheden van Chaumont in Gasscongen,Ga naar margenoot+ welken goeden in des coninx handen gecomen waren bij besterften, twelke aldus toequam: coninc Eduwairt hadde dese goeden voirtijts gegeven enen genoemt here Jan Chandons, die se besat sinen levenlang; dairna gaf se die coninc enen geheten here Thomas Felleton; nu was dese here Thomas aflivich gewoirden, ende aldus waren sij nu weder an den coninc bestorven; ende dese heerlicheden lagen tot sulker plaetsen dat se niet lange onbeheert leggen en mochten, want sij lagen vaste an des heren heerlicheden van Labrets, die in den tijden goed franssoys was, ende, want here Perducas een vroom ridder was, die coninc Eduwairt, Ritchairt ende den prince ende oic tlant van Bourdeloys wael ende truwelijken gedient hadde wael den tijdt van XXX jair lang, wouden die coninc hiermede loven voir | |
[pagina 228]
| |
sinen truwen dienst; oic mede was hij so vromen man dat hij tsyne wael soude dorren houden tegens yemant, wie hij ware. |