Cronyke van Vlaenderen. Deel 1
(1898)–Jean Froissart– Auteursrecht onbekendHoe die van Gendt ende haere vreenden van den edelen mannen uut Vlaenderen, die metten grave toe waren, gequellet waren an allen zijden, [ende van der doot heren Bertrams van Gleskijn, cognestabel van Franckrijke]Als die van Gendt hem dus zeer gequellet sagen ende beschadich van den edelen mannen uut Vlaenderen ende van anderen landen, wairen sijs zeer qualic te vreden, ende wairen in den sinne te scriven an den grave van Henegouwen, dat hij sine ondersaten, als die edele ende andere guede mannen uut Hene- | |
[pagina 82]
| |
gouwen, weder thuys hadden willen ontbieden, die se aldus anoirloichden, mer, doe sij hemselven hier wall op bedachten, vonden sij wail dat sij niet bedreven en souden hebben, want hertoge Aelbrecht en soudts doch niet gedaen hebben. Oic so en wouden sijs niet toirnich maken, noch en wouden hem oic enige saken te voiren leggen, dair sij hem enigen toirren of murmureringe mede angedaen mochten hebben, also sij hem noch sine landen niet ontberen en mochten, want, hoeveer hemluden Hollant, Zelandt ende Henegouwen voir gesloten hadde geweest, so bekenneden sij hem voir verloren lude te wesen, sodat sij hieromme van dien propose van hem te scriven vielen, mer sij namen enen anderen raet, dat was dat sij scriven souden in Henegouwen an den edelen ridderen ende knechten aldair, die erf of renten ommetrent of in die castelrye van Gendt hadden liggen, dat sij hem wouden comen dienen of sij souden hem hoir renten benemen. Desen raet ginc voirt, sij screven dese brieven uut, mer dair en gaf niemant omme, noch niemant en quam bij hemluden tot Gendt. Ende bijsonder so hadden sij gescreven an den here van Antoing, here Huge, die een erfcasteleyn van Gendt was, dat hij bij hem quame ende bewairde sinen dienst, of sij souden hem sine renten benemen ende souden oic sijn slot van Vienne ommewerpen; dair hem die here van Antoing weder ter antwoirde weder op screef, dat hij se gairne dienen soude, mer Ga naar margenoot+dat soude tot hoire grondelose verderfnisse wesen; ende dat sij vrijlic geen betruwen noch gelove op hem en setten, want hij soude hemluden een hert viandt ende zeer tegens wesen; ende hij en hilt niet van hemluden, ende en woude oic niet van hem houden, dan allene van sinen here van Vlaenderen, dien waire hij sculdich dienste ende onder- | |
[pagina 83]
| |
danicheyt. Twelke desen here van Antoing die van Gendt wail hilt, want hij oirloichde een doitlijc oirloich tegens hemluden ende dede hem al te groten laste ende scade an, ende hij dede sijn slot van Vyenne provanden van alle des tbehoefde ende oic van volke, dair die stede van Geertsberge, die Gents was, zeer af gequellet plach te worden. Oic mede die here van Adingen, genoemt Wouter, die doe ter tijt noch een jonck jonker was ende van groten wille ende begeerte ten oirloge, dede hemluden oic groit verdriet ende spijdicheden an. Aldus leet alle desen tijt duer, ende en dorsten die van Gendt niet uut hoir stede reysen dan mit enen groten hope, mer, als sij hoir vianden dan overquamen, en hadden sij dair gene genade over, mer sloegent alle doit. Aldus rees ende wies in fellicheden dit oirloge twischen den grave ende die van Gendt, dat dairna wail CM menschen lijf twewerf coste; ende en wert dairna nauwe connen gevonden werden een eynde noch zoene van desen oirloge, want die cappyteynnen van Gendt vonden hem so bruekich tegens hoiren here den grave, ende dan tegens den hertoge van Bourgongen, dat sij genen hope en hadden dat sij enige dadinge souden mogen maken ende bescriven, bezegelen ende bezweren, die men hemluden houden soude mogen, of dat sij ymmermeer tot zoene souden comen mogen, ten soude hemluden tlijf costen; welke zorge hemluden dede bliven in hoire opynien ende oirloge stoutelijken ende overdadelijken, dairt hemluden meest tot allen tijden wail of verginc voir hoiren opsetten ende begrip, als ghij in deser historyen hierna wail hoiren sult. Die grave van Vlaenderen, liggende tot Rijsel, verhoirde alle dage scerpe tijdinge van die van Gendt, van hoe sij alle dage bernden ende blakeerden ende | |
[pagina 84]
| |
ternederworpen sijne ende sijnre edelre luden slotene, dair hij qualiken in te vreden was, ende plach dan dairop te seggen dat hij noch eens alsulke wrake dairof doen soude, dat hij die stede van Gendt an colen leggen soude, ende alle die andere rebelle mede, ende ginc die grave toe, om te sterker te wesen tegens die Gentoyseren, ende dede alle die ballinge uut Vlaenderen weder int landt comen vrij, ende vergaft hem alle, ende gaf hem tlant te voiren om te wederstaen die Witte Caproenen; ende hij sette hemluden II edele mannen tot cappyteynen, als die Galoys van Masmyn ende Pieter van Stevelinck. Dese II cappyteynen, mit hoiren ruyteren, voerden des graven bannier mit hemluden, ende lagen omtrint III weken twischen Oudenairden ende Cortrijke optie Leye, dair sij groten scade deden. Als Raessche van Herzele tghestant van desen ballingen hadde vernomen, toich hij uut Gendt mit die Witte Caproenen ende quam tot Dunsem, menende die ballingen dairomtrint vernomen te hebben; mer neen, hij en vandt dair niemant, want, doe die ballingen vernamen dat die Gentoyseren uutquamen, schieden sij van daen ende togen ommetrint Tournasijs, int lant van Pevelle, omtrint Orchys, Laydam, Rougij ende Dourlan, ende dair hilden sij hem so dat die coopman twischen Doirnike ende Douway niet reysen of verkeren en dorsten, om der ballingen willen. Ende was doe een gemeen seggen dat die Gentoyseren voir Rijsel souden comen, ende beleggen den grave dairbinnen, ende, om dit opset te volbringen, so tractierden sij Ga naar margenoot+doe ten tijden zeer mit die van Brugge ende die van Yperen; ende sij hadden die steden van Geertsberge, van Cortrijke, etc. tot hem; mer die van Brugge ende die van Yperen stonden noch al in enen twivel, wat sij doen wouden of laten, want die | |
[pagina 85]
| |
grote ende rijke van desen tween steden en waren mitten clenen volke van den ambachten niet eendrachtich, ende seyden wail dat ene grote zotheyt wesen soude te trecken ende een beligge te doen so verde van huys als voir Rijsel. Oic mede so mochte die grave, hoiren here, grote ende zwaire verbanden hebben mitten coninc van Franckrijc, als hij tot anderen tijden wail gehadt heeft, dair hij af geholpen ende gesterct soude mogen werden. Dese sorge ende twyvele hilden dese guede steden van Vlaenderen desen somer thuys blivende, dat dair doe tot geenre stadt beligge gemaict en wert. Ende, opdat die grave geen bejach van enyge dadinge verwerven en soude an sinen neve ende sone van Bourgongen, hadden zij zeer vriendelijken ende minlijke brieve gescreven an den coninc van Franckrijc, hem dairin onderwijsende dat hij hem doch duer God niet en wilde dairtoe laten raden hemluden te bescadigen, want sijlude van Gendt mit hoiren vrienden en begeerden niet anders te bewijsen an den coninc ende an sijn rijke, niet dan gunste ende alle onderdanichede, ende dat hij vinden soude in der waerheyt dat hoir here hemluden anoirloichde mit groter sonden ende onrecht; ende alle dat sij deden en was niet dan om haire rechten ende vrijheden te onderhouden, die hoir here hem benemen, afbreken ende te niete maken woude, ende dat hij hemluden een al te wreden here waire; sodat die coninc redelijken genoech totten Gentoyseren genegen wert, ende en gaf dair niet al te veel omme, hoe dat zijt maicten. Ende so en dede oic sijn brueder, die hertoich van Angouwen, want, al was die grave van Vlaenderen hoir neve, so en stondt hij nochtans niet al te zeer in des coninx noch sijns broeders gracie, om der saken wille van den hertoich van | |
[pagina 86]
| |
Bertangen, die hij bij hem gehouden ende onthouden hadde enen lange tijt in sinen lande tegens hoiren wille. Aldus en gaven sij niet veel dair omme, hoet hem ginck, ende so en deedt oic paews Clement, ende die plach te seggen dat God den grave dese roede angesent hadde omdat hij tegens hem geweest was.
Ga naar margenoot+Nu willen wij ons wederkeren totten saken van Vlanderen, die gebuerde binnen desen tijden dat dese grave van Boskimchem sijn reyse dede van Calys af, duer tconinckrijck van Franckrijck, tot in Bertangen, hoe hem die van Gendt doe gedroegen, ende oic van den grave Lodewijck van Vlanderen, horen here, hoe die persevereerde ende voerde een zwair ende hart oirloge tegens dien van Gendt. |