Verbeteringen en aanvullingen.
Blz. 10. Over de liederen op Graaf Floris zie men ook het belangrijk stuk van L.Ph.C. van den Bergh, De geslachten van Velsen en Woerden, mitsgaders de Aanteekening van Prof. R. Fruin die er op volgt, in de Bijdragen voor vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, deel VII, blz. 29 en vg.
Blz. 16. Vóór den titel: 1338. Van cort Rozijn leze men het nr. VIII in de plaats van VII.
Blz. 64. In de muziek (laatsten regel) leze men:
Blz. 65. Onder de muziek (tweeden regel) lees maect dy dus seere en niet deere.
Blz. 68. In de muziek (vierden regel) leze men:
- bee - le, dat vrou - we - lijc
Blz. 69. In den titel van nr. LX, lees 1527 en niet 1537.
Soms hebben de stedelijke magistraten het zingen van historische spotliederen verboden. Aldus te Leuven (25 Oct. 1444): ‘Om deswille dat alrehande personen onlanx begonden hebben te oppenbaren met dichten oft sange zekere woorden, die gedragen in schempten Roelof Roelofs ende anderen ende oic mede in spottinghen van der stad.’ Verboden op straf eener bedevaart ‘te Sinte Theewouts in Elseten’ (in den Elzas). Stadsarchief van Leuven, Ordonnantie Boeck 9, fol. 64 verso, aangehaald door E. van Even, Mengelingen voor vaderl. geschiedenis, in Serrure's Vaderl. museum, deel III, blz. 38, 39. - Aldus ook te Kampen (22 Maart 1457): ‘Dat een jgelic syne kinderen ende boeden alsoe berichte ende onderwyse, dat si dat lied van den Bourgonier voir Deventer gemaeckt, niet en singen, bij C. schillingen; ende wie dat melde, sal die kuer half hebn.’ Hertog Philips van Bourgondië, vader van den Utrechtschen bisschop David van Bourgondië, was in 1456 mislukt in zijne belegering van Deventer; daarop liep waarschijnlijk het te Kampen verboden spotlied. (J.I. van Doorninck en J. Nanninga Uitterdijk, Bijdragen tot de geschiedenis van Overijssel, deel II, blz. 281; stadsarchief van Kampen, Digestum vetus, fol. 17.)