Natuurlyke historie van Holland. Deel 8
(1810)–J. le Francq van Berkhey– Auteursrechtvrij
[pagina 377]
| ||||||||||||||||||
Vijfde afdeeling.
| ||||||||||||||||||
[pagina 378]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Indien wij alle de gevoelens en redeneringen der Geleerden, zoo Genees- als Heelkundigen, wilden aanvoeren en met elkander vergelijken, zoo zouden wij, te dezen aanzien, te uitgebreid worden en minder verstaanbaar voor den Landman zijn, (voor welken wij toch ook schrijven), als wij ons hebben voorgenomen. Om deze redenen zullen wij ons voornamelijk bepalen tot het mededeelen van al zulke authentieke stukken en opgave van geneesmiddelen, als er van tijd tot tijd op gezag der Regering of volgens beproefde ondervinding van hun, door welke dezelve zijn medegedeeld, zijn bekend gemaakt, en meestal bij de onderscheidene Schrijvers niet te vinden zijn. Omtrent gezegde stukken moeten wij nog melden, dat in dezelve meestal de raad-gevingen ter voorbehoeding, en andere omstandigheden, met de opgave der geneesmiddelen en verdere behandeling in een en hetzelfde stuk voorkomende, wij elk stuk alzoo in deszelfs geheel mededeelen, in plaats van dezelve te verdeelen en in voorbehoedende en in genezende te onderscheiden, alzoo wij in het laatste geval telkens dezelfde stukken weder zouden moeten aanhalen. Nog moeten wij met een woord hier melden, dat verscheiden stukken, welke hier volgen, gezonden zijn aan Hun Hoog Mog. de Staten Generaal, en aan Hun Ed. Gr. Mog. de Staten van Holland, als door welke, als mede door de Heeren Staten van | ||||||||||||||||||
[pagina 379]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Vriesland en Utrecht, aanzienlijke premien zijn uitgeloofd geworden op de ontdekking der beste geneeswijze van deze verschrikkelijke ziekte, en behandeling van het Rundvee gedurende dezelve: als mede dat verscheiden van die stukken op order van genoemde Staten zijn gedrukt en publiek gemaakt, terwijl anderen van tijd tot tijd in Couranten en andere schriften zijn medegedeeld. Ga naar margenoot+Wij zullen dan een aanvang maken met de mededeeling der door ons bedoelde stukken, en beginnen met eene Ordonnantie van Z.M. den Koning van Pruissen, in dato den 13. Augustus 1749, welke qp last der Heeren Staten, in het Nederduitsch, Op 's Lands Drukkerij in 's Hage gedrukt is; dezelve is van den volgenden inhoud: | ||||||||||||||||||
‘Ordonnantie, gepubliceerd in het Gebied van Zijne Majesteit den Koning van Pruissen, bij gelegenheid van de sterfte onder het Rundvee, inhoudende eene nieuwe, en aldaar met succes beproefde, manier, om hetzelve tegen den aanval en voortgang van die kwaal te preserveren.’Ga naar margenoot+‘Nademaal Zijne Koninklijke Majesteit van Pruissen enz, onze allergenadigste Heer, bereids door de Edicten, den 20. October 1746 en 24. December 1729 allergenadigst geëmaneerd, aanwijzinge heeft la | ||||||||||||||||||
[pagina 380]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ten doen, welke precautien en dispositien te nemen zijn bij het ontstaan van eene sterfte onder het Rundvee, daarin ook teffens de middelen aanwijzende, hoe de zieke Beesten wederom te herstellen zouden zijn; maar evenwel bij de ziekte der Beesten, sedert eenige jaren in den Lande hier en daar vernomen, opgemerkt is geworden, dat het gene in de bovengemelde Edicten voorgeschreven is, niet genoegzaam is geweest, om het gewenschte effect volkomen uit te werken; zoo heeft Zijne Koninklijke Majesteit, allergenadigst, bevolen, dat deswegens nogmaals met het Opper-Colleg. Medic. geconfereerd, en bijaldien noodig gevonden wierd, omtrent dergelijke sterfte onder de Beesten iets naders te observeren, hetzelve door den druk openlijk bekend gemaakt zoude worden.’Ga naar voetnoot(*) Ga naar margenoot+‘Wanneer er een of meerdere teekens (dezer Veeziekte) bespeurd worden, dan mag terstond en in den beginne, zonder het geringste tijdverzuim, de afzondering van het Vee in dezer voege geschieden, dat het gezonde aan eene zuivere en warme plaats gebragt en door bijzondere personen verder bezorgd worde.’ ‘Insgelijks moet het zieke Vee uit zij- | ||||||||||||||||||
[pagina 381]
| ||||||||||||||||||
ren Ga naar margenoot+stal, die veeltijds vol mest is, naar de afgelegenste plaats van de woning, mede in eenen warmen stal gebragt, en tot deszelfs bezorging ook een bijzonder persoon gesteld worden; die met het ander Vee in het geheel geen gemeenschap moet hebben.’ ‘In het zomersaisoen is het noodig zulk ziek Vee naar buiten te brengen, in eene afgelegene, hooge, drooge, en, zoo het mogelijk is, schaduwachtige plaats, daar te gelijk goed water bij de hand is: deze plaats is met heggens af te zetten, ruime hutten aldaar op te slaan, als mede een bijzonder Veehoeder aldaar aan te stellen, die dag en nacht bij het Vee blijft, en wien het noodige tot buiten de afheininge aangebragt wordt.’ Ga naar margenoot+‘Deze afzondering behoorlijk verrigt zijnde, is het noodig, zonder tijdverlies, de ontstekende verdikking van het bloed, die bij zulke Beesten bereids zeer sterk is, door eene genoegzame aderlating weg te ne men, als wanneer dan de ader aan de beide zijden van den hals te openen is, ook wel onder de tong: en is omtrent een volwassen Beest ten minste anderhalf pint bloed af te tappen, alzoo minder dan deze kwantiteit af te laten, meer tot nadeel strekt.’ ‘De aderlating moet niet in den stal, of binnen de afheininge van het Vee geschieden, maar aan eene daarvan afgelegene plaats.’ ‘Het instrument tot de aderlating moet zoo gesteld zijn, dat de opening daardoor | ||||||||||||||||||
[pagina 382]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+iets grooter gemaakt worde dan tot hiertoe gewoonlijk is.’ ‘Het bloed kan ook wel in eenen bijzonderen pot opgevangen worden, om de vereischte kwantiteit beter te bemerken, het welk door het loopen op de aarde niet wel geschieden kan.’ ‘Hierop moet het afgelatene bloed ook terstond begraven worden, alzoo het Vee zelve begeerig daar naar is, en ook wel door de Honden en Katten in dezen reeds nadeel verwekt is geworden.’ ‘Wanneer het Vee, den volgenden dag na de eerste aderlating, zich nog niet eenigzins beter vertoont of begint te herkaauwen, dan kan zoodanige aderlating den tweeden en derden dag op gelijke wijze wederom geschieden.’ Ga naar margenoot+‘Na de aderlating is het noodig, om de venijnig werkende scherpte van het bloed, (die menigmaal, doch in de zomermaanden meer, hier en daar aan het ligchaam door oploopende knobbels kennelijker wordt), uit het binnenste des ligchaams naat buiten te leiden, beneden aan den hals in de van voren afhangende huid voor de borst een haren touw, of sterk bindgaren, te trekken, het welk van te voren met olie of vet te bestrijken is, en hetzelve dagelijks eenen goeden duim breed verder toehalen, wanneer het drooge einde wederom bestreken is, daarop het eind, dat van de vuiligheid doortrokken is, afsnijden, of, het welk nog beter is, in deze huid en | ||||||||||||||||||
[pagina 383]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+plaats eene opening maken, ter lengte van een duim breed, en daarin nieswortel of een stuksken leer te steken, en de wonde daardoor dagelijks open te houden.’ ‘Hierop mag de geheele hals van voren, Ga naar margenoot+van boven tot beneden, rondsom de gemaakte opening met teer bestreken worden, als wanneer men de versche teer met een teerkwast op den huid ter degen moet inwrijven; hierop zal binnen den tijd van twaalf uren eene tamelijke buil of knobbel oploopen, en de venijnige scherpte door de gemaakte opening als een geel water, of ook wel als materie, afloopen; doch wanneer dit niet geschiedt, en de knobbel is evenwel voorhanden, dan kan men zulks door een instrument te hulp komen.’ ‘Maar indien des anderendaags, na dat de eerste beteering geschied is, zich nog geene verhevene buil of knobbel vertoont, dan hebbe men zoodanige bestrijking met teer den tweeden en ook wel den derden dag nogmaals te verrigten.’ Ga naar margenoot+‘Alsdan is voor den dagelijkschen drank van het zieke Vee te zorgen: hierin bestaande, dat in elken emmer water eene hand vol grof meel of zemelen geroerd, en het Vee daarmede dikwijls gedrenkt worde; ook is een drank van lijnzaadkoeken goed; wil het Vee zelve niet drinken, dan moet men hetzelve daarvan in den hals gieten.’ ‘Deze drank kan den Beesten mede warm gegeven worden.’ | ||||||||||||||||||
[pagina 384]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘Het is mede goed, dat een bijzonder vat met het beste water, naar de omstandigheden der plaatse, dagelijks aangevuld worde, ten einde hetzelve eenigzins zoude kunnen en mogen beslaan; die vat dekt men toe, en voor dat het water tot den drank gebruikt wordt, neemt men er de blinkende huid eerst af.’ ‘Wanneer, na de gedane bestrijking met teer, de beöogde knobbel opgekomen is, dan gaat het Vee wel eenige dagen van voren eenigzins stijf, doch daaromtrent heeft men zich niet te bekommeren, alzoo zulks binnen weinige dagen overgaat; de Veehoeder mag dan 's morgens en 's avonds de geteerde plaats met warm water, daar hooizaad in gekookt en oud vet in gesmolten is, wel ter degen wasschen, als mede de gewrichten der voeten; daardoor wordt deze pijnlijke omtrek verzacht, de noodige aflooping bevordert, en deze plaats wederom genezen, inzonderheid wanneer op het laatst het haar aldaar afvalt.’ ‘Voorts is mede noodig, 's morgens en 's avonds de tong, keel, tanden en neusgaten met water en azijn te reinigen, vervolgens een stuk brood, in azijn geweekt, in de keel te steken, of azijn, met water gemengd, in de keel te gieten.’ ‘Ten opzigte der geneesmiddelen, welke men moet ingeven, heeft men bij deze soort van ziekte een merkelijk voordeel bespeurt, dan namelijk, wanneer alle overige omstandigheden gezamenlijk in eene goede | ||||||||||||||||||
[pagina 385]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+orde vooraf in acht genomen zijn geworden, en wanneer de voorbereidselen niet eerst ter hand genomen zijn, wanneer het Vee in het geheel niet meer heeft kunnen eten noch herkaauwen, of wanneer de ziekte Ga naar margenoot+niet reeds door tegenstrijdige heete geneesmiddelen verergerd is geworden, wanneer het navolgende poeder geappliceerd wordt, namelijk:
‘Men mengt dit tot een poeder, het welk, naar het volgende voorschrift, op eenmaal moet ingegeven worden, en waarvan zoo veel doses te bereiden zijn, als elk Beest voor twee dagen noodig heeft.’ ‘Laat hetzelve eerstelijk 's morgens vroeg, ten tweede, 's middags, ten derde, 's avonds, ten vierde, tegens den nacht, met zemelwater gemengd, in de keel van het Beest loopen; voorts een glas vol goede azijn met water daar boven op, en van den voorgenoemden drank naarstig en dikwijls doen drinken.’ ‘Wanneer een ziek Beest, vier of vijf dagen, dit poeder behoorlijk gebruikt heeft, en het begint daarop eenigzins aan het ligte | ||||||||||||||||||
[pagina 386]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+voedsel te bijten, dan redt het zich, en het is alsdan dienstig, om van mierenesten met dunnebier een drank te kooken, en in een ketel vol van dezen drank, naar proportie, een of twee handen vol zout te werpen, gedurende het kooken de drank om te roeren, vervolgens die door een zeef te gieten, en van dezen drank 's morgens bij een volwassen Beest de kwantiteit van een pint allengskens in te gieten, ook wel daarmede het voedsel nat te maken, alzoo het Vee zulks gaarne nuttigt, doch des namiddags en 's avonds nog van het gemelde poeder te geven: bevindt men nu, na dezen drank vier dagen gebruikt te hebben, dat het Vee reeds begint te eten, dan kan even dezen zelven drank ook wel des namiddags zoo veel gegeven en 's avonds maar alleen een poeder geappliceerd worden, het welk dan gezamenlijk nog acht dagen noodig is.’ ‘Hieromtrent is op te merken, dat, wanneer het Vee wederom begint te eten, en van dezen drank gebruikt, alsdan de Campher uit de poeders gelaten worden.’ ‘Sommigen willen het teerwater aanprijzen; doch dit zoude insgelijks alsdan eerst kunnen plaats hebben, wanneer de eerste week met het voorgemelde poeder afgeloopen is.’ ‘In zulke dagen nu mag aan het Vee het ligtste voedsel gegeven worden, waarmede de graswortel naarstig te mengen is, als mede, naar het jaarsaisoen, het jonge en versche gras zelve.’ | ||||||||||||||||||
[pagina 387]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘De stallinge moet men warm houden, maar voornamelijk ook rein, nademaal de mest, zelfs in zulke dagen, de ergste gevolgen getoond heeft. In heete dagen mag het Vee naarstig met versche, ook wel natte rijsbosschen van de wormen bevrijd worden.’ ‘Die nu meer plaats heeft, die kan, tot behoudenis van zijn Vee, meerder toebrengen, wanneer hij het ziek geweest zijnde Vee, bijaldien het beter begint te eten, uit den zieken stal in eene andere, zuivere en gezonde plaats overbrengt, alwaar de zindelijke oppassing tot eene geduurzame genezing ongelijk meer toebrengen kan, inzonderheid wanneer men het Vee daar benevens dagelijks een of tweemaal rost.’ ‘Nu is nog aan te merken, het geen bij een zeer krank Beest, dat niet eet, in acht te nemen is.’ Ga naar margenoot+Die uit nalatigheid, of uit vreeze, om zijn Vee niet terstond en in den beginne voor ziek te doen doorgaan, of door verkeerde en heete geneesmiddelen, het zoo verre heeft laten komen, dat zijn Vee niet eten, ook niet herkaauwen wil, die heeft evenwel den moed niet geheel en al te laten zinken, maar hij neme al dat gene in acht, dat hiervoren aangeraden is; alleenlijk moet er dit nog bijkomen, dat de aderlating te meermalen geschiede, en in den | ||||||||||||||||||
[pagina 388]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+beginne wel tweemaal op éénen dag. Bijaldien zoodanig Beest aan eenen buikloop geraakte, het zij met of zonder bloed, of waterachtige slijm, dan herinnert de hevige stank daarvan reeds wat te doen is; namelijk, zulk een Beest ook van de overige zieken af te zonderen, dewijl bij deze afgang de grootste besmetting gepaard gaat.’ ‘Wanneer zoodanige ziekte bij de groote troepen of kudden bespeurd wordt, dan moet, bij de afzondering, voornamelijk gelet worden, dat niet te veel Vee bij den anderen geplaatst worde: voorts naar het getal der zieke Beesten ook genoegzame en bijzondere oppassers daartoe gesteld worden, die haar eigen gereedschap hebben, hetzelve insgelijks zuiver en schoon houden, als mede de stalling van den mest dagelijks eenige reizen zuiveren, en te meermalen zand strooijen, voornamelijk bij het Vee, het welk een dunnen afgang heeft, als wanneer dan de mest aan eene afgelegene plaatse, gelijk het bloed van de aderlating, wel begraven moet worden, en niet uit nalatigheid half op den weg moet verloren gaan, of wel zelfs half in den stal blijven liggen. Door naarstig rossen en warm houden wordt het Vee dikwijls tot uitslag gebragt en gered.’ ‘Het dagelijks rooken in den zieken stal is mede noodig, zoo wel als op zulk eenen tijd bij het gezonde Vee, voornamelijk bij eene dikke stinkende en nevelachtige lucht, en kan dagelijks eenige reizen geschieden | ||||||||||||||||||
[pagina 389]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+met Sparreboomen hout, Zevenboom, Jeneverbeziën, Barnsteen, Zwavel, Duivelsdrek enz., doch waaromtrent alle voorzigtigheid te gebruiken is.’ ‘De Koeijen in den zieken stal moeten dagelijks gemolken worden, dewijl anders dikwijls het inhouden van deze melk verzweringen veroorzaakt; en deze melk moet insgelijks begraven worden.’ ‘Bij warm en helder weêr, mag men het Vee voor eenen tijd in de zonneschijn brengen, als wanneer de stalling inmiddels ook meerder gelucht en alles behoorlijk gereinigd en zand gestrooid kan worden, waaromtrent het ook aan geen dagelijksch versch stroo ontbreken moet.’ ‘Wanneer zulke bewerkingen in het zomersaisoen noodig zijn, en het zieke Vee buiten het Dorp in zekere heggen en hutten gebragt is geworden, dan vereischt de conservatie van het Vee, dat men zulke aangelegde hutten niet boven tien weken op eene plaats late, maar dezelven verzette met de deuren naar het Oosten; voorts moet men de oude en voorgaande plaats omspitten.’ Ga naar margenoot+‘In gevalle eenig Beest in den zieken stal of hegge sterft, dan moet hetzelve, zoo dra mogelijk, aan eene bijzondere en daartoe geschikte plaats buiten het Dorp, daar geene voorname wegen zijn, gebragt, en vijf ellen diep met huid en haar begraven worden, moetende zulks geenszins geschieden in de hoven achter de woningen, of | ||||||||||||||||||
[pagina 390]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+in de heggens op de Velden daar nog ander Vee staat, op de boete van aan 's Lands Vestingwerken te arbeiden.’ ‘Het wegbrengen van zulk gestorven Vee moet ook niet geschieden door het wegslepen langs de bloote aarde, maar op eene expres daartoe geschikte sleede, die ook steeds buiten de hutten of heggen moet gelaten worden, dewijl daardoor vele kwade gevolgen worden voorgekomen, die door de laatste dunne afgang ontstaan, voornamelijk, wanneer zulk gestorven Vee tot naar buiten gebragt wordt; waarbij dan ook deze voorzigtigheid te gebruiken is, dat het wegslepen niet over den gemeenen, maar langs eenen anderen weg geschiede, daar de kudden van dat zelve Vee 's daags niet passeren.’ ‘Met het begraven van het Vee, is te allen tijde van het jaar, de grootste voorzorg van nooden; en in gevalle vele Beesten in een en denzelfden kuil moeten geworpen worden, dan moet men er ongebluschte kalk opwerpen.’ ‘Wanneer een Beest, uit nalatigheid, eenige dagen op het veld is blijven liggen, dan heeft de ondervinding, helaas! geleerd, (wijl zulk eene plaats, waarop zoodanig Beest gelegen heeft, den stank der krengen naar zich trekt,) dat een gezond Beest, daarover passerende, eene huivering gekregen heeft, en weinige dagen daarna insgelijks gestorven is. Om zulks nu voor te komen, | ||||||||||||||||||
[pagina 391]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+mag op zoodanige plaats rijshout geworpen en aldaar verbrand worden.’ ‘De vorengemelde omstandigheden nu moeten gezamenlijk in de aangetoonde orde in acht genomen worden, en kan het eene niet wel zonder het andere zijn, indien er Ga naar margenoot+anders eene gewenschte hulpe volgen zal.’ ‘Vooraf moet elk Huisman hij het voederen van zijn Vee dagelijks opmerkzaam zijn, en de veranderingen naauwkeurig in acht nemen, die bij het eren, herkaauwen, bewegen, afgaan, enz. hier voren aan de hand gegeven zijn, zonder te wachten tot dat het gevaar de overhand genomen heeft, of tot dat het Vee niet meer eten kan.’ ‘Die omtrent zijn Vee voorbehoedselen in acht wil nemen, die, kan hetzelve op de aangetoonde wijze de ader doen openen, en 's anderendaags 's morgens aan elk beest het volgende laxeerpoeder, het welk te allen tijde goed bevonden is, op eenmaal, met een half pint versch water gemengd, ingeven; namelijk: Ebsons Zout. ‘Het voeren kan alsdan ten minste tot een uur daarna uitgesteld blijven.’ ‘Voorts zoude, gedurende de volgende acht dagen, de vorengenoemde drank van | ||||||||||||||||||
[pagina 392]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+mierenesten geappliceerd, of alsdan het teerwater gebruikt kunnen worden.’ ‘Gedurende de kuur van voorbehoeding, die in het gemeen acht tot veertien dagen zijn mag, is noodig, dat men het Vee het ligtste voeder voorwerpe, en, naar gelegenheid der plaatse, het beste water bezorge’ ‘Het rossen van het Hoornvee heeft op zulke tijden mede groote nuttigheid; zoo mag men ook het weder gezond gewordene Vee, dat de ziekte verduurt heeft, niet terstond aan het werk stelten, maar tot eene volkomene genezing, eenige weken goed voeder of goede weide laten genieten.’ ‘Gebeurt dit in het zomersaisoen, en dat de kudde drooge en heete zandwegen verre naar de weide of om te drinken gaan moet, dan mag het ziek geweest zijnde Vee niet terstond bij de kudde gelaten worden.’ ‘Het uitdrijven van het Vee moet nooit te vroeg geschieden, inzonderheid, wanneer er een nadeelige nevel valt.’ ‘Voor het overige is het gebruik van zoo velerlei, somwijlen zoo hoog geroemde, doch doorgaans heete en schadelijke middelen voor het Vee zoo wel, als het ontmoeten en bijeen brengen van Beesten, die suspect zijn, te mijden, alzoo het dikwijls met de menigte der geneesmiddelen zoo zeer niet te doen is, dan veel meer met een waakzaam oog te houden om de beesten op te passen, te voeren en te drenken.’ | ||||||||||||||||||
[pagina 393]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘Zijne Koninklijke Majesteit, die de welvaart van deszelfs getrouwe Onderdanen, Landsvaderlijk, ter harre neemt, en allerge nadigst bedacht is, al het gene af te wenden, dat daaraan schade zoude kunnen toebrengen, verordineert en beveelt mits dezen in genade het bovengaande Voorschrift en Instructie alomme in het gansche Land bekend te maken, opdat een ieder, het geval exsterende, ten zijnen voordeele zich daarvan zoude kunnen bedienen.’ ‘Ten oirkonde, enz.’ ‘Berlin den 13. Augustus 1749.’
(Onderstond)
‘FREDRIK.’
Deze breedvoerige Ordonnantie komt over het geheel hierop neder:
| ||||||||||||||||||
[pagina 394]
| ||||||||||||||||||
Na het mededeelen van dit stuk, laten wij hier twee andere stukken volgen, welke mede aan de Heeren Staten gezonden, en op derzelver order, op 's Lands Drukkerij in de jaren 1744 en 1745 gedrukt zijn: het eene is van de Medische Faculteit te Brussel, en het andere eene Missive uit Emckendorff in het Holsteinsche. Zie hier de beide bedoelde stukken. | ||||||||||||||||||
‘Remedien tot wegneminge van de besmettelijke ziekte onder het Rundvee, zoo als dezelve bij den Prefect, Professoren en Doctoren in de Medicijnen te Brussel zijn opgegeven, en waarvan de vier laatste met het uiterste succes zijn geappliceerd geworden.’Ga naar margenoot+‘Alzoo de ziekte der Hoornbeesten, sedert eenige dagen, scherper toegenomen heeft, en dat dezelve trekt tot den aard of specie van eene maligne epidemie; zoo is 't, dat bij de Heeren Prefect en Doctoren Assessors van het Collegie der Medicijnen binnen deze Stad Brussel in zoo eene haas- | ||||||||||||||||||
[pagina 395]
| ||||||||||||||||||
tige Ga naar margenoot+en scherpe ziekte geene promptere middelen worden bevonden als de volgende:’ ‘1. Dat men in den beginne der ziekte met de bekende teekenen, in plaatse van Ga naar margenoot+latinge het vier zal steken op de volgende maniere: men moet de Beesten, om de kwaadaardige stoffe, die de inwendige partijen nu geinfecteerd heeft, naar het uitwendige te brengen, en alzoo te dissiperen en cureren, eerst vooral van het vier doen steken met Vierwortels of Nieswortels (Helleborus Niger in 't Latijn gezegd), in het hangen van alle twee de billen, item ook in den schinkel van de twee voorste beenen, item ook in het hangen van de borst, met de reflectie, dat in elken bil moeten gestoken worden drie stukken van de Vierwortel of Nieswortel, eenen vinger van elkanderen, en ook van gelijken in de borst, maar niet in de beenen of schinkel, aldaar maar eenen Vierwortel in instekende; en dezelve aldaar latende insteken, tot dat dezelve Vierwortels daar van zelfs uitvallen, met die reflectie, dat dezelve Vierwortels maar mogen gesteken worden tusschen vel en vleesch, en wanneer dezelve Vierwortels gesteken zijn, dat men alsdan daarenboven op most strijken wat versche boter of varkensvet.’ Ga naar margenoot+‘2. Dat dezelve zieke Beesten ook zullen moeten nemen den drank, gemaakt van zemelen, goudsbloemen en jeneverbeziën, van ieder een hand vol, havermeel een half | ||||||||||||||||||
[pagina 396]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+pond, geelwortelen met het kruid en rapen gesneden, van ieder vier handen vol gezoden in eenen emmer zuiver putwater den tijd van een kwartier uurs, daarin gemengd de remedie hier achter onder No. 1 voorgeschreven.’ ‘3. Dat men hun zal geven, tweemaal daags, te weten, 's morgens nuchter, en 's namiddags ten vier of vijf uren, twee oneen groot gewigt van de remedie, hier achter onder No. 2 gespecificeerd, opgewerkt met honing in forme van bollen, en daarop den voorfz. drank laauw gemaakt ter kwantiteit van een pint of meer.’ ‘4. En aan die gene, die bevonden worden besmet te zijn met deze ziekte, daar de buik opgespannen en gezwollen is zonder afgang, zal men hun ingeven de purgatie, hier achter gespecificeerd onder No. 3. ‘5. En of het gebeurde, dat die Beesten 's anderendaags na het innemen van de voorsz. remedie nog niet afgingen, zal men aan dezelve een klisteer zetten, gemaakt, als hier achter staat onder No. 4.’ ‘6. Dat de Beesten moeten gedekt en warm gehouden worden.’ ‘7 Dat de Beesten dagelijks zullen moeten gezuiverd worden en gewreven, als ook de mond gewassen drie- a viermaal daags, niet een half pint schoon water en een half pint azijn, daarin wekende Vlierbloemen, Ruite, Donderbladeren, Ganserik, van elks een hand vol met een weinig zout.’ | ||||||||||||||||||
[pagina 397]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘8. Dat de gezonde Beesten absolutelijk zullen moeten gesepareerd worden van de zieke Beesten, en de mest van dezelve zieke Beesten in de aarde begraven.’ ‘9. Dat de gene, die de Beesten oppassen en bezorgen, hun zullen moeten wachten van in denzelven stal te eten, te drinken of te slapen, als ook met de kleederen, waarmede zij in den besmetten stal geweest zijn, te gaan in eenen onbesmetten stal.’ ‘10. Zoo de Beesten te flaauw of af wierden, zoo zal men hun geven eenen lavenden drank, gemaakt van twee potten middelbaar bier en zes doijers van eijeren, met het wit daarbij ondereen gemengd.’ ‘11. En ten opzigte van de geïnfecteerde stallen, of daar de Beesten in gestorven zijn, zal men dezelve doen zuiveren, witten en berooken met jeneverbeziën en azijn, daar men eenen gloeijenden gareelsteen zal indoen, om den damp te doen drijven.’ ‘12. Dat men tot preserveringe van de gezonde Beesten, dezelve zoude moeten voeden en nourriceren in de Stal, gelijk men de Beesten in den winter voedt en nourriceert, en hun absolutelijk bevrijden van de koude, zonder dezelve te laten gaan in de weide.’ ‘13. Dat men die de gezonde Beesten zal doen purgeren met de purgatie of remedie, hier achter gespecificeerd onder No. 3.’ | ||||||||||||||||||
[pagina 398]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘14. Behoorde vetboden te worden van geene purgative middelen of andere remedien te gebruiken als de gene voorfz., opdat deze middelen hun effect des te beter zouden kunnen uitwerken; en een ieder vermaant, dat zoo haast als hunne Beesten besmet worden, hetzelve aanstonds te adverteren aan de Officiers van de Plaatse, of aan de Gecommitteerden.’ ‘De ondervinding hebbende doen zien, dat de voorfz. remedien al verscheiden goede uitwerkingen hebben gehad, zoo wordt een ieder geadverteerd en vermaand, van deze geneesmiddelen alleen te gebruiken, zoo haast als eenig Beest besmet zoude worden.’ | ||||||||||||||||||
Remedien.Ga naar margenoot+‘No. 1. Te nemen een once Sal amoniacq, gezuiverd hetzelve te doen smelten in een pint warm water, en dat te gieten in eenen emmer; item twee oncen Zout van Wijnsteen, genoemd Sal Tartari, of in de plaats van dien twee oncen Potasch, genoemd Cineres Clavellatorium, hetzelve ook te smelten in een andere pint warm water als voren, en dat alzoo doorgedaan zijnde, te gieten in den voorfz. emmer bij het voorgaande water, daarbij doende den drank, hier voren gespecificeerd bij §. 2.’ | ||||||||||||||||||
[pagina 399]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘No. 2. Te nemen de Wortels, genoemd Carlina, de Wortels van Vincitoxicum, het Zaad van Bardana, alles in poeder gedaan; Veneetschen Triakel, van ieder even veel, te zamen gemengd, en daarvan op eenmaal te nemen twee oncen met gemeene Honing, zoo veel het noodig is om eenen bol te maken.’
‘No. 3. Te nemen Boontjes Holwortel, Wortel van Gelap in poeder, Merg van Colloquint-appel, Jeneverbeziën, geslooten, van ieder een once, gekookt in twee potten middelbaar bier, den tijd van een groot kwartier uurs, dan doorgedaan, en de helft 's morgens gegeven en de andere helft 's avonds.’
‘No. 4. Te nemen een hand vol Zemelen, gekookt in anderhalf pint klein Bier, doorgedaan en daar bijgevoegd Zeep en bruine Suiker, van ieder twee oncen, met een once Zout te zamen gemengd, en de Beesten daarop, als een Klisteer, gezet.’ | ||||||||||||||||||
[pagina 400]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘Extract uit eene Missive, geschreven te Emckendorff, in het Holsteinsche, aan de Hoog Mog. Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden, den 8. Julij 1745.’Ga naar margenoot+‘Twee van mijne Landgoederen geinfecteerd zijnde geweest door de besmettelijke ziekte, onder het Rundvee grasserende, heb ik, na allerlei middelen beproefd te hebben, om mij daarvan te bevrijden, en den voortgang van dezelve te stuiten, eindelijk een remedie uitgevonden, waarvan ik de eer heb hier nevens het detail aan U Hoog Mog. toe te zenden, hebbende daarmede genezen het weinige Rundvee, dat mij nog overig bleef.’ ‘U Hoog Mog. zullen de proeve van dit middel kunnen doen nemen, en daaromtrent laten observeren, dat, vermits het Rundvee in Holland veel sterker en grooter is, dan het geen wij hier in Holstein op de schrale Landerijen hebben, het misschien noodzakelijk zal zijn, dat eene meerdere kwantiteit Olie of nat Lupstoks Kruid ingegeven worde.’ | ||||||||||||||||||
Bijlage.‘Naardien de hier te Lande woedende ziekte (onder het Rundvee) door het ge- | ||||||||||||||||||
[pagina 401]
| ||||||||||||||||||
bruiken Ga naar margenoot+van vele inwendige middelen, en het ingeven van allerlei medikamenten, niet gecureerd heeft kunnen worden, is, met Gods hulp en bijstand, op het Landgoed Wardelberg, (daar die ziekte, op de eene rei, is gekomen onder een partij van honderd zes en twintig stuks Hollandsche Koeijen, waarvan reeds omtrent honderd stuks zijn gestorven,) bij onderzoeking van de gemelde ziekte, bevonden geworden, dat dezelve, even als de ziekte onder het Hoornvee, die ons in den jare 1713 is bekend geworden, zich aan de uitwendige deelen van het Vee openbaart; zijnde’ ‘1. Bij het ziek gewordene en naderhand gestorvene Vee bevonden, dat hetzelve heeft gehad het bekende Ruggebloed.’ ‘2. Heeft men den Staartworm, die allen Huislieden is bekend, en die zich insgelijks bij de eerste ziekte heeft geopenbaard, ook bij deze ziekte onder het Rundvee, in den beginne bevonden.’ ‘Ofschoon men nu allerlei hulpmiddelen gezocht, en buitendien vele recepten bekomen, ook zeer naarstiglijk beproefd heeft, zijn echter dezelve vruchteloos bevonden geworden, tot dat eindelijk, ten tijde, wanneer van deze rei overig waren maar zestien stuks, die nog niet op het gijpen lagen, een Vriend uit Angeln hier passeerde, en kennis gaf, dat er onder zijne Beesten waren geweest een en zestig stuks, die alle hadden gehad het Ruggebloed en den Staartworm, waarvan enkelijk één Beest | ||||||||||||||||||
[pagina 402]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+gestorven, maar zestig genezen waren; doch dat hij niet kon weten of het een en dezelfde ziekte was geweest, dewijl maar één Beest geereveerd was: wanneer ik nu daarover met hem op den Kieler Jans-Markt was in gesprek gekomen, vernam ik, dat zijne Beesten waren geweest in evengelijke omstandigheden, als het te Wardelberg gestorven zijnde Vee; waarop men dan dit meerendeels uitwendig middel mede probeerde, en zoo goed bevond, dat er van de zestien Koeijen maar twee, die de ziekte al te lang hadden gehad, stierven.’ ‘1. Aangaande het Ruggebloed, hetzelve moet men door eene Vrouw, (die daarmede weet om te gaan, zoo als er alomme worden gevonden,) na dat zij alvorens de nagels wel afgesneden, en hare hand ter dege met ongezouten boter besmeerd heeft, het Beest achter uit den Excrement-darm, nevens den daarin zijnde eenigzins taaijen drek, laten nemen, of, zoo als men gemeenlijk zegt, het Ruggebloed laten breken; dan geeft men dit Beest eenen lepel vol Lavas-olie in, en wascht den rugge, achter bij het kruis, met azijn, na dat men alvorens wat klein gesneden spek in een pan gebraden, en in den azijn gegoten heeft. NB Daar de Lavas-olie bezwaarlijk is te krijgen, kan men, in plaats van dien, bij het tegenwoordig jaargetijde, uit groen Lavaskruid, alvorens klein gestooten zijnde, het sap wringen, en de Beesten een dosis | ||||||||||||||||||
[pagina 403]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+(plank) daarvan ingeven, het geen genoegzaam hetzelfde is.’ ‘2. Aangaande den Staartworm, moet men bij het uiterste einde des staarts van het Beest, de haren op zijde houden en een gat daar in snijden, zoo dat het ter dege bloede.’ ’Bijaldien men nu niet den eerstvolgenden dag mogt zien, dat het zieke Beest ten eenemaal betert, kan men de eerste cure, ten opzigte van het Ruggebloed, den derden dag hervatten; maar, ten opzigte van den Staartworm, is eens genoeg.’ ‘In geval nu de Huisman zijn Vee door deze cure wil van de ziekte genezen, moet hij hetzelve zeer dikwijls en ter dege bezien, ten einde hij, zoo ras als hij maar eenigzins bespeurt, dat zijn Vee ziek wordt, de voorschrevene cure gebruike; want wanneer de ziekte de overhand gekregen, en het Beest al eens of meermalen de melk verloren heeft, is deze ziekte hier bij ons gansch ongeneeslijk bevonden geworden; maar alvorens, of indien men zich van dit middel ter regter tijd bedient, is dezelve zeer ligtelijk te cureren; hebbende wij gehad Koeijen, die binnen vier dagen weder ten eenemaal tot melk en gezondheid gekomen zijn.’Ga naar voetnoot(*) | ||||||||||||||||||
[pagina 404]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Volgens het eerste van deze twee stukken, het welk in de Vlaamsche schrijftrant is opgesteld, blijkt, dat de Leden van de Medische Faculteit te Brussel, onder andere middelen, ook het zetten van een Seton noodig oordeelden; terwijl het overige van dat stuk de behandeling van het Vee en eenige geneesmiddelen behelst. Omtrent het tweede van deze laatste stukken moeten wij aanmerken, dat het zijn kan, dat de, door dien Landman bedoelde, beesten, bij de Veeziekte, ook het bekende Rugge- of Lendebloed gehad hebben, even zoo als er wel zijn, welke het Longevuur hebben; maar om dit, als eene eene eigenschap der Veepest te doen voorkomen, gaat niet door, hebbende wij ons gevoelen hierover breeder voorgedragen in het elfde Hoofdstuk dezer vijfde Afdeeling, hier voren op bladz. 333. Na de mededeeling dezer stukken, zullen wij overgaan tot die, welke gedurende de Veepest, die in de jaren 1769 en vervolgens gewoed heeft, zoo in Couranten als in andere geschriften zijn bekend gemaakt, en waaronder men de gevoelens van verscheiden Vaderlandsche en Buitenlandsche Geleerden, zoo wegens de voorbehoeding, ten tijde der Veepest, als ter behandeling en genezing van de, daaraan ziek zijnde, beesten zal aantreffen, als mede onderscheidene geneesmiddelen, welke door eenvoudige Landlieden, volgens hunne ondervinding of denkbeelden, zijn op- | ||||||||||||||||||
[pagina 405]
| ||||||||||||||||||
gegeven; Ga naar margenoot+latende wij de onderscheidene, door ons bedoelde, stukken hier volgen. | ||||||||||||||||||
Kort vertoog nopens een middel tegen de Ziekte en Sterfte der Runderen dienstig, door G. ten Haaff, Stads Chirurgijn en Lid van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen.Ga naar margenoot+‘Vermits de Ziekte en Sterfte onder de Runderbeesten genoegzaam door alle de Provintien van dit Land zich meer en meer verspreid, en er tot hiertoe geene vaste behoedmiddelen tegen deze verschrikkelijke plage zijn ontdekt geworden, ja zelfs dat de voorbereiding ter genezing, en de mededeeling der ziekte, door vermenging van zieke met gezonde, of, door de Inënting, in deze en andere Provintien beproefd, aan het gewenschte oogmerk niet volkomen voldaan heeft: daarenboven de meeste Landlieden door hunne manier van denken genoegzaam alle middelen, bijzonder de mededeeling der ziekte, als zondig verwerpen, zoo is de vraag billijk: wat is er in dezen te doen? Moet men het arme Vee hulpeloos laten omkomen? Dit zij verre, niet alzoo! Het past den Mensch, om aan het kermende Vee, dat zich zelven niet helpen kan, allen bijstand en gepaste middelen, tegen hare gebreken dienstig, te beproeven. Vooral behoorden dezulke, die in de beoefenende Genees- en Heelkunst, en in de | ||||||||||||||||||
[pagina 406]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+genezing van besmettende ziekten, zoo als men in de Legers en Hospitalen waarneemt, ervaren zijn, het hunne tot welzijn van het gemeene best te berde te brengen, ten einde ter demping der verslindende Veepest niets onbeproefd gelaten werd.’ ‘In zoo verre ik met alle mogelijke aandacht de ziekte der Runderen heb nagespeurd, komt het mij, en volgens de gedachten van de oordeelkundigste en ervarenste in de Genees- en Heelkunde voor, dat de Beesten door eene algemeene aansteking en haastig tot verrotting neigende ziekte worden aangetast: welke ziekte in meerder of minder graad verschilt, en wel zeer onderscheiden toevallen aanbrengt, dan, deze moeten afgeleid worden van de bijzondere deelen, welke min of meer hevig aangetast worden. De staat der ziekte das voorondersteld hebbende, zal het middel, dat ter genezing zal kunnen dienstig bevonden worden, van dien aard moeten zijn, dat het op het allerspoedigste en krachtigste de reeds geformeerde ontsteking dempt, en de verrotting tegenstaat; en tevens, dat het middel op eene zeer gemakkelijke wijze kan in het werk gesteld of toegediend worden.’ ‘Wij zullen den Landman, vooral den oordeelkundigen Landheer en Lezer, zelve laten oordeelen, of onze zeer eenvoudige behandeling en middelen gepast zijn, dan niet. Ja, wij houden het middel niet alleen dienstig ter genezing, maar achten het | ||||||||||||||||||
[pagina 407]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+tevens vermogens te hebben, om de ziekte voor te komen, als hetzelve maar genoegzaam dat is 4 a 5 pinten daags) aan een groot beest gegeven wordt: immers weet men en het is door proeven bewezen, dat geene middelen de verrotting beter tegenstaan, dan die uit hun aard ligt gistende zijn. Dat ons straks te melden middel van dien aard is, zal niet noodig zijn betoogd te worden, wijl hetzelve als zoodanig bij een ieder bekend is. Om ter zake te komen.’ Ga naar margenoot+‘Voor eerst, zoo dra de Huisman merkt dat eenig stuks vee begint te kwijnen, moet hij het uit de weide halen, doch langzaam voortdrijven, op dat door het drijven en vermeerderde beweging, de ontsteking niet vermeerdere, en de ziekte verergerd worde; het beest moet dus afgezonderd in een stal of schuur, die men luchten kan, geplaatst worden.’ ‘Ten tweede, moet het kwijnende beest, naar mate zijner krachten, op het spoedigste meerder of minder bloed afgetapt worden.’ ‘Ten derde, zal men het volgende middel, zoo spoedig als mogelijk is, aan hetzelve toedienen. Men neme één pint wijnazijn en één pond gemeenen honig, met een vierde pond engelsch purgeerzout, en menge het zamen in tien pinten gekookt water; van dit mengsel moet, van twee tot twee uren, een pint ingegeven worden. De Hokkelingen en kalven geeft men de helft of | ||||||||||||||||||
[pagina 408]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+minder, naar hunne grootte. Het gezegde middel uit gebruikt zijnde, worde vernieuwt; en met het ingeven moet drie, vier of vijf dagen, naar mate de ziekte hevig is, aan gehouden worden. Daarna wordt hetzelve trapswijze verminderd: maar ingevalle het beest te sterk aan den afgang is, moet het purgeerzout uit het middel gelaten, en zonder hetzelve toegediend worden.’ ‘Ten vierde, op dat de krachten van het Beest bewaard mogen blijven, om des te beter de ziekte door te staan, moet aan hetzelve, gedurende het gansche beloop der ziekte, broodwater uit roggenbrood bereid, gegeven worden, ja zelfs moet men het Beest het uitgekookte brood, of ander oudbakken brood te eten geven. Vervolgens geeft men trapswijze aan het Beest zijn gewoon voedsel weder.’ ‘Ten vijfde, de mist, die doorgaans zeer stinkende is, moet terstond weggenomen, en de plaats afgespoeld worden’ ‘Door deze gemakkelijke wijze, gepaard met zeer eenvoudige, doch, volgens het oordeel van kundige en ervaren Geneesheeren, gepaste middelen, heb ik het genoegen gehad te zien, dat op onderscheiden woningen omtrent deze Stad gelegen, van het beste soort van melkgevende Beesten, die reeds van hun melk beroofd en dermate ziek waren, dat men aan de herstelling wanhoopte, zijn gered geworden; en na verloop van negen of tien dagen, ten voordee- | ||||||||||||||||||
[pagina 409]
| ||||||||||||||||||
le Ga naar margenoot+van den Landman, den melkemmer wederom vervuld hebben’ ‘Meer proeven door anderen, volgens onzen raad en op het goed gerucht ten voordeele dezer eenvoudige behandeling en middelen, genomen, zoude ik kunnen aanvoeren. En ofschoon niet alle de zieke Beesten, welke dit middel genomen hebben, gered zijn, blijft nogtans het middel, in zijnen aard, een gepast behoed en hulpmiddel De aanval der ziekte is veeltijds zoo hevig, dat, eer men uitwerking van dit of andere middelen hebben kan, dezelve doodelijk is.’ ‘Wij wenschen, dat deze of betere behandeling en middelen mogen ter toetse gebragt, en den Landman aangespoord worden, om dezelve, zoo ter voorkoming als genezing te beproeven, ten einde geene zieke Beesten, in het veld, meer hulpeloos zuchten, maar vele derzelven door ijver mogen behouden worden. Zulks alleen is het zuivere oogmerk, dat wij in dit korte vertoog bedoelen, en op dat het den Landman best zou verstaan, hebben wij het zoo eenvoudig als mogelijk was ter neergesteld.’ ‘Rotterdam den 15. September 1769.’
Bij dit Stuk behoort gevoegelijk nog een aanmerkelijke oordeelkundige Verhandeling, zijnde | ||||||||||||||||||
[pagina 410]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘Gedachten van een Geneeskundigen (L. Bikker, over den aard, oorzaak, uitwerkingen en geneeswijze der veepest, steunende op het ontleedkundig onderzoek der Beesten na hunnen dood, en op waarnemingen en eenige proeven omtrent zieke Beesten.’Ga naar margenoot+‘Hoe zeer de vreesselijke slagting der thans woedende Veepest de aandacht van kundige lieden billijk toe zich trekt, om, ware het mogelijk, middelen ter genezinge uit te vinden, schrikt men echter eenige pogingen daaromtrent te doen, en zijne gedachten deswegens te uiten. Het lezen van zoo vele verschillende gevoelens, als men van tijd tot tijd heeft voorgesteld, verveelt reeds. De vruchteloosheid van zoo vele aangeprezen en aangewende middelen verwekt wanhoop, en het vooroordeel der Landlieden in dit geval, maakt alle onderneming desaangaande moeijelijk en vruchteloos. In weerwil echter van dit alles, meen ik verpligt te zijn mijne gedachten nopens dit gewigtig onderwerp aan het gemeen mede te deelen. Zie hier dezelve:’ ‘I. De Veepest is, volgens de toestemminge van genoegzaam alle kundige Geneesheeren, eene besmettelijke Rotkoorts of Rotziekte van eenen bijzonderen aard, (Febris, seu Morbus putridus contagiosus sui generis). Zij is eene Rotziekte: dit | ||||||||||||||||||
[pagina 411]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+toonen de toevallen en de staat der ingewanden, na den dood. Zij is besmettelijk, om dat haar gift of smetstoffe (Miasma) zich meded elt en van het eene Beest tot het andere overgaat. Zij is van een bijzonderen aard, dat is, de smetstoffe verschilt in wezen en aard van die van andere Rotziekten, waarom zij ook alleen het Rundervee aandoet. Zij heeft derhalve geen wezenlijke overeenkomst met de Kinderpokjes, Mazelen, Pest der Menschen enz; zij is gevolgelijk ook geene ware ontsteking ziekte. Men bespeurt er geene wezenlijke teekenen van: het bloed is nooit ontstoken, en nergens vindt men in de ingewanden eene ware ontsteking, maar eene roodheid, die het gevolg is van eene scherpe Rotstoffe, van eene ontbinding van het bloed, en die eene versterving (Gangraena) te kennen geest.’ ‘II. De naaste oorzaak is buiten allen twijfel eene wezenlijke op zich zelfs bestaande Smetstoffe, die aan en in het ligchaam der Runderen gebragt, de ziekte verwekt; doch van den bijzonderen aard dezer stoffe, zoo wel als van de wijze van werkinge derzelve, zijn wij volstrekt onkundig, en het is meer dan waarschijnlijk, dat wij die nooit kennen zullen, zoo min als van andere besmettelijke ziekten. Dit echter schijnt te blijken, dat die smetstoffe, even gelijk het gif der Kinderpokjes, altoos hier of elders werkzaam bestaat, en zich zelve uitbreidt en vermenigvuldigt, | ||||||||||||||||||
[pagina 412]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+wanneer zij tot vatbare onderwerpen toegang vindt; zoo dat men de ziekte voor altoos uitroeijen zoude, indien men die smetstoffe geheel vernielen kon. De naaste oorzaak is derhalve geene kwade gesteldheid in de lucht, noch in het gras of ander voedsel, daardoor veroorzaakt; dan zoude de ziekte algemeener, schielijker en gelijker zich verspreiden, geene sprongen doen, veel meer plaats hebben, en geene onvatbaarheid om ze weder te krijgen overlaten, dat is, geene gebeterde Beesten geven.’ ‘III. Niet veel meer weten wij van de wijze en wegen, langs welke deze stoffe zich mededeelt en in het ligchaam overgaat. De smetstoffe schijnt niet zeer vlug; de lucht, om gemelde redenen, niet zeer gereed om ze over te voeren, maar waarschijnlijk wordt zij overgebragt door opgetrokken en nederzakkende dampen; door het water der slooten; door het gras en andere voedsels, besmet met het snot en kwijl van zieke Beesten, veelligt ook door het overwaaijen van besmette pluimzaden, door wespen en vliegen, en langs eene menigte andere nog onbekende wegen. Zij schijnt ook meer door de zwelging dan door de ademhaling in het ligchaam te komen.’Ga naar voetnoot(*) | ||||||||||||||||||
[pagina 413]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘IV. Vrij duister en onzeker zijn ook de eerste verschijnselen of kenteekenen der ziekte in Ossen, Kalveren, Hokkelingen, en in alle die geen melk geven. Vele dezer zijn reeds eenige dagen ziek geweest, eer men het ontdekt. Men behoorde zich toe te leggen om er meerder kennisse van te krijgen, ten einde men in tijds de noodige hulpmiddelen konde aanwenden. Men kent ze het eerst aan eene zekere treurigheid, kwijning, loomheid en magteloosheid. De meeste beesten beginnen minder te eten en te drinken, schoon ze veel snuffelen; zij kugchen nu en dan; de horens worden meest koud, de oogen rood en beginnen te tranen, de neus te loopen; de tanden worden min of meer los; het tandvleesch brandig en ontveld; en zoo er roode puistjes of pukkels zich op de tong vertoonen, is het een zeker teeken van ziekte. Het ophouden van de herkaauwinge en andere volgende teekenen en verschijnselen zijn zigtbaarder en genoeg bekend.’ ‘V. Met meerder zekerheid blijkt uit den staat der ingewanden, na den dood, zoo wel als uit andere voorgaande verschijnselen, dat de eerste en voornaamste uitwerking, en misschien de voornaamste zetel der ziekte, in de eerste wegen plaats heeft. Men vindt in alle geopende Beesten de pens opgevuld met eene verbazende menigte onherkaauwde slijmige grastoffe, het boek of de zouter opgepropt met eene rulle, drooge, grove, loodverwige, verbrande stoffe, | ||||||||||||||||||
[pagina 414]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+die tusschen de blaauwachtige bladen als vast t'zaamgedrukte koeken geperst zit, en in een gezond Beest deegachtig en lenig is; voorts in de vierde maag een dun, geel of groenachtig, rot en stinkend vocht, en derzelver binnenste rok bruin rood, ligt afscheidende en verstorven. Alle de andere verschijnselen schijnen slechts gevolgen van dezen.’ ‘VI. Uit Art. 4 en 5 wordt Art. 2 bevestigd, en is verder blijkbaar, dat de ziekte terstond de krachten van het Vee breekt, ter neder slaat, de magen en ingewanden werkeloos maakt, en alle natuurlijke werkingen doet ophouden, waaruit noodwendig volgt, dat de opgehouden stoffe, gedeeltelijk door stil te staan in zoo eene warme plaats, gedeeltelijk door den bederfelijken aard der ziekte, meer en meer tot rotting overgaan, en even als in een mestput aan het broeijen en gisten geraken uitzetten, zwellen, brandig en scherp worden, waaruit alle de verschijnselen en toevallen op het laatst der ziekte gemakkelijk worden verklaard.’ ‘VII. Uit Art. 1 en 2 volgt, dat men waarschijnlijk nooit een toereikend behoedmiddel voor deze, zoo min als voor andere besmettelijke doorgaande ziekren vinden zal, om namelijk de Beesten voor dezelve onvatbaar te maken, of ze geheel te keer te gaan, en uit een Land te weren. Het laatste echter zou men waarschijnlijk bereiken, zoo men, volgens den te onbe- | ||||||||||||||||||
[pagina 415]
| ||||||||||||||||||
dacht Ga naar margenoot+afgekeurden raad van den wijdberoemden lancisius, in een tijd dat de Runder pest in Italie geweldig woedde, terstond, zoodra er in eenige landstreek zieke Beesten zich opdeden, dezelven doodde. Men bediende zich naderhand van dezen raad, met een gewenscht succes, in het Vlek Caprarola, en in verscheiden Domeinen van den Geestelijken Staat en van eenige Prinsen; men smoorde de ziekte in hare geboorte en stuitte haren voortgang; en, zoo ik wel onderregt ben, weert men op die wijze de ziekte in Engeland. Hoe nuttig en noodzakelijk tot dit einde mede zijn de behoedmiddelen, die onze wijze en hooge Magten beraamd hebben, blijkt uit Art. 1.’ ‘VIII. Verder volgt uit Art. 1 en 2, dat men waarschijnlijk ook nooit een eigenaardig geneesmiddel tegen deze ziekte, zoo min als voor andere besmettelijke Rotziekten, vinden zal: een tegengist, namelijk, magtig om de smetstoffe, reeds in het ligchaam zijnde, stomp en krachteloos te maken, dat vuur uit te blusschen en te smooren. Zulks te zoeken, is vruchtelooze arbeid; zulks te vergen, te veel gevergd.’ ‘IX. Maar uit Art. 5 en uit de Analogie van soortgelijke ziekten mag men besluiten, dat men veeliigt eene geneeswijze, eene manier van behandeling vinden zal, om de ziekte, even gelijk de Kinderziekte, genadiger, minder doodelijk te maken, om meer vee te behouden, dan men tot hiertoe behouden heeft. Dit te zoeken is redelijk, | ||||||||||||||||||
[pagina 416]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+pligtig en lofwaardig; dit te vinden niet hopeloos, zoo men slechts naar reden luistert; en dit gevonden te hebben, zal zeer groot en misschien alles zijn wat men in dit geval vergen en wenschen kan.’ ‘X. Uit Art. 1 en 4 blijkt, dat daartoe geenszins aan te raden zijn ruime en herhaalde aderlatingen. Vermoedelijk was het beter er in 't geheel geene te doen, om dat zij altoos verzwakken, en de krachten, zoo veel mogelijk is, moeten gespaard worden.’ ‘XI. Uit Art. 5 en de Analogie van soortgelijke ziekten besluit men met regt, dat daartoe beter dienen zullen eene ontlediging der ingewanden door purgatiën; onthouding van vaste voedsels, welke herkaauwing vereischen; dunne doch voedzame en tevens de rotting tegenstaande voedfels en middelen. Hierom schijnt mij tot hiertoe de beste geneeswijze de volgende te zijn.’ Ga naar margenoot+‘I. Dat men de Beesten; zoodra men de ziekte bespeurd, uit het land hale, op de stal zette, geen gras of hooi, maar dunne slobbering geve, bestaande uit karnemelk, wei, of water met rogge-, gerste- of lijnzaadmeel, of doorgezegen mout; welke voedsels niet behoeven herkaauwd te worden, de opgepakte stof verdunnen, loslijvigheid verwekken, de rotting tegenstaan en genoegzaam voeden.’ ‘Dienstig is het, de slobberingen en dranken laauw toe te bereiden, en liefst putin plaats van slootwater te gebruiken.’ | ||||||||||||||||||
[pagina 417]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘2. Dat men hun terstond en bij herhaling een purgeermiddel ingeve, om de opgepakte stoffe uit te drijven. Het gereedste, eenvoudigste en zekerste dat ik, in die geval, tot nog toe ken, is de wortel van het, bij de Boeren alom bekende, Vuur of Kropkruid (Helleborus niger flore viridi) waarvan men alle dagen, of, naar vereisch van zaken, 's morgens nuchteren één of twee worteltjes, ter lengte van een vinger, in een dotje gras gewonden, laat doorzwelgen. Hetzelfde oogmerk bevordert men door den drek met de hand uit den endeldarm te halen; door een pijp met brandende tabak in de aars te steken, en door de Beesten gemeen zout te laten likken, waarop zij graag zijn, en het welk de verrotting ook tegenstaat.’ ‘Alle deze middelen zouden waarschijnlijk ook heilzaam zijn, zoo men ze in het werk stelde in gezonde beesten van een koppel, waarvan er reeds een of meer ziek zijn; en men zal weldoen van er nog eenigen tijd mede aan te houden, wanneer de beesten reeds beteren.’ ‘3. Eindelijk, dat men de stal luchtig en zuiver en het ligchaam der beesten, vooral de bek, door wassing met water en azijn rein houde, hen bij droog en goed weder in de open lucht drijve, en voor koude en nattigheid beware.’ ‘Met deze middelen zal men waarschijnlijk volstaan kunnen; zij zijn ten minste door sommigen reeds met een gewenscht | ||||||||||||||||||
[pagina 418]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+gevolg in het werk gesteld. Men kan er ligtelijk meerder, die nuttig zijn zouden, voorschrijven; maar de veelheid schrikt de Landlieden af, baart hun te veel omslag, en strijdt te sterk tegen hunne vooroordeelen. En evenwel hoe eenvoudig, min omslagtig, weinig kostbaar en geschikt deze of andere middelen ook zijn mogen, het is te vreezen, dat de menigte er nooit een behoorlijk gebruik van maken en er de vereischte proeven van nemen zal; ten zij een Hooger Gezag een onredelijk en onverzettelijk vooroordeel tegen alle middelen, met magt tot reden en pligt brenge; of dat een Priesterlijke ijver het algemeen en verderfelijk begrip, dat men tegen Oordeelen geene middelen mag aanwenden, tegenga en van dwaling overtuige: van het gezond verstand en bondige redeneringen alleen heeft men in dit geval niets te hopen.’
Hierop laten wij volgen de gedachten van den Leydschen Hoogleeraar e. sandifort, zoo over de voorbehoeding als geneeswijze dezer ziekte, zoo als dezelve zijn geplaatst in de reeds aangehaalde Verhandelingen van de Zweedsche Akademie.
Ga naar margenoot+‘Om de Veeziekte voor te komen,’ (zegt zijn Ed.) ‘zijn het best zulke middelen, als de ontsteeking afweeren, en de vochten in staat stellen, om de rotting te wederstaan, terwijl zij tevens de maag en darmen zuiveren. Tot dit oogmerk zijn | ||||||||||||||||||
[pagina 419]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+aderlatingen, zuurachtige dranken en buikzuiverende middelen, nuttig en voldoende. Maar, wanneer het vee door de ziekte reeds is aangetast, is het noodig dat men de onsteking, welke reeds voorhanden is, wegneme, dat men de maag en darmen van de kwade stoffen, welke zich in dezelven bevinden, zuivere; dat men de rottige scherpte der vochten te keer ga; de levenskrachten onderhoude, en de kwade toevallen verzachte. Te dien einde moet men in den beginne der ziekte terstond aderlaten, en dit daarna herhalen, naarmate het de omstandigheden vereisschen; de maag en darmen moeten door verkoelende buikzuiverende middelen gereinigd worden (bij voorbeeld, door Engelsch zout, het welk ik het best aan het oogmerk heb gevonden te voldoen), en daarenboven zet men dagelijks klijsteren van water, honig en salpeter, vooral wanneer de Beesten sterke perssingen hebben. Ten einde de rottige scherpte in de vochten te keer te gaan, bedient men zich van zuren uit het rijk der delfstoffen, onder welke de olie van vitriool, gemengd onder den gewonen drank, tot dat deze eenen aangenamen zuren smaak gekregen heeft, de beste werking heeft gedaan. Andere gaven, tot hetzelfde oogmerk, en ook met vrij veel nut, gekarende melk, met honig en gemeen zout. Teffens moeten de levenskrachten door broodwater onderhouden worden. Voor het overige is het noodig, dat men het vee zeer zuiver houdt; | ||||||||||||||||||
[pagina 420]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+dat men het voor slecht weêr bewaart; en dat men den bek met water en azijn van buiten en binnen uit- en afspoelt. Vele hebben zich ook bediend van een seton, doch, voor zoo verre ik heb kunnen zien, zonder nut. Aan eene Koe liet ik, na het gebruik van buikzniverende middelen, tot een proef, kina geven. Ik gaf haar den vierden, vijfden, zesden en zevenden dag dagelijks een afkooksel van zes oncen kina, gekookt met een kan water, tot dat er een stoop overbleef, en dan zeigde men het door. Dit beest, het welk op het begin van den vierden dag zeer slecht was, werd van dien dag af weder beter, zoo dat het op den achtsten dag met graagte at, en naar behooren herkaauwde. Tot dezen tijd toe was het altijd op stal gehouden, maar op dezen dag werd het in de open lucht gebragt, en kreeg daardoor zulk eenen geweldigen hoest, dat men het op den tienden dag eene ader moest openen. Doch hierdoor kreeg het niet veel verligting, maar het bleef vier weken lang hoesten, gedurende welken tijd het weinig at, maar alleen door broodwater het leven onderhielt. Daarenboven gaf men het dagelijks eenen verdunnenden en verzachtenden drank, terwijl het ligchaam daarenboven door klijsteren werd opengehouden. Op deze wijze werd deze Koe eindelijk hersteld, en zij is thans volkomen gezond’ ‘Op deze eenvoudige wijze zijn vele Beesten van deze zware ziekte genezen.’ | ||||||||||||||||||
[pagina 421]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Bij deze stukken voegen wij ook de geneeskundige aanmerkingen en raadgevingen van Doctor j.f. schonenberg, wonende te Duisburg, welke mede in het jaar 1769 in publieke papieren zijn bekend gemaakt, zijnde dezelve van den volgenden inhoud: | ||||||||||||||||||
‘Geneeskundige Aanmerkingen en Raadgevingen, rakende de ziekte onder het Rundvee.Ga naar margenoot+‘Dewijl ik bespeurd heb, dat de Geneesheeren hier te Lande, (in Duitschland), ik weet niet om welke reden, zich tot nu toe niet bemoeid hebben met het naspeuren der oorzaken van deze ziekte, noch met het uitvinden van bekwame middelen, om de zieke Runderen te genezen, en het geenszins met de rede overeenstemt, dat men zulks aan lieden overlaat, die niet de minste kennisse hebben, het zij van de oorzaken der ziekte, of op hoedanige wijze dezelve zou kunnen verhoed of verdreven worden; te meer, wanneer men gadeslaat, welke onherstelbare schade het gemeen daardoor reeds geleden heeft, thans nog lijd, en in vervolg van tijd lijden zal, wanneer geene gepaste middelen uitgedacht worden, om die plage af te wenden; zoo ben ik, onaangezien mijnen hoogen ouderdom, enz. te rade geworden, den aard van deze ziekte, volgens geneeskundige gronden, te onderzoeken, en vervolgens mijne gedachten daar- | ||||||||||||||||||
[pagina 422]
| ||||||||||||||||||
omtrent, Ga naar margenoot+en raadgeving daartegen mede te deelen enz.’ ‘De Geneeskundigen tellen inzonderheid vier soorten op van vergiftige aanstekende of besmettelijke ziektens, dewijl ieder soort Ga naar margenoot+door een verschillend vergif veroorzaakt wordt; te weten: 1. Kwaadaardige kinderpokjes. 2. De roode loop 3. De vlek-, bluts- of purperkoorts; en 4. De pest. Eer en alvorens nu gepaste geneesmiddelen tegen deze ziekte onder het Rundvee kunnen worden voorgeschreven, dient vooraf onderzocht te worden met welke soort van de bovengemelde vier vergiftigde ziektens der Menschen, de Runderziekte meest overeenkomt, ten einde daaruit de gronden tot de genezing af te leiden, in zoo verre het onderscheid van de werktuiglijke geschapenheid van 's Menschen ligchaam met het gestel van der Runderen ligchaam zulks toelaat.’ ‘I. Dit vergif kan niet wel van de soort wezen, waartoe het vergif der kinderpokjes behoort; eensdeels, omdat de materie of stoffe der pokjes reeds voor de aansteking in het ligchaam geweest is, en dus alleen door het van buiten in het ligchaam komende grassereude vergif der kinderpokjes, even als door een gist aangesteken en aan het gisten gebragt wordt; en ten andere, omdat men de ziekte van het Rundvee niet even als de kinderpokjes inenten kan.’ ‘II. Het kan ook die soort van vergif niet zijn, dewelke den rooden loop veroor- | ||||||||||||||||||
[pagina 423]
| ||||||||||||||||||
zaakt, Ga naar margenoot+vermits men bij de Runderen geen bloedige ontlasting bespeurd.’Ga naar voetnoot(*) ‘III Ook kan het niet gebragt worden tot die soort van vergif, die de vlekkoorts of andere diergelijke koortsen doet ontstaan, vermits de toevallen, waarmede de vlekkoorts gepaard gaat, niet overeenkomen met de toevallen, die het vergif in de zieke Runderen veroorzaakt. Daarentegen zweemt dit vergif genoegzaam in alle opzigten naar het vergif, het welk de pest verwekt, doordien de Runderziekte zoo vergiftig en aanstekende is, dat daardoor schier al het vee op zoodanige plaatsen, alwaar de ziekte grasseert, besmet, aangestooken en weggerukt wordt, en, zonder eenige tusschenpozing, geheele landen door woed.’ ‘Wanneer men nu vooraf vaststelt, dat bij alle vergiftige en aanstekende ziekte een vergiftigde materie of stoffe van buiten in het ligchaam zij gekomen, zoo behoort het vergif door gepaste artzenijen van zijn vergiftige schadelijke kracht ontbloot, of gelijk men zegt, gedood te worden, of het moet zoo dra mogelijk weder uit het lig- | ||||||||||||||||||
[pagina 424]
| ||||||||||||||||||
chaam Ga naar margenoot+worden uitgedreeven. Vermits men in de Apotheken gene artzenijen heeft, en er ook tot nu toe geene bekend zijn die een specifieke of direktwerkende kracht bezitten, om het vergif van de kinderpokjes, van den rooden loop, van de vlekkoorts, of van de pest te dooden, of die ziektens hare vergiftige kracht te benemen, zoo blijft voor ons geen andere weg open, dan dat wij ons beijveren, om het vergif zoo dra mogelijk weder uit het ligchaam te verdrijven.’ ‘Onze natuur doch is zoodanig gestelt, dat dezelve alles uit het ligchaam tracht uit te drijven hetgeen overtollig of schadelijk daarin gevonden wordt, te weten door den stoelgang, door de urine of pis, en door de pori of zweetgaten van den huid, en zelfs somtijds door den mond en neus. Dienvolgens hebben onze oudste Geneesheeren altoos geleeraard en aangeraden, dat men in zulke gevallen den weg verkiezen moet, dien de natuur ons aanwijst, en dat men alsdan door gepaste geneesmiddelen de natuur moet trachten ter hulpe te komen; wanneer namelijk de krachten der natuur te zwak waren, moest men ze pogen te versterken; indien ze te sterk werkten, moest men trachten dezelven tot bedaren te krijgen, en in gevalle de werkingen verkeerd waren, moest men ze zoeken te regt te brengen.’ ‘Vermits ik hier boven aangetoond heb, dat het vergif bij de ziekte van het Rundvee meest overeenkomt met het vergif, het | ||||||||||||||||||
[pagina 425]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+welk de pest onder de Menschen veroorzaakt, zoo volgt daaruit, dat dit vergif bij de Runderen, even als die van de pest bij de Menschen, uit het ligchaam behoort uitgedreven te worden. Alle Geneesheeren, dewelke ten tijde van pest gepractiseerd hebben, verklaren, dat zoo vele zieken als van de pest geneezen zijn, alle 't zij pestbuilen of pestblazen, of ook wel beide te zamen, hebben gehad, en dat de geenen, die zulke kenteekenen niet kregen, alle gestorven zijn, ten bewijze, dat de natuur het vergif, door middel van die pestbuilen of pestblazen, uit den ligchamen uitgedreven heeft.’ ‘Dat nu de natuur bij het Rundvee het vergif op gelijke wijze tracht uit te drijven, en ook werkelijk bij de Beesten, dewelken genezen zijn, uitgedreven hebbe, wordt door de ondervinding geleerd, dewijl men zoo hier als op andere plaatsen, zoo bij de genen die gestorven, als bij de genen die geneezen zijn, pestblazen gevonden heeft, met dit onderscheid echter, dat bij de gestorvene verscheiden grooten pestblazen onder den huid waren, waaruit het koude vuur was ontstaan, en bij eenige weinige ook kleine blazen op den huid, terwijl bij de gezond gewordene eene groote meenigte kleine pestblazen op den huid gevonden werden, zoo als men inzonderheid voor weinige jaren in Frankrijk waargenomen heeft.’ ‘Doordien echter de huid der Runderen veel dikker en digter is dan de huid der | ||||||||||||||||||
[pagina 426]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Menschen, zoo drijft de natuur het vergif wel uit tot onder den huid, doch het kan door dien vasten en dikken huid niet doordringen en dus buiten het ligchaam geraken, weshalve de natuur haar oogmerk niet bereiken kan, dan slechts bij weinige Runderen, die mogelijk maar weinig vergif in 't lijf hebben gehad. Hieruit blijkt niet alleen duidelijk de oorzaak van het sterven der Runderen, maar ook teffens de onmogelijkheid, waarin de natuur zich bevindt, om alleen, en zelfs met behulp van inwendige artzenijen, ter oorzake van den dikken en vasten huid, het vergif uit het ligchaam uit te drijven, ten ware alleenlijk, wanneer de hoeveelheid vergif in eenig ligchaam slechts gering zij geweest.’ ‘Nademaal voor eerst vele Geneesheeren, dewelke ten tijde van pest gepractiseerd hebben, verzekeren, dat alle zoodanige menschen, dewelken fontanellen of door kunst gemaakte verzweringen, verouderde opene wonden of een verzwering in de long hadden, van de pest bevrijd gebleven zijn; zoo hebben, ten tweede, de Geneesheeren, om dat zij zagen, dat alle de genen, die van de pest genezen werden, pestbuilen of pestblazen kregen, dewelken sterk etterden, den raad gegeven, dat men altoos zoodanige builen of blazen behoorde te scarificeren of vlijmen, te branden, of een diepe insnijding daarin te maken, ter bevordering en verhaasting van het etteren.’ ‘Op deze wijze heeft weleer een Heel- | ||||||||||||||||||
[pagina 427]
| ||||||||||||||||||
meester Ga naar margenoot+te Hamburg eenige honderde menschen in het leven behouden, doordien hij, zoo dra een lijder slechts eenige pijn in de gezwellen begon te gevoelen, aanstonds een diepe incisie daarin maakte, en daardoor een Ga naar margenoot+goede rijkelijke ettering te weeg bragt. Nademaal ik dus alles heb overwogen, bevinde ik, volgens de geneeskundige gronden, geen ander middel ter herstelling van de zieke Runderen, dan dat de dikke vaste huid van dezelven op verscheiden plaatsen doorsneden, en eenigen tijd door veroorzaakte verzwering opengehouden werde, opdat de natuur daardoor, gelijk bij de Menschen, door middel van fontanellen, het vergif buiten het ligchaam zoude kunnen uitdrijven, zonder door de hardheid en dikte van den huid daarin te worden verhinderd. Ook zoude mijn raad wezen:’ Ga naar margenoot+‘I. Dat men twee setacia, setons of snoertrekken maakte, (vermits dezelven sterker werken dan de fontanellen, zoo tot behoedmiddelen als tot genezing,) met een gloeijend ijzer, (opdat de werking des te spoediger en krachtiger zij), het welk van voren spits, in het midden rond, en een halve duim dik was, te weten, een onder den hals aan de borst, en een op den rug, twee handbreed van den staart; dat men door ieder van die wonden een haarsnoer of touw heenen trok, mede een halven duim dik, het welk men, dagelijks, met boomolie bestrijken en teffens heen en weder trekken moet; en dat men de wonden op die wijze | ||||||||||||||||||
[pagina 428]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ten minste zoo lang moet open houden, tot dat al het zieke Vee genezen, en de ziekte daar ter plaatse geheel gecesseert is.’ ‘II. Dat men, zoodra de wonden aan het etteren zijn, en niet eerder, aan ieder Ga naar margenoot+ziek beest dagelijks moest ingeven een lood gepulveriseerde China Chinae, met water vermengd, ten einde daardoor het koud vuur in de maag en in het gedarmte te verhoeden; dat men voorts aan ieder beest alle avonden ingeve 20 grein Campher, in een half muddeken boom olie ontbonden, ten einde daardoor de natuur ter hulpe te komen in het voortstuwen van het vergif naar den huid, doordien onder alle zweetdrij vende middelen er geen is, het welk zoo weinig hitte en teffens echter een zoo sterk zweeten veroorzaakt, als de Campher; en tot een behoedmiddel voor de nog gezonde Runderen zou, mijns bedunkens, genoeg wezen, wanneer men ieder beest slechts eenmaal 's weeks 20 lood Campher op gelijke wijze in boom-olie ingaf.’ ‘Wat de Setacia betreft, ik acht dezelven volstrekt noodzakelijk, in zoo verre, dat bijaldien ze niet mogten helpen, ik, volgens geneeskundige gronden, niet begrijpen kan, op wat wijze eenige andere middelen zouden kunnen baat doen; doch ten opzigte van het gebruik van den Campher en de China Chinae, ik houde zulks wel voor nuttig en dienstig, maar ik kan echter niet verzekeren, dat die artzenijen noodwendig daarbij vereischt worden. Derhalve | ||||||||||||||||||
[pagina 429]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+is mijn raad, dat men de proef neme, ten deele met de Setacia alleen, en ten deele te zamen met het gebruik van de China Chinae en den Campher, ten einde de ondervinding moge leeraren, welke van beide behandelingen de beste zij’ ‘Na dat ik deze mijne aanmerkingen in gereedheid had, terwijl ik in waarheid verzekeren kan, dat ik mij niet kan te binnen brengen, ergens of bij eenig Schrijver gelezen of gehoord te hebben, dat ook andere Geneesheeren tegen de ziekte onder het Rundvee het gebruik van fontanellen of Setacia aangeprezen hadden, vernam ik, dat de Heer Professor hoffmann te Halle insgelijks voor eenigen tijd een Consilium Medicum aangaande de Veepest opgesteld hebbende, daarin het volgende te kennen gaf:’ ‘Wanneer eene zoodanige ziekte onder het vee reeds in eenig huis of stalling is ingedrongen, heeft men tot een behoedmiddel niets zekerder, beter en heilzamer bevonden, dat dat men zoo wel de gezonde als de reeds door de ziekte aangetaste Runderen een zoogenaamd snoer trekt, zoodanig, dat men den huid onder den hals voor de borst bijeen vat, en met een stevigen stalen naalde eenen draad, ter dikte van sterk bindgaren, daar door haalt, welke draad alvorens met boom-olie of met eenig ander digestivum, (losmakend middel, waardoor de toevloed der sappen of vochten verhaast | ||||||||||||||||||
[pagina 430]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+wordt,) moet bestreken worden, als wanneer dagelijks eenige etter uit die wonde zal uitvloeijen; en de Geneeskundige Societeit te Geneve verzekert, zoo wel als de vermaarde ramazzini, dat genoegzaam geen Rundvee gestorven is, waaromtrent men dit middel heeft gebruikt’ ‘Dewijl ik dus hieruit gezien heb, dat geleerde en ervarene Geneesheeren, reeds voor vele jaren, de Setacia met een gelukkig gevolg hebben aangeraden, zoo ben ik daardoor in mijne gedachten omtrent de nuttigheid der Setacia bij deze Veepest des te meer versterkt geworden, hoewel ik niet geloove, dat eene zoo kleine en enge opening iets kan baten bij Rundvee, het welk veel vergif in het lijf heeft, weshalve ik ook niet kan denken, dat die Setacia op een' anderen tijd, wanneer de ziekte heviger woedde, en het Rundvee dus eene meerdere hoeveelheid vergif in het ligchaam had, iets geholpen hebben.’ ‘Daarbenevens ben ik ook in mijne meening nog meer bevestigd geworden, dat de natuur het werkelijk gestende vergif door de gemaakte fontanellen uitdrijft, vermits de Heer lenfilius meldt, dat hij een vrouwspersoon heeft onder handen gehad, die door de kinderziekte was aangetast, en die ter zelfder tijd een fontanel had, uit dewelke, gedurende de ettering der pokjes, dagelijks een stank voortkwam, naar die van een lijk zwemende.’ | ||||||||||||||||||
[pagina 431]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘Ofschoon ik van gedachten ben, dat de Setacia volgens mijn begrip het eenige middel zijn, het welk tegen de Veepest van nut wezen kan, zoo volgt nogtans daaruit niet, dat ze daarom helpen moeten; want dat ze helpen kunnen, en ook werkelijk vele Runderen geholpen hebhen, is door de bovengemelde Geneesheeren van Geneva en door den Heer ramazzini betuigd geworden; doch het vergif kan echter somtijds eene zoo inetende scherpheid bezitten, dat het al ten eerste het koud vuur in de inwendige deelen doet ontstaan, als wanneer geene artzenijen meer baten kunnen, zoo wel bij de Menschen, als bij de Runderen.’ ‘Van ganscher harten middelerwijl wensch ik, dat het den Oppersten Medicijnmeester behagen moge, dit of eenig ander Consilium Medicum te zegenen, op dat die schadelijke en verderfelijke landplage eindelijk afgewend worde. Ik wensche ook te gelijk, dat alle de genen, die zich in de noodzakelijkheid gesteld zien, om van dit middel bij hun Rundvee gebruik te maken, daarbij hooger op zien mogen, en gedenken, dat geen kruid noch plaister helpen kan, bijaldien de Heer zulks niet door zijnen zegen wel doet gedijen.’
‘Duisburg, den 4. April 1769.’ (Was geteekend) J.T. SCHONENBERG, Med. Doct. | ||||||||||||||||||
[pagina 432]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Voorts komen wij nu tot de opgave van een der middelen, het welk het meeste gerucht in Europa gemaakt heeft, namelijk het gebruik van het teerwater. Dit middel is reeds vroeg in Engeland en ook in Duitschland bekend geweest, althans in het berigt uit Berlijn, hier voren op bladz. 379 tot 393 medegedeeld, vindt men er melding van gemaakt; naderhand hebben zeer voorname Doctoren in Engeland er over geschreven, en er is aldaar en hier te Lande verschillend over dit middel gedacht, niettemin heeft hetzelve onder onze Landzaten nog al eenige opgang gemaakt: wij zullen deswegens een stuk mededeelen, van het welk in de Leydsche Courant van den 2 Junij des jaars 1769 gebruik is gemaakt, en waarvan de echtheid der daarin gemelde proef, ons door een kundig man en eenen teunis snoek, te Reewijk, bevestigd is; in hetzelve komen wel eenige zaken voor, welke bij de opgave van de uitwendige kenteekenen der Veepest behooren, en daar ook meestal bij gemeld zijn, echter hebben wij er dezelve ingelaten, ten einde dit stuk in deszelfs geheel mede te deelen. Zie hier dan hetzelve:
Ga naar margenoot+‘De steeds toenemende ziekte onder het Rundvee, de smertelijke gevolgen, die dezelve noodwendig voor ons Vaderland hebben moet, en de zucht, om iets toe te brengen tot het algemeene welzijn, mij aangespoord hebbende tot het zoeken van een | ||||||||||||||||||
[pagina 433]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+eigenaardig middel, om deze verderfelijke kwaal te voorkomen of te genezen, heb ik niet kunnen nalaten aan het algemeen van mijne pogingen dienaangaande verslag te doen, te meer, dewijl dezelve zoo eene zigtbare goede uitwerking gehad hebben, dat ik op goede gronden meene, door een eenvoudig middel den Landman in staat te kunnen stellen, om, onder 's Hemels bijstand, een groot gedeelte van hun Rundvee te kunnen in het leven behouden.’ ‘Vooraf dient men te weten, dat mij bij een allernaauwkeurigst onderzoek gebleken is, dat het hoofd als de zitplaats der ziekte van deze dieren moet aangemerkt worden; dan, of dezelve juist daar haren oorsprong neemt, laat ik ter beslissing van andere onderzoekers over; zeker is het ondertusschen, dat men het hoofd zeer zwaar verstopt en verkouden vindt, de keel en het verhemelte gezwollen en met taaijen slijm bezet, de tanden los in den mond, en den bek zoo teer en zwak, dat zij niet in staat zijn om eenig voedsel hoegenaamd van den grond te kunnen opnemen, en het drinken hun maar alleen mogelijk is.’ ‘De ziekte neemt haren aanvang, en wordt kennelijk, wanneer de melkbeesten minder melk geven, minder eten en minder herkaauwen, ja op het laatst met het een en ander geheel uitscheiden. De eenige hulp, die men hun dan kan toebrengen, is door het drinken; doch de ondervinding geleerd hebbende, dat het koud water, het | ||||||||||||||||||
[pagina 434]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+welk men in deze omstandigheid in eene groote hoeveelheid doet gebruiken, niet anders te weeg brengt, dan eene afgang van donkergroen en zwartachtig vuil water, heb ik bedacht geweest, om langs dezen weg de genezing te bewerken, door in plaats van het koud water, eenen genezenden en versterkenden drank te doen gebruiken. Te dien einde heb ik eene proef genomen met het afgetrokken Teerwater, zijnde een eenvoudig en teffens een geheel onkostbaar middel, dewijl de Teer twaalf- en meermalen kan afgetrokken worden, en dan nog bekwaam blijft tot het gewoon gebruik.’ Ga naar margenoot+‘Wat de bereiding van dit Teerwater belangt, hieromtrent heeft men maar alleen op te merken, (zullende het overige uit de genomene proeve genoeg blijken,) dat hetzelve zeer klaar moet zijn, niet witter van kleur dan witte Fransche wijn, noch hooger dan Spaansche wijn.’ ‘Met dit middel heb ik in de verleden maand April de volgende proeven genomen, wanneer het Rundvee van willem verduijn, Bouwman aan de Tempelkade onder Reewijk, met deze droevige ziekte bezocht werd; hij heeft er (naar mijn voorschrift) op de volgende wijze gebruik van gemaakt. Hij nam een groote kuip, en vulde dezelve met een derde Moskovisch Teer en twee derde water; dit wel doorgeroerd zijnde, liet hij het 24 uren staan trekken, en schepte vervolgens des morgens en des avonds zoo veel er van af, als hij | ||||||||||||||||||
[pagina 435]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+tot gebruik van zijne reeds ziek geworden beesten noodig had. In plaats van het afgeschepte water, goot hij er weder zoo veel versch water op, roerde het wel door, en liet het staan trekken tot dat hij het wederom noodig had; dit herhaalde hij dagelijks, tot dat de ziekte op zijn stal een einde nam.’ ‘Dit Teerwater gaf hij den zieke beesten, bloedlaauw gemaakt zijnde; doch vernemende dat zij het Teerwater met geen groot genoegen dronken, vermengde hij hetzelve met een gedeelte fijn gestampte lijnkoeken en een gedeelte bloem van boekweit, maar toen wat troebel zijnde, roerde hij hetzelve in flesschen door malkander, en goot het door een hoorn in de keel. Aan de melkbeesten gaf hij des morgens en des avonds 4 a 5 gewone flesschen, iedere flesch met omtrent ¼ pond de helft lijnkoeken en de helft bloem van boekweit gemengd; aan de andere beesten gaf hij wat minder, geproportioneerd naar de grootte van hunne ligchamen. Door deze behandeling heeft hij van zijne melkbeesten omtrent â…”, namelijk 13 van de 18, in het leven behouden; ook zijn door dezelve middelen hersteld een Stier, benevens eenige Pinken en Kalveren, uitmakende mede omtrent â…” van het getal, dat hij voor de ziekte in leven had.’ ‘Deze gelukkige uitkomst mij meer en meer bevestigende dat er volstrekt zacht voedsel in de maag moest worden gebragt, en wel zulk voedsel, dat gemakkelijk door | ||||||||||||||||||
[pagina 436]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+de keel kan passeren en ligt in de maag worden verteerd, zoo hebbe ik uit alle de voedsels, aan mij bekend, geen bekwamer kunnen uitdenken dan gemalen mout van gerst.’ Ga naar margenoot+‘De ondervinding die ik heb, hoe gezond zulks voor de Paarden is (om des avonds te dienen voor eene slobbering,) gaf mij te meer hoop van eenen goeden uitslag. De Brouwers en Stookers van moutwijnen weten allen, dat goede mout, van gezonde gerst gemaakt, voor ruim de helft smeltbaar is, en dat de overige deelen bestaan in de fijne bast van het mout, doormengd met kleine grutjes, zijnde het gemalen mout ook van die natuur, dat het, nat gemaakt zijnde, zoo zacht en smerig wordt, dat, als de Beesten het maar met de lippen konden opnemen (dat hun gedurende de ziekte geheel onmogelijk is,) het zonder kaauwen door de keel zoude passeren.’ ‘Om gemelde redenen, besloot ik op den 12. Mei, aan teunis snoek, Bouwman onder Reeuwijk, een zak gemalen mout van gerst, te zenden, om de Beesten, ingeval van ziekte, er mede te voederen, waartoe hij reeds den 15. daar aanvolgende gelegenheid kreeg, dewijl er twee van zijne Beesten in het land ziek gevonden werden, en eenige dagen later nog vijf anderen, dus had hij in het geheel zeven zieken Beesten, welke alle uit het land op zijne stal zijn gebragt en op de volgende wijze behandeld geworden.’ | ||||||||||||||||||
[pagina 437]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘Men dekte hen terstond den kop en hals met een kleed, om dezelve zoo veel mogelijk te verwarmen en uit te broeijen, echter zoo, dat neus en mond vrijgelaten werd; en men deed denzelven op reeds te vooren gemelde wijze enkel het Teerwater gebruiken, vervolgens nam men 3 pond gemalen mout, en mengde daaronder een half-pintje jenever, ter versterking van de verzwakte ingewanden, doende er alleen zoo veel water bij, als er noodig was om het mout behoorlijk nat te maken, want daar moet niets droog in blijven; dit gaf men den zieke Beesten dagelijks in, alleen met dit onderscheid, dat men de kwantiteit van 3 pond verminderde, naar gelang der proportie van hunne ligchamen, en om ze niet te overvoeren, vooral in het begin der ziekte, gaf men hen deze 3 ponden in zes reizen.’ ‘Het had in het eerst wat moeite om het mout door de keel te krijgen, doch men vond, dat het echter zeer wel konde geschieden door twee personen, waarvan de eene, staande aan de linkerzijde, den mond openhield, en de andere aan de regterzijde, met de hand zoo veel mout als hij vatten konde, op zijde van de mond, zoo na in de keel bragt als mogelijk was. Bij deze gelegenheid bevond men dat de Beesten, de zoete smaak van het mout gewaar wordende, alle moeite aanwende om het te kaauwen en door te slikken.’ ‘Op deze manier de zieke Beesten van gemelde teunis snoek gevoerderd zijnde, | ||||||||||||||||||
[pagina 438]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+heeft hij er vijf van de zeven in het leven behouden.’ ‘Een van de gestorvene Beesten gaf veel hoop van herstelling, dewijl hetzelve dertien volle dagen heeft ziek gestaan, doch na den dood geopend zijnde, bevond men, dat eene zware verzweering in den hals en keel, den dood had veroorzaakt.’ ‘Tot nader onderrigting, kan men hier nog bijvoegen, dat het mout met de hand moet ingegeven worden, en niet door een hoorn, gelijk men in andere gevallen gewoon is, om dat men anders te veel water noodig heeft; om het mout door den hoorn te doen passeeren.’ ‘Als men de Beesten met mout voedert, moet men hun des morgens nuchteren, en des avonds voor dat men na bed gaat, 2, 3 à 4 pinten Teerwater geven naar de grootte van hunne, ligchamen, doch des morgens moet men, naar het ingeven van het Teerwater, een uur wachten voor dat men hen met mout voedert.’ ‘Tot slot moet men hier nog bijvoegen ten opzigte van het Mout en Teerwater, het welk mogelijk op sommige afgelegene plaatsen niet gemakkelijk te bekomen is, dat men daarom niet werkeloos behoeft te zitten, dewijl men reden heeft, om te denken, dat men van van alle bloem- en meelspijzen, gen engd in warm water, en dan door een hoorn ingegeven, een goeden uitslag te wachten heeft, mits dat men geen water afzonderlijk laat drinken, om de plas | ||||||||||||||||||
[pagina 439]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+niet te vergrooten, want men is door eene gedurige en naauwkeurige beschouwing volkomen verzekerd, dat, indien er geen zacht voedsel in de maag gebragt wordt, de beesten tegen alle aangewende middelen aan, uit hoofde van het gebrek in den mond, het welk hun de kaauwing verhindert, van honger en gebrek moeten sterven.’
Bij dit stuk stellen wij ook nog een ander stuk, het welk mede in dien tijd aan den Leydschen Courantier, ter plaatsing, gezonden is, en betrekking heeft op de Ettergezwellen in de long, waaraan de Koeijen somtijds, na van de Veepest hersteld te zijn, kwijnen en sterven; luidende hetzelve als volgt:
Ga naar margenoot+‘Gezien hebbende in de Leydsche Courant, No. 107, dat van de klein Lankumsche inent-ziekte eerst gebeterde Hokke lingen, na hersteld te zijn; en herkaauwd te hebben, aan ettergezwellen in de long gestorven zijn vijf, die geene medikamenten gebruikt hebben, en ik sedert Ao. 1746 van diversche Landlieden verstaan hebbende, dat aan dergelijke kwaal verscheiden gebeterde beesten, na derzelver herstelling en herkaauwing, ook insgelijks gestorven zijn, en mijns wetens daartegen tot nog toe geen hulpmiddel is uitgevonden, zoo deele ik, of het ten algemeenen nutte van zegen zijn mogte, bij dezen mede een recept, dat ik uitgedacht en met succes geappliceerd heb | ||||||||||||||||||
[pagina 440]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+aan een mijner, van de natuurlijke ziekte herstelde, Beesten, het welk mede, na (8 of 10 dagen) herkaauwd te hebben, daarbij uitscheidde, ja in 't geheel niet meer at, op den huid vol luizen raakte, de vier pooten bijeen gesteld, rondruggig stond te kugchen, en dus van dag tot dag verergerende, zijn dood verwacht wierd. Ik kleinsde, tot bijna aan de kook, in een nieuwe aarden verglaasde pot, op beglomde kolen:’
‘Na die vereeniging heb ik daarvan 1 wit kommetje vol, met een versch gelegd fijn geklutst hoender-ei, en ½ pint versch gemolken, nog warme, zoetemelk, wel door een geroerd, alle dagen tweemaal, een uur voor den voertijd, aan het beest, door een hoorn, laten ingieten. Dit middel, na eenige dagen innemens, uitgebruikt zijnde, bleef het beest nog eveneens. Het ten tweede reize ingegeven zijnde, begon het iets aan 't hooi der naast hem staande beesten te rieken. Het middel ten derdemale uitgebruikt hebbende, begon het somtijds een enkel lokje hooi te vatten, doch liet dat weder vallen, in 't geheel niets etende, alleenlijk levende van het ingegevene; maar het middel ten vierdemale uitgebruikt zijnde, begon het iets, doch zeer | ||||||||||||||||||
[pagina 441]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+weinig, hooi te eten; het middel ten vijfdemale uitgebruikt zijnde, at het greetig door, en is, sedert nog vele jaren, een allerbest melkgevend beest geweest.’
Hierop laten wij volgen de opgaaf van een geneesmiddel in de Veepest, medegedeeld door j.f. pascal te Berlijn, in het jaar 1770, luidende als volgt: | ||||||||||||||||||
‘Een beproefd middel voor, en in de ziekte van het Rundvee.’
| ||||||||||||||||||
[pagina 442]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘Van deze opgenoemde dingen doet men een vierendeel pond uit den Drogist afzonderlijk halen, en naardien de Asia Foetida moeijelijk klein te maken is, laat men die mede in den Drogist klein stampen, en alles klein gemaakt zijnde, in een bouteille haringpekel, in een nieuwe pot storten, en alles daarin wel door den anderen roeten.’ ‘Deze dingen aldus met de haringpekel gemengd zijnde, laat men omtrent 6 uren wel toegedekt staan, opdat alles wel behoorlijk uittrekt, terwijl hetzelve intusschen alle uren op nieuw omgeroerd moet worden. Naderband worden 6 kwart of bouteilles versche Teer allengskens daarbij gegoten, en alles met de Teer wel door een gewerkt, en dus kan het in dezelve pot, in een koele plaats, wel toegedekt, besfendig bewaard worden.’ ‘Hiervan geeft men aan elk beest tweemaal in het jaar, namelijk in de herfst en in het voorjaar, wanneer het vee gezond is, nuchteren met brood, zoo veel als in een linnen lepel, half vol, leggen kan, en drie uren daarna geeft men het eerst voeder: dit moet wel geobserveerd worden, doch het moet in het afnemen der maan gegeven worden. Maar wanneer de ziekte zich in de landstreken ontdekt, moet dit elke maand in het afnemen der maan aan het beest ingegeven worden.’ ‘Aan jong vee wordt, naar mate deszelfs ouderdom, de helft maar ingegeven, | ||||||||||||||||||
[pagina 443]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+doch wel observerende hun het eerste voeder drie uren rijds te onthouden.’ ‘Dit middel is, door Gods hulp, in Pruissen bij alle soorten van ziekten in der daad beproefd geworden, en het is te beklagen, dat de Bezitter van dit Recept hetzelve niet eerder bekend gemaakt heeft, maar men steeds verwonderd zijnde, dat in de plaats zijner woning het vee alle andere lieden sedert vele jaren afgestorven, en daarentegen het zijne alle verschoond gebleven is, zoo is, op aan hem gedane vragen, sedert eenige maanden dit middel hier en daar bekend geworden, men heeft zich daarvan bediend, en in groote stallen met vee dit middel zoo beproefd gevonden, dat, schoon het vee krank geworden was, evenwel alles wederom genezen is. Hij, die hetzelve, als een preservarif, alle half jaren gebruikt, die kan, onder Gods zegen, mee zekerheid hopen, dat zijn vee door de ziekte niet zal worden aangetast, of ten minde binnen weinige dagen wederom genezen zal. Dit middel kan mede voorzigtiglijk gebruikt worden bij Koeijen, die met kalf zijn, zonder vrees van ontijdig kalven.’ ‘Men neemt slechts een klein stukje brood, waarop men het geneesmiddel, in kwantiteit als hier voren staat, smeert, en het beest in den hals steekt.’ ‘Bij eene meerdere aannadering der ziekte kan men dit geneesmiddel aan het vee om de acht dagen ingeven, eens 's morgens en 's avonds, maar anders op de voorgemelde wijze; doch de ziekte gekregen hebbende, | ||||||||||||||||||
[pagina 444]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+alle morgen nuchteren in te geven, op die manier, als hier voren gesneld staat.’
Deze opgave, welke ingewikkeld en zeer zamengesteld is, heeft niet veel ingang gevonden, zijnde de bereiding voor den Landman niet zeer gemakkelijk; evenwel zijn er sommige ingrediënten in vermeld, welke hier en daar afzonderlijk of op eene andere wijze gebruikt, zijn. Het koperwater alleen is hier bijzonder, en kan, behoedzaam gebruikt, nuttig zijn, om dat men het in de ziekte der Paarden bezigt. De Wierook, Mirrhe en Duivelsdrek komen insgelijks elders voor. Op alle deze, meerder of minder gewigtige, stukken zullen wij nu nog eenige kleinere stukken laten volgen, welke, of door eenvoudige inlandsche Landlieden, of door Buitenlanders, volgens hunne ondervinding, zijn medegedeeld, en in de Leydsche en andere Couranten van dien tijd geplaatst. Het eerste is geplaatst in de Utrechtsche Courant, en van den volgenden inhoud:
Utrecht den 6. November 1769. Ons van voorname hand toegekomen zijnde een Recept van een expert bevonden middel tot behoud van het Rundvee tegens de besmettelijke ziekte, achten wij het onzen pligt, hetzelve ten nutte der Ingezetenen van deze en andere Provintien gemeen te maken.’ | ||||||||||||||||||
[pagina 445]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘RECEPT tegen de BESMETTELIJKE ZIEKTE van het RUNDVEE.’
‘Om ten eerste te gebruiken, als dezelve bespeurd wordt.’
Ga naar margenoot+‘Neem drie Eijeren met de schalen, een hand vol roet uit den schoorsteen en een oort of pintje raapolie; die alles wel door een gemengd en hen beest alle dagen bij continuatie ingegeven.’ ‘Neem voorts leem, meng die met wijnazijn en smeer daarmede het beest over den ruggraad tot aan den staart, dek het met dekens wel toe in veel stroo; zet het vervolgens op paardemest, maar niet al te bedompt, vermits het beest luchtig staan moet.’ ‘Dit Recept is, bij continuatie, gebruikt op den Huize van Netelhorst, en zijn alle, die het gebruikt hebben, gebeterd, tot zeventien in getaL.’
Het volgende vindt men in de Leydsche Courant van den 7. Maart 1769:
Ga naar margenoot+‘Leyden den 7. Maart. Wegens de bedroefde veeziekte is ons verzocht de volgende remedie het Publiek mede te deelen.’ ‘De ondervinding en rede leert, dat de zouten, en wel bijzonder de salpeter, de bederving van al wat vleesch is, weder- | ||||||||||||||||||
[pagina 446]
| ||||||||||||||||||
staat: Ga naar margenoot+dus is dit een gemakkelijk en geedkoop geneesmiddel, de gezonde beesten in het water, dat zij zullen drinken, dagelijks eenig salpeter te smelten, meer of minder, naar vereisch, om daardoor (met Gods zegen) dezelve te preserveren tegen die bederfelijke ziekte, zoo veel doenlijk is: maar zoo haast men bemerkt, of uit de omstandigheid oordeelt, dat eenig beest die ziekte onder de leden heeft en aanstaande is, zoo zal eene sterke aderlating den aandrang van het bloed en de ziekte wel wat verminderen, maar geenszins wegnemen, daarom zullen verdere hulpmiddelen noodig zijn. Vooraf de wijze en voorzigtige voorzorgen, door onze Lands Vaderen voorgesteld, in acht nemende, oordeelt men, om vele redenen en ondervindingen, dat het volgende dient te worden in acht genomen: ‘Dat, na de sterke aderlating, ter bekwamer plaatse eenig azijn met salpeter door het water gemengd, in meerder hoeveelheid, gegeven worde, na alvorens een ledig ei, met versch roet uit den schoorsteen gevuld, in de keel geduwd te hebben, opdat het zieke beest zulks verzwelge, en dat men vooral niet verzuime eene sterke wrijvinge der ruggegraat en de noodige ontlastingen. Zulk een ei, met roet opgevuld, kan twee of drie dagen achter den anderen herhaald worden, want dan zal de ziekte termineren.’
Het gebruik van zouten, het zij enkel of vermengd, is mede aanbevolen tot her- | ||||||||||||||||||
[pagina 447]
| ||||||||||||||||||
stelling Ga naar margenoot+van de zieke beesten, of ten minste als een preservatief in de Veeziekte. Zoo vindt men, in de Gazette des Pais-Bas, een berigt aan het algemeen, gedagteekend Brussel den 4. Junij 1770, waarin het gebruik Ga naar margenoot+van het bergzout zeer sterk wordt aanbevolen, wordende door den Schrijver van dat berigt beweerd: dat het bergzout (Sel de Roche), of het zeezout (Sel Marin), met even gelijke hoeveelheid klei tot een klomp vermengd, een preservatief middel is tegen de besmettelijke ziekte onder het Rundvee, en tevens als zeer geschikt tot verbetering van het vleesch, en stelt de hoeveelheid zout op een half once in de 24 uren.
Nog vondt men in de Leydsche Courant, van Maart 1769, het volgende geplaatst:
Ga naar margenoot+‘Leyden den 5. Maart. Men ziet hier de volgende remedie voor de ziekte van het rundvee.’ ‘Het Rundvee, zoo lang hetzelve nog gezond is, alle morgen te laten ingeven een tinnen lepel vol ordinaar zout. Wanneer men bespeurt, dat het Vee de besmettelijke ziekte onder de leden heeft, of reeds begint ziek te worden, dan terstond aan de zoodanige Beesten voor, achter de schoft, ter zijde, en digt aan de ruggestreng het haar te laten wegscheren ter grootte van een hand, vervolgens in den huid op de afgeschorene plaats te laten doen een incisie | ||||||||||||||||||
[pagina 448]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+of snede, alsdan die plaats te wasschen met wijn-azijn, en daarop te leggen een Spaansche Vlieg-pleister, redelijk dik gesmeerd, waardoor de brand der ziekte van de ingewanden wordt afgetrokken. Als de eerste Spaansche Vlieg geen effect mogt doen, dan moet men een tweede of versche pleister daar opleggen, en continueren tot dat men ziet dat de Beesten beginnen te avanceren. Men moet dezelve haar ordinaar voeder blijven geven, doch echter spaarzaam. Wat gerstemeel door het water geroerd, is zeer goed voor haar drank, die ennigzins hauw moet zijn.’ ‘NB. Men moet zorg dragen, dat de Beesten aan de pleisters niet likken, en men strooit onder dezelve korte paardenmest.’
Het voornaamste van dit geneesmiddel is, buiten het zout, het zetten van een Spaansche Vlieg, dat voorzeker veel nat kan doen ter afleiding der smetstoffen, zoo als dit wegens het zetten van Setons en fontanellen, breeder, is betoogd.
In een onzer inlandsche Couranten van het jaar 1769 vond men ook het volgende bekend gemaakt:
Ga naar margenoot+‘Munster den 17. November. Bij de tegenwoordige, op nieuw zoo in dit Bisdom als naburige Landen ontstokene, sterfte onder het Rundvee, volgt men alhier het Re- | ||||||||||||||||||
[pagina 449]
| ||||||||||||||||||
cept Ga naar margenoot+der Koninkl. Britsche en Keur-Brunswijk-Lunenburgsche Oeconomische Societeit, het geen in de Hanoversche en de verdere Brunswijksche Landen mede van een verwonderlijk effect geweest is en nog is, hierin bestaande:’ ‘Men aderlaat het Vee; men neemt een deel gemeen keukenzout en een deel jeneverbeziën, gestooten, en geeft, alle morgen, ieder Beest daarvan Op een stuk of omsnêe Brood, zoo veel als men met vijf vingeren vatten kan, en om den anderen dag, of twee- a driemaal 's weeks, strijkt men met een kwastje van uitgeplukt linnen het Beest een weinig Balsem Sulphuris in de beide neusgaten.’ ‘Wel is waar, dat de Boeren, zoo hier als elders, door hunne eigenzinnigheid niet te raden, en onachtzaam, ja wederhoorig zijn om na te volgen de geringe moeite en kosten, die zorgvuldige Land- en Bouwheeren, met succes, aanwenden; doch door de vlijt van dezen wordt ook veel gezond Vee gepreserveerd en behouden, te midden onder die, welke over 't verlies van het hunne klagen. De blijken hiervan zijn menigvuldig, zoo in het zorgvuldig als zorgeloos geval; en om met weinige woorden te doen aanmerken, wat in tijden van Pestziekte onder Menschen gebleken en uit de Historien onloochenbaar te bewijzen is, heeft men slechts de Oostenrijksche en Saxische Annalen na te slaan, waarin men, met bewondering, opmerken zal, hoe in de vorige Eeuw bij de | ||||||||||||||||||
[pagina 450]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Pest te Weenen en Leipzig, in de eerstgenoemde Stad geene order tot conservatie en aanwending van behoedmiddelen plaats had, en die gansche Stad op weinige zielen na uitstierf, terwijl te Leipzig de zorgvuldig aangewende middelene zoodanig gezegend wierden, dat het getal der dooden, naar proportie der beide Steden, in geene gelijkheid kwam met de plage, in welke zij beiden deelden. Wij spreken alhier enkel als pligtig ter aanmaning van zoodanige middelen, over wier niet-aanwending de verwaarloozers klagen of deswegens in zich zelven berusten kunnen.’
In deze opgave wordt Het strijken van de Balsem Sulphuris in de neusgaten der Koeijen aanbevolen; men weet, dat deze balsem door geheel Duitschland, en bijzonder in het Hanoversche, Westphaalsche en Munstersche als een algemeen huismiddel onder de Landlieden te vinden is, en dus is het ook niet vreemd, dat men dezelve in de Veeziekte heeft aanbevolen en beproefd. Wij hebben, om het mede te beproeven, ons, ten tijde der Veepest, een goedden voorraad van dezen Balsem verzorgd, en van dezelve aan verscheiden Landlieden er van gegeven, om niet alleen in de Veepest, volgens het medegedeelde voorschrift, maar ook in sommige andere gevallen, als in de neusdrop enz., te gebruiken, en daarmede, vermengd met wat azijn, bier of witte wijn, de muil en neusgaten te was- | ||||||||||||||||||
[pagina 451]
| ||||||||||||||||||
schen, Ga naar margenoot+en ik heb het genoegen gehad van dezelve te vernemen, dat zij het met goed gevolg hadden gebruikt. Ik heb het aan vier beesten beproefd, welke aan de Veepest ziek waren, en aan dezelve niet alleen den muil, maar ook het aarsgat er mede laten wasschen, en een weinig van de Balsem Sulphuris, vermengd met roetwater, zoo goed als mogelijk was, door middel van een tinnen spuit, als een klisteer, in den endeldarm gebragt, na dat den vuilen harden drek er was uitgehaald. Van deze vier beesten zijn er drie gebeterd, en ik had gaarne dezelfde proeven herhaald, maar de meeste beesten, in den omtrek, waar ik buiten woonde, reeds gestorven, en sommige Landlieden niet te raden zijnde, zoo is het verder onderzoek bij ons achtergebleven, en wij geven het derhalve niet anders op, dan als een zeer zeker beredeneerd middel om het bederf, door de smetstoffe veroorzaakt, in de neus en muil, en mogelijk ook in den endeldarm, te kunnen matigen. Verder deelen wij hier ook mede een Recept, aan ons uit het Munstersche toegezonden, zoo ter voorbehoeding in de Veepest, als ter genezing van de beesten, welke aan dezelve ziek zijn, zijnde het van den volgenden inhoud: | ||||||||||||||||||
[pagina 452]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘Middel, om het nog gezonde Vee voor de aanstekende ziekte te beveiligen, en het daardoor aangetaste te genezen.’Ga naar margenoot+‘Het middel om het gezonde Vee te beveiligen, bestond in het volgende:’ ‘Men nam Meesterwortel (Laserpitium), Bergpeterselie (Oreoselinum Montanum), Longekruid (Pulmonaria) met de wortelen, en Alsem (Absynthium), van elks even veel, groen en frisch onder een gehakt, en met een gelijk deel zout vermengd; hiervan maakte men klompen in gelijke portien, elk zoo groot als een kloeke vuist, en liet het Vee hieraan dagelijks, des morgens en des avonds, voor het plegen of voederen, lekken; die middel strekt, in de Veepest, sterk ter voorbehoeding, en de ondervinding heeft althans geleerd, dat, zoo lang als het Vee die klompen gaarne lekte, er geene kenteekenen van de ziekte aan hun bespeurd werden’ ‘Wijders hebben ook eenige Inwoners door hunne Koeijen het volgende laten gebruiken, en zich daarbij wel bevonden.’ ‘Laurierbladen (Laurus). Zevenboom (Sabina), en Wierookkruid (Thymus), van elks een hand vol, Knoflook (Eschulotta), Sneelook of Bieslook, Groenlook (Porum Sectile), van elk een lood; dit kookte men in twee mengelen wijn, afgekookt zijnde, goot men het door, en deed er een half pint azijn door; men gaf dit | ||||||||||||||||||
[pagina 453]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+het Vee eens daags door een hoorn in, en zoodra men puistjes in den muil begon te bespeuren, waschte men er den muil en de tong mede, om den brand te verkoelen.’ ‘Het middel ter genezing van het Vee, het welk reeds door de ziekte was aangetast, was zamengesteld als volgt.’ ‘Men nam een paar handen vol afgeplukte rijpe Vlierbeziën (Baccae Sambuci), twee handen vol groen of gedroogd Varenkruid (Filix Osmunda): deze kruiden moeten beiden wel gestooten en het sap daaruit geperst worden; dan nam men vier lood Schapenboonen, en twee lood Veneetsche Driakel: dit alles kookte men in een nieuwe of zeer zuivere aarden pot, op een matig vuur van glorende kolen; als het een weinig gekookt was, kruimde men al wrijvende daarin een stuk roggenbrood, ter grootte van een hoenderei, of meer, tot het alles een dikke pap werd, als een coacerf; hiervan gaf men het kranke Vee twee lood in, met een aftreksel van Veronica of Eerenprijs, op witte wijn gezet, met was water, en men herhaalde dit dagelijks, tot men bespeurde, dat het Beest beterde, waarna men de hoeveelheid allengs verminderde.’
Dit is woordelijk het bij ons ontvangen voorschrift van deze middelen, die zekerlijk veel verschillen van die, welke wij reeds hebben vermeld, doch niettemin hunne opmerking overwaardig zijn, om dat in | ||||||||||||||||||
[pagina 454]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+het eene de Uijen, Look en andere bekende kruiden voorkomen, die genoegzaam bij alle Veehoeders in ons Land, en bijzonder in Vrankrijk en Duitschland, op de stallen gebezigd worden, ja bij de Ouden, en vooral bij virgilius in zijne Landgedichten als behoedmiddelen voor het Vee worden aangeprezen. Het laatste dezer voorschriften heeft tot voornamen grond de Driakel; dit is al mede een der oudste en vermaardste remedien, welke in de Veepest, bijzonder bij de Italianen, bekend is, en ofschoon het door sommigen wordt afgekeurd, zoo komt het aan ons zoo verwerpelijk niet voor, of het zoude nader te beproeven zijn. Ten aanzien van het gebruik der uijen in de Veepest, deelen wij hier nog een berigt mede, het welk door den Eerw. Heer benjamin sowden, Predikant in de Engelsche Gemeente te Rotterdam, is bekend gemaakt, zijnde van den volgenden inhoud: | ||||||||||||||||||
‘Aan het Algemeen.’Ga naar margenoot+‘Ik kan mijne Medeburgeren op goed gezag verzekeren, dat, eenige jaren geleden, wanneer er alhier en in het Noorden van Duitschland eene besmettelijke ziekte (gelijk in deze dagen) onder het Rundvee heerschte, men de volgende eenvoudige remedie, met zulk een goed gevolg, in het District van Calbe in het Hertogdom van | ||||||||||||||||||
[pagina 455]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Mecklenburg gebruikte, dat niet een enkel beest, waaraan het geappliceerd is, aan die ziekte is gestorven.’ ‘Wanneer men bemerkt, dat een beest van deszelfs voedsel walgt, en het niet naar gewoonte eet, moet men een touw, behangen met bossen versch geplukte uijen, om deszelfs hals binden, of versche uijen ontbrekende, dan de uijen laten schillen: deze uijen trekken het vergif van het zieke beest zoo sterk na zich, dat dezelve (de uijen) zich den volgenden dag vertoonen als waren zij half gaar gekookt; men moet dezelve dagelijks met versche uijen verwisselen, en de zoodanige, die men telkens van de hals van het beest afdoet, moeten wel zorgvuldig onder de aarde begraven worden, nademaal dezelve op de aarde blijvende liggen, den dood zouden veroorzaken aan alle vogelen, die dezelve aanroerden. Na verloop van eenige dagen, zal men sommige der beesten eene zeer groote kwantiteit slijm uit neus en mond zien loozen: andere krijgen weder een geweldige afgang, en in het gemeen worden zij bevangen met eene stijvigheid en zwelling der pooten; doch door het aanhoudend gebruik van dezen halsband met uijen zullen alle deze toevallen allengskens verminderen, tot dat het vee volkomen hersteld is.’ ‘Het zoude mede zeer nuttig zijn, dat men bossen uijen overal in de stallen hing.’ ‘Nademaal nu deze remedie noch kostbaar noch moeijelijk is, is dezelve zeker | ||||||||||||||||||
[pagina 456]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+waardig, dat zij worde in het werk gesteld: indien dezelve mislukt, kan het geen kwaad doen; gelukt het, dan zal het voor het algemeen van zeer groote nuttigheid zijn: om deze redenen dan beveel ik het ernstig aan de attentie van het algemeen, en aan den Goddelijken zegen onder het gebruiken; en indien men er bate bij vindt, verzoeke ik daarvan in geschrift te worden geadverteerd.’
(Was get.) BENJ. SOWDEN, Predikant van de Engelsche Gemeente te Rotterdam.
Dit hulpmiddel, hoe eenvoudig ook, heeft veel bijval onder onze Landlieden gevonden, het zij uit eene vooringenomenheid voor de uijen, welke zij als een oud hulpmiddel in verscheiden ziekten van het vee aanmerken, het zij om de min kostbaarheid van dit middel, het welk zij veelal bij de hand hebben. Wij laten hierop nog een ander voorschrift volgen, het welk in het jaar 1796 in een der inlandsche Couranten is geplaatst, zijnde aan den Courantier uit Amsterdam toegezonden, en dienende niet alleen ter genezing van het vee, maar ook ter reiniging der stallen. Zie hier hetzelve: | ||||||||||||||||||
[pagina 457]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘Amsterdam den 27. Februarij. Tot redding van het zieke Hoornvee, en beveiliging der gezonde voor de besmetting, wordt het volgende beproefd middel bekend gemaakt:’ Ga naar margenoot+‘Een ziek beest moet terstond ingegeven worden die middel. Neemt gort, 4 on een, kookt dezelve in rijkelijk water, een half uur lang, tot dat er 5 pintjes overblijven; doet er bij 15 handen vol vlierbloemen en een pintje wijnazijn, (in een pot van steen): laat dit een uur heet staan trekken, met het afkooksel van de gort en azijn, perst het daarna door een linnen doek sterk uit, en smelt bij het doorgedane vocht een once salpeter; laat deze drank, warm, alle dagen altemaal ingegeven worden, in drie portien verdeeld, driemaal op een dag; laat deze drank alle dagen frisch gemaakt en ingegeven worden, zoo lang tot 14 of 16 dagen; ook moet hetzelve zieke beest om den den anderen dag 1 once selderijzaad, gestooten, met warm water, ingegeven worden; een vierdubbelde doek, met azijn, moet gedurig om den kop geslagen zijn, dikwijls vernieuwd. In de eerste vier dagen geen voedsel nuttigen als de drank. Zoodra het ziek wordt, moet het uit de stal in de open lucht gebragt worden, met een azijndoek om den kop, zoo lang tot dat de stal gezuiverd is, (zie Opmerking) vervolgens veel te drinken geven.’ Opmerking omtrent de stallen: Wanneer in een Vlek de besmetting zich open- | ||||||||||||||||||
[pagina 458]
| ||||||||||||||||||
baart, Ga naar margenoot+is ieder Landman verpligt, (welke in die streek woont), deze middelen in acht te nemen, rondom hunne stallen te rooken met buskruid, en bensoin, opdat de besmetting van hunne stallen geweerd worde. Maar de besmetting reeds in hunne stallen zijnde, het welk men bespeurt wanneer een uit de beesten de ziekte krijgt, dan moeten alle de beesten uit de stal gedaan, en in de open lucht gebragt worden, mits op die plaats, daar ze staan te rooken met de vorige specie; de stal, wanneer de beesten er uit zijn, eerst van onder tot boven met schoon water zuiveren, dan een vuur branden van eikenhout, (geen turf), vervolgens gaten van boven in den stal maken, zoo, dat er de regen niet door kan, dan met buskruid, mirrhe en kamfer den stal berooken; wanneer dat nu gedaan is, moeten de beesten er in gebragt worden, (uitgenomen het zieke beest, 't welk best is afzonderlijk geplaatst te worden), en ieder beest moet om den tweeden dag 2 oncen engelsch zout, en 1 onze pieterselij-zaad, gestooten, met warm water ingegeven worden, ook geen azijn sparen om den bek en de neusgaten mede te wasschen, ook wel een stukje mirrhe in den bek steken: alles naauwkeurig waargenomen zijnde, zoude tot een middel van veel dienst kunnen verstrekken.’
Wegens deze middelen hebben wij hier niets bij te voegen, dan eene aanmoedi- | ||||||||||||||||||
[pagina 459]
| ||||||||||||||||||
ging, Ga naar margenoot+om van dit voorschrift, ter zuivering der stallen, als mede van het roken met mineraalzuren, in tijden van Veepest, gebruik te maken, en gaan voorts over tot het mededeelen van een middel, het welk uit Utrecht is medegedeeld, en in de Utrechtsche Courant, in het jaar 1769, bekend gemaakt, zijnde van den volgenden inhoud:
Ga naar margenoot+‘Utrecht den 13. November. Wij hebben in een onzer vorige Couranten, (zie hier voren bladz. 445.) op voorname recommandatie, onzen Lezeren medegedeeld een Recept van een expert bevonden middel tot behoud van het Rundvee bij de, thans op nieuw grasserende, besmettelijke ziekte. Wij achten in de tegenwoordige beklagelijke omstandigheid van een algemeen gevaar zeer opmerkenswaardig, dat in dat Recept ook wordt voorgeschreven de beesten op paardenmest te zetten, en dit spoort ons aan, om onzen Landgenooten ook mede te deelen van wat effect de uitdamping der Paarden zelve op de zieke beesten, volgens getuigenissen van de vorige Eeuw, en nu van voor korter jaren, bevonden is:’ ‘1. Vindt men in de Jaarboeken van Saxen aangeteekend, dat men aldaar in den jare 1643 eene gruwzame sterfte onder het Rundvee had, waardoor duizende beesten nedergeveld wierden; dat alle middelen te vergeefs waren, uitgenomen het eenige van de Beesten in Paardenstallen digt bij de Paarden te zetten, en dat niet alleen de | ||||||||||||||||||
[pagina 460]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+besmette Beesten op die wijze weder gezond, maar ook de gezonde, met de zieke bij de Paarden staande, niet aangestoken wierden.’ ‘2. Blijkt bij een echten Brief uit Koppenhagen, van den eersten dezer tegenwoordige maand November, dat die oude ondervinding ook aldaar bevestigd bevonden is,. In de vijf laatstverleden jaren (luidt die Brief) heeft de sterfte alomme hieromstreeks tweemaal gewoed. De eerstemaal stierf ook op zeker Landgoed al het Hoornvee, uitgenomen eenige Koeijen, die men gewoon was afzonderlijk in den Paardenstal bij de Paarden te zetten. Deze werden, in de weide gedreven zijnde, mede ziek; doch men bragt dezelve in den Paardenstal terug, en zij beterden volkomen. De tweedemaal stierven op nieuw alle de Hoornbeesten in de gansche nabuurschap; doch die, welke men op den stal bij de Paarden hield, bleven gedurende den tijd, toen de sterfte ten sterkste woedde, frisch en gezond, zonder de minste aansteking te lijden.’ Wat merkwaardig behoedmiddel (wordt in dien Brief er bijgevoegd) indien de uitdamping der Paarden den Koebeesten zoo heilzaam is, als de uitdamping der Koebeesten den teringkoortstgen Menschen.’
Dit berigt is een der zeldzaamste onder allen, en het schijnt als of dit aangehaalde, uit de Jaarboeken van Saxen, aan alle | ||||||||||||||||||
[pagina 461]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Geleerden, en inzonderheid aan onzen opmerkzamen Prof. camper, ontsnapt is. Het middel schijnt zeker vreemd, doch laat niet na te bevestigen, dat de Veepest onder de Runderen dezelve alleen treft, en geen ander soort van vee, het welk met haar gezellig in de weiden en op de stallen verkeert, als daar zijn voornamelijk de Paarden, Schapen en Geiten, terwijl in het tegenovergestelde geval de Runderen niet vatbaar zijn voor den damp of droes der Paarden, of het ongans der Schapen. Men weet, dat verscheiden Boeren er voor zijn, om zieke Koeijen, van wat aard de ziekte zij, veeltijds op paardenmest te stellen, en dat daartegen eenige Paardentuischers de droesige paardenstallen met koemest en stroo bestrooijen: hoe dit alles zij, de opgave dezer remedie is zoo verwerpelijk niet, of dezelve kan gemakkelijk beproefd worden.
Het hier volgend behoedmiddel, door den Heer charnu voorgeschreven, verdient mede in aanmerking te komen. Zie hier hetzelve, zoo als het in de Utrechtsche Courant, in October 1769, in het Nederduitsch is bekend gemaakt: | ||||||||||||||||||
[pagina 462]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘Utrecht den 24. October. Men ziet alhier het volgende | ||||||||||||||||||
‘Behoedmiddel tegen de besmettelijke ziekte onder het rundvee, voorgeschreven door den Heer Charnu, Lid der Veterinaire Schole te Lions.Ga naar margenoot+‘Onder alle onvermijdbare voorzorgen, die ik geraden heb tot behoud van het Vee aan te wenden, zoo in opzigt tot het voeder, den drank enz., als ten aanzien van andere noodige zorgen in de stallen, om alle overbrenging van besmetting te beletten, is allernoodigst het Vee terstond ader te laten en het den volgenden drank in te geven.’ ‘Neem 3 lood Salpeter, een lood Duivelsdrek en een half lood Kina:’ ‘Meng dit alles onder een, laat het ontbinden in 6 oncen of een vierde van een pint Kamfer - Brandewijn, en geeft ieder Beest dien drank vier morgens achter den anderen in; houdt dan twee of drie dagen daarmede op, en herhaal de gifte zoo lang en dikwijls, als de vreeze voor de besmetting zulks vordert.’ ‘Daarenboven, in plaats van de Beesten buiten de stal te brengen, om ze te laten drinken, moet men aan dezelve liever water voorzetten, het welk te voren met een weinig azijn gezuurd is.’ | ||||||||||||||||||
[pagina 463]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘Eindelijk moet men, als zij des avonds uit de weide op den stal komen, den bek en de neusgaten wasschen met water en azijn, van elk even veel, en een stuk duivelsdrek in den bek steken, dat er den ganschen nacht in dient te blijven.’ ‘Dit zijn de eenvoudige en minst kostbare middelen, met welke men de Beesten kan behoeden tegen de ziekte.’ ‘Om zich echter met de meeste vrucht daarvan te bedienen, behoort men niet te wachten, tot dat de ziekte op een stal of in een dorp met volkomen zekerheid zich vertoont; want het is integendeel volstrekt noodig, dat men van deze behoedmiddelen gebruik make, zoodra men in de buurt maar eenig gevaar bemerkt, al was het op een afstand van 6 of 8 uren, naardien men al wachtende, en de ziekte ondertusschen voortloopende, in gevaar geraakt, en de Beesten de ziekte krijgen, eer de besmetting bemerkt wordt, wanneer alle hulpmiddelen vruchteloos zijn, en er niets overschiet, dan dat men de ziekte tracht te genezen, waarin men nogtans niet weinig zwarigheid ontmoet.’ ‘De bovengemelde Heer charnu door het Gouvernement der Oostenrijksche Nederlanden ontboden en naar het Luxemburgsche gezonden zijnde, heeft reeds aldaar een menigte Vee, ofschoon ter sterke proeve gesteld, door dit middel behouden, het geen aldaar in druk, bij Exemplaren uit de Koninklijke Drukkerij van | ||||||||||||||||||
[pagina 464]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Brussel derwaarts gezonden, aan alle de Boeren medegedeeld wordt.’
Eindelijk voegen wij hier nog bij eene opgave van geneesmiddelen, welke uit Noordholland medegedeeld, en in een onzer inlandsche Couranten bekend gemaakt is. | ||||||||||||||||||
‘Remedie voor het zieke rundvee.’Ga naar margenoot+‘Wanneer een Beest ziek wordt, neemt men het uit den stal van de gezonde Beesten af, en plaatst het in een schuur, en als het een dag ziek geweest is, wordt het in den hals of de staart adergelaten, en 1 a 2 aarden koppen bloed afgetapt; vervolgens dekt men het zieke Beest met een kleed: men spuit, twee- a driemalen in 24 uren, met azijn in den neus, en wascht den mond van binnen, benevens de tong en tanden, met doeken in azijn gedoopt, het geen men mede drie- a viermalen in 24 uren herhaalt, als wanneer het Beest zich uit neus en mond van vele taaije slijm ontlast; men geeft het altoos laauw water te drinken, te weten, telken reize een aarden kop 4 a 5 te gelijk, zonder meer, en men herhaalt dat nu en dan, zoo wel des nachts als bij dag; eindelijk neemt men een stuk tarwen brood, in gemeene sijroop gewenteld, het geen men diep in den mond achter de tanden van het Beest steekt om te eten; doch indien het niet eten wil, houdt | ||||||||||||||||||
[pagina 465]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+men wel eens den mond van het Beest toe, opdat het brood er niet uitvalle, maar doorgeslikt worde.’ ‘De bovenstaande Remedie is met gewenschten uitslag in Noordholland geappliceerd aan 20 Beesten, die alle gebeterd zijn, terwijl nog één, het welk ook ziek was, maar deze Remedie niet kreeg, gestorven is.’
Bij alle de hier voren medegedeelde stukken, kunnen wij niet nalaten ook een stuk van later tijd mede te deelen. Het is geplaatst in het Mengelwerk der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen, No. 8, voor het jaar 1808; het is getrokken uit het Dagblad: die Policey Blatter, en aan de Schrijvers der genoemde Letteroefeningen medegedeeld door den Heer p. griethuizen, te Amsterdam. Dit stuk is ons voorgekomen als gewigtig genoeg om bij alle de reeds medegedeelde stukken geplaatst te worden, hebbende hetzelve tot opschrift: | ||||||||||||||||||
Middel tegen de Rundveeziekte, door Professor Leonhardi, te Leipzig.Ga naar margenoot+‘Bij de Rundveeziekte, welke, zoo als bekend is, sedert vorige Herfst in verscheiden streken van Pommeren woeddeGa naar voetnoot(*), | ||||||||||||||||||
[pagina 466]
| ||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+hebben, onder anderen, in het Neustettinsche Ambtsdorp Flederborn, alle huishoudens hun geheele vee-bestaan verloren, uitgezonderd alleen de Boer steinke, van wien niet een eenig stuk Vee is omgekomen. Deze bijzonderheid had ook plaats, toen voor eenige jaren, in hetzelfde Dorp, onder het Rundvee de Longziekte heerschte: terwijl te dier tijd andere Huislieden hun vee zagen omkomen, verloor de gemelde steinke niet een enkel stuk. Uit oorzaak van deze in het oog loopende omstandigheid, liet de Krijgs- en Domeinenkamer te Stettin dit bijzonder voorregt door een daartoe afgezonden Commissaris onderzoeken; en het was aan dezen, dat de Landman steinke te kennen gaf, een slikmiddel te hebben, aan welk hij de behoudenis van zijn vee-bestaan te danken had; dit middel bestond uit de volgende zamenstelling:
‘Alles wordt goed onder elkander gemengd, en een lepelvol daarvan, des mor- | ||||||||||||||||||
[pagina 467]
| ||||||||||||||||||
gens Ga naar margenoot+vroeg, ieder stuk Vee, met een penseel of kwastje, in de mond gestreken. - Daar nu vorenstaande Ingredienten, volgens getuigenis van het Sanitats of Gezondheids - Collegie, de verrotting of het bederf krachtig wederstaan; zoo brengt de Krijgsen Domeinkamer dit middel tegen de Rundveeziekte, door deze ter algemeene kennis, opdat, ter voorkoming der besmetting, naar een ieders goedvinden, hiervan gebruik kan worden gemaakt.’ ‘Bij deze gelegenheid (vervolgt de Heer leonhardi) moet ik aanmerken, dat, toen wijlen mijn Vader mij in het jaar 1765 in de Landhuishoudkunde Practisch onderwijs gaf, hij altoos in het voorjaar, eenige dagen voor het uitdrijven, dewijl wij eene weide hadden, die wat vochtig was, als ook de eerste 14 dagen dat het Vee reeds in de weide liep, om den anderen dag hun hetzelfde slikmiddel gaf; met dit onderscheid, dat de beide sterkst werkende middelen tegen het bederf, namelijk het Moeder- en Pestkruid, daarbij niet gebezigd werden; terwijl de op alle velden groeijende Kamillen veel looijende stof bezitten, en de Hoefbladenloog, Tart. Vitr. en Sal. Digest. Sylvii levert. De Jeneverbessen liet mijn vader niet branden, maar raauw stooten. - Ik leerde toen ook, bij het uit wortels en kruiden bestaande wintervoeder, het aanmengen met Mierik en Jeneverbessen, waarmede hij, bij afwisseling, eenmaal des weeks zoo lange aanhield, als de wintervoe- | ||||||||||||||||||
[pagina 468]
| ||||||||||||||||||
ding Ga naar margenoot+duurde. Van gelijke wijze bediende zich ook Vrouwe van damnitz, geboren rostitz, te Kemlitz, waar zeer veel met wortels en kruiden gevoederd wordt. Ik zelf heb in mijne practische loopbaan ook die wijze van voederen nagevolgd, en even min als mijn vader, aan besmettelijke ziekte, eenig sterfgeval gehad.’
Na dat wij tot dus verre de opgaven der voornaamste genees- en behoedmiddelen, welke, ten tijde der Veepest, in de Couranten en andere gedrukte stukken zijn bekend gemaakt, hebben medegedeeld, zoo behooren wij ook een nuttig gebruik te maken van het geen door de Heeren veerman, vink, camper, engelman en anderen in hunne geschriften over deze ziekte is voorgesteld, als mede de onderscheidene gevoelens over de inenting dezer ziekte bij het Rundvee mede te deelen, gelijk ook den uitslag van de deswegens genomene proeven: dit alles zal den inhoud van het volgende Hoofdstuk uitmaken. |
|