Natuurlyke historie van Holland. Deel 7
(1808)–J. le Francq van Berkhey– Auteursrechtvrij
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||
Vierde afdeeling.
| |||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+deszelfs hoofd enz. plaats heeft, door te halen, en hebben daarbij eenige bewerkingen van nieuwere Verloskundigen medegedeeld. Wij zullen in dit Hoofdstuk deze taak vervolgen, en behalve van hetgeen ons door latere Koemeesters, als jan blanken en anderen, is medegedeeld, ook inzonderheid melding maken van de aanmerkelijke verbeteringen der Instrumenten en bewerkingen, ter verlossing der Koeijen, door de Heeren j. gunther eberhard en a. erissman uitgedacht en in hunne werken medegedeeldGa naar voetnoot(*), en bij dit alles ook weder, even als in de vorige Hoofdstukken, onze eigene waarnemingen voegen. Ga naar margenoot+Wij zullen dan nu geregeld vervolgen met dat onderwerp, het welk wij in het vorige Hoofdstuk hebben begonnen, te weten: de beklemmingen, welke aan het hoofd en verdere deelen van het Kalf, bij deszelfs geboorte, kunnen plaats hebben, en de verdere beschrijving van de, daartoe dienstige, verloskundige bewerkingen mededeelen. De verlossingen in gevallen van beklemming kan men, ten aanzien van de daarmede verbonden zwarigheden, (volgens eberhard), tweeledig beschouwen, en wel in de eerste plaats, als de verhinderingen, welke de verlossing tegenhouden, met behoud van Koe en Kalf, kunnen overwon- | |||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||
nen, Ga naar margenoot+en, ten tweede, als de verhinderingen zoo groot zijn, dat, tot behoud van de Koe, het Kalf moet opgeofferd wordenGa naar voetnoot(*). De eerste, bij beklemming aan te wenden, middelen, bestaan (volgens dien Schrijver) Ga naar margenoot+daarin, dat men de natuur in derzelver arbeid ondersteune, ten einde de verhinderingen te boven te komen, en dezelve in staat te stellen, hare werkingen langer te vervolgen, ten einde de zorgelijke gevolgen voor te komen: dit (zegt hij) kan niet gevoegelijker geschieden, dan dat men door regelmatige handgrepen en door schroefsgewijze bewegingen de uitdrijvende weeën te hulp kome, en door eene rijkelijke aftapping van bloed, warme omslagen en verzachtende klisteren, de deelen verslappe, om eene te vreezen ontsteking voor te komen, of ook, door bekwame hartsterkingen, de krachten te ondersteunen, waartoe hij het volgende middel voorschrijft, bestaande in: Tinct. Rad. valer, unc. iβ.
Cort. Cinnamom acut. unc. β.
Liq. anod min Hoffm.
Laud Liquid. Sydenh. ana. dr. i.
M.D. in vitro. S.
om, naar bevinding der omstandigheden, | |||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+alle uren, of, zijn de gevallen minder dringend, alle twee tot vier uren, 150 droppels in vocht het beest in te gieten, tot dat de verlangde werking volgt; zeggende, dat dit middel, als mede een drank met meel vermengd, en verder wel voedende, doch weinig verhittende, middelen, boven alle anderen, te kiezen zijnGa naar voetnoot(*). Is het misstaltige der leden van het Kalf niet te groot, en het geval, derhalve, niet al te moeijelijk, dan oordeelt hij, dat het, door tijd en geduld, op die wijze, nog al gelukkig zou kunnen overwonnen wordenGa naar voetnoot(†). Wanneer het echter komt te gebeuren, dat een Kalf, in evenredigheid der verlossings-deelen van de Koe, zoo bovenmate grof van leden is, dat de aanwending der voorgemelde middelen niet helpt, om de Koe te verlossen, en het Kalf, door het leggen van touwbanden of linten om de voorpooten, en striktouw om de kin en achter de tanden, (zoo als in het vorige Hoofdstuk beschreven is,) niet kan worden afgehaald, hoe zeer het met den kop en de voorpooten vooruit en in eene goede rigting ligge, en men den kop zelfs niet verder dan tot de klink kan voortkrijgen, het zij dat dit veroorzaakt wordt door be- | |||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||
klemming Ga naar margenoot+der borst of schouders aan den ingang van het bekken, zoo dat de borst niet over den rand van het schaambeen en deszelfs doornsgewijs uitgroeisel, of de tegen de darmbeenderen geklemde heupen niet verder gebragt konde worden; of dat zelfs de kruin van den kop aan de klinkspieren en de borst of schouders aan den ingang van het bekken in beklemming gerake; zoo kan, in het eerste geval, de beklemming der borst of schouders eene moeijelijke en zware verlossing te weeg brengen; maar, in het tweede geval, heeft er eene dubbele beklemming plaats, namelijk: van de kruin bij de klink, en van de borst op het schaambeen of van de schouders onder het heiligbeen, bij den ingang van het bekken, en veroorzaakt een der moeijelijkste gevallen. Om nu in zoodanige gevallen de verlossing zonder het gebruik van oog- of andere haken te verrigten, en zoo het mogelijk Is, het Kalf ook in het leven te behouden, zoo zijn door de Heeren eberhard en erissman werktuigen uitgedacht, waarmede door kundige handen, zeker en veilig, gewerkt wordt; wij zullen de afbeeldingen er van, ten diende onzer lezeren, uit hunne werken overnemen, en benevens derzelver beschrijvingen mededeelen. Ga naar margenoot+Het werktuig, door den Heer eberhard uitgedacht, wordt door hem Hefboom genaamd, en dient (volgens dien Schrijver) om, onder de Horst gebragt zijnde, de punt | |||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+der borst van het Kalf over den rand van het schaambeen der Koe te ligten of te helpen, en tegen de heupen van het Kalf aangelegd zijnde, dezelve van de drukking tegen het darmbeen der Koe, of waar het geklemd mogt zitten, los te maken, en wordt te dien einde, in den tusschentijd van de eene wee toe de andere, aan de beklemde deelen van het Kalf ingebragt, en, door eene matige beweging van hetzelve, worden, bij eene daarop volgende wee, de beklemde deelen losgemaakt. De afbeelding van dezen hefboom vindt men in dit ons werk, op Plaat XXXX Fig. 8 en 9: dezelve moet, in zijn geheel, volgens de door den Heer eberhard gestelde voetmaat, 21 duimen lang zijn; de buiging van het lepelsgewijze einde, op zich zelve 7 ½ duimen, en deszelfs regtloopend middelste gedeelte, op zich zelve, 9 ½ duimen, alles Rijnlandsche maat; makende de haaksgewijze omgebogen steel het overige der lengte uit. De grootste breedte der lepel moet, met deszelfs rand, 2 ¼ duimen zijn. Ga naar margenoot+Figuur 8 vertoont dezelve plat van voren.
Figuur 9, vertoont hetzelfde Instrument op zijde.
| |||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||
Om den hefboom te gebruiken, moet men (volgens eberhard) denzelven, met de eene hand, in het midden vatten, en hem voorts, Ga naar margenoot+langs de in de schede zijnde, en met de vingers tot aan de punt der borst reikende arm en hand, welke ook die moet zijn, welke men, volgens den stand, het bekwaamste oordeelt, in die rigting naar binnen brengen, dat de holte van den lepel (Plaat XXXX, Fig. 9 litt. c) naar het Kalf gekeerd is. Zoo dra de hand, welke het werktuig bestuurt, omtrent tot den ingang van de schede gekomen is, dan moet men die langs hetzelve, te rug trekken tot aan het einde, dat in een achterwaards gekromden haak (Fig. 8 en 9 litt. b) bestaat. Deze alsdan met de volle hand gevat, en het werktuig volkomen, en wel zoodanig in de deelen geschoven worden, dat het vooruitstekend einde digt op den arm, de hand en de vingers van die arm en hand ligge, welke in de geboortedeelen der Koe is, en langs dezelve voortloopen; ten welken einde het werktuig hoog aangezet, en aan deszelfs uiterste deelen opgeligt moet worden: terwijl het voorste lepelsgewijs einde van hetzelve altoos langs den in de schede zijnde arm en hand voortgleijende blijft, moet men het tusschen de vingers en de borst indringen; en het is (volgens hem) verre genoeg ingebragt, als het ruim een handbreed over de borst is heen geschoven. Wanneer het werktuig daar heen gekomen is, zoo zakt het buitenste gedeelte | |||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+eenigzins; hieraan moet nu de hand op nieuw verzet worden, en den, buiten de geboortedeelen zijnde steel zoodanig vatten, dat de rug van de hand eenen vasten steun in de kromte van den haak, en aan den achterover gebogen haak zelve vindtGa naar voetnoot(*). Wanneer nu door een kundig persoon de kop en voorpooten van het Kalf zachtjes aangetrokken worden, dan werkt men, te zelfden tijde, (zegt eberhard) door middel van den hefboom, op het Kalf, met dat gedeelte van het werktuig, het welk buiten de geboortedeelen der Koe is, naar beneden te drukken, waardoor het voorde lepelsgewijs einde om hoog rijst, en dit te meer doet, omdat de in de schede gebleven hand het werktuig tot een steunpunt dient, en het Kalf derhalve als door een hefboom opgeligt en in den ingang gebragt wordtGa naar voetnoot(§). Hierbij moeten wij nu voegen, dat de beschrijving van het gebruik des hefbooms door den Heer eberhard gevoegd is in dat gedeelte van zijn werk, het welk over de ontleding van het Kalf, in het ligchaam der Koe, handelt; maar door ons hier is toegepast op zoodanig geval, waarin er wel beklemming aan de schouders of borst, maar toch nog mogelijkheid is om de Koe te verlossen zonder het Kalf te ontleden, en dus begrijpt men, dat in dit, door ons | |||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+bedoelde, geval, de voorpooten en kop in eene natuurlijke rigting liggende, op de gewone wijze moeren verzekerd zijn, om er te zijner tijd aan te kunnen trekken, als mede dat de beklemming aan den kop bij de klinkspieren, in dit geval, geene plaats moet hebben of niet groot moet zijn, maar de band en arm, zoo ver zulks noodig is, moet kunnen doorlaten, om den hefboom, op voorschrevene wijze, onder de borst te brengen, ten einde de daar meest zijnde beklemming te verhelpen. Ga naar margenoot+Een Instrument, het welk omtrent met de hefboom van den Heer gunther eberhard overeenkomt, en tot hetzelfde einde, dat is, als een hefboom, gebruikt werd, is ons ook nog bekend: het was tot eigen gebruik uitgevonden door en Boeren Koemeester, genaamd jan blanken, wonenden te Leiderdorp. Deze man was algemeen als kundig geacht, en werd door de Landlieden in geheel Rijnland, in gevallen van ziekten of verlossingen der Koeijen, geraadpleegd; hij bezat eene verzameling van allerlei gedisteleerde wateren, olieteiten, gommen, kruiden, wortelen, zaden enz., welke in ziekten en verlossingen der Koeijen te pas kwamen: dit alles was in flessen, potten, bakken en dozen, met opschriften, geregeld gerangschikt, even als in eene Apotheek; daarbij had hij een laboratorium, disteleerketels enz., kortom, het voorbeeld voor eene Vee-artsenijkundige Apotheek was bij dien man te vinden. | |||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Zijne handgrepen en verloskundige bewerkingen waren boven die van jan louwen en andere Boeren Koemeesters te stellen, waarom wij ook eenige van dezelve, telkens op zijne plaats, in dit ons werk zullen beschrijven en op de platen afbeelden. Het door hem uitgevonden Instrument of Spatel, welk men ook Hefboom zou kunnen noemen, verschilt daarin van den hefboom, door eberhard uitgevonden, dat het einde van deszelfs steel niet haaksgewijs is, maar als een knop tot handvatsel heeft, en dat de lepel niet open maar hol gesloten is. Wij hebben de afbeelding er van op onze Plaat XXXVIII bij Figuur 2 geplaatst.
Nu moeten wij nog spreken van dat geval, wanneer er eene dubbele klemming plaats heeft, namelijk: van de kruin van den kop bij de klink en van de borst of schouders bij den ingang van het bekken; het welk, zoo als wij reeds gezegd hebben, een der moeijelijkste gevallen veroorzaakt. Ga naar margenoot+Om in zoodanig geval het Kalf af te halen, is door den Heer erissman een Instrument uitgedacht, door hem de Groote Spatels genoemd: deze spatels moeten (volgens zijne beschrijving) van gestaald ijzer | |||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+zijn; dezelve moeten tot aan de stelen bekleed zijn met dik sterk zeem-leêr, of zacht bereid ongeboren kalfs-leêr De bekleeding moet zoodanig geschieden, dat de naden aan den boven- of onderkant van het werktuig zijn. Het leder is ook (volgens zijn oordeel) te verkiezen boven duffel enz., omdat het leder dunner en zachter, en met warme olie besmeerd zijnde, ook veel gladder en gemakkelijker bij het inbrengen, wrikken en uitbrengen der spatels is. De groote spatels moeten (volgens dien Schrijver) gebruikt worden, om een Kalf, dat wegens zijne grootte in zware beklemming geraakt is, al wrikkende en trekkende uit te halen. Zeggende hij voorts, dat, te dien einde, altoos eerst het Kalf, met de voorpooten en den kop daarop, of met de achterpooten in de klink moet gevordert zijn, en dat men dan de voorste of achterste pooten tusschen ds spatels vast woelt, en op die wijze aan het wrikken, trekken en werken gaat. Ga naar margenoot+Wij hebben de afbeelding van deze groote spatels uit het werk van den Heer erissman overgenomen, en dezelve geplaatst op onze Plaat XXXX Figuur 16, zijnde de beschrijving er van (volgens gemelden Schrijver) als volgt: Gemelde Figuur 16 is dan, als gezegd is, eene afbeelding dier groote spatels.
| |||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||
De ijzeren platen, welke aan de houten stelen vast geklonken zijn, moeten 1½ duim breedte, en de dikte van 2 lijnen, mede Rijnlandsche maat, hebben. De stelen moeten van sterk hout zijn: palmboomen-hout is daartoe het beste. Ga naar margenoot+Wanneer er nu eene dubbele beklemming plaats heeft, namelijk, van de kruin bij de klink en tevens van de schouders onder het kruis- of heiligbeen, bij den ingang van het bekken, en dus alles vast zit, dan moet men (volgens dien Schrijver) de Koe over de eene of andere zijde leggen, en aan beide kanten, langs de kaken, en verder binnenwaarts door de been buis, of het bekken tot over de schouderbladeren van het Kalf, twee, met leder bekleede, platte, niet lomp of te grof gemaakte, ijzere spatels, (maar zoo als die in de aangewezen Figuur zijn afgebeeld) invoeren; vervolgens de pooten van het Kalf, tusschen derzelver steelen onbeweegbaar vast woelen; en dan, al zachtjes heen en weer wrikken- | |||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||
de, Ga naar margenoot+beginnen te trekken; en daar mede al sterker en sterker, en eindelijk zoo sterk voortgaan als noodig is, om het Kalf, uit de beklemming onder het kruis- of heiligbeen, verder in de beenbuis of het bekken te krijgen. Tevens moet ook (volgens erissman) iemand der medehelpers dan gestadig met de vingers op de reeds aangeduide wijzeGa naar voetnoot(*), de klink zachtjes verwijden en open houden, om de gestadige zuiging der gespannen klinkspieren weg te nemenGa naar voetnoot(†). Dit is, volgens het oordeel van de Heer erissman, de eenige behandeling, in zoodanig zeer moeijelijk geval, en waardoor het Kalf (als er geen andere toevallen zijn) gemeenlijk nog levendig kan worden afgehaald, zonder beschadiging van de Koe, bijzonder als men gelijk, zonder rukken of stoten en niet te driftig of geweldig voortwerkt, en men het inbrengen der spatels ook niet te lang heeft uitgesteld: - want de schouderbladeren, al zijn die te groot en te grof, zijn nog week van been, zeer meegevende in de gewrigten, en kunnen dus door het wrikken, met de spatels, wel verder in en door de beenbuis of het bekken gebragt worden. Ga naar margenoot+Wij zullen deze behandeling aan onze Lezers vatbaar trachten voor te stellen; men | |||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+zie ten dien einde op Plaat XXXIX Fig 2, alwaar men een Kalf ziet afgebeeld, en tevens hoedanig deszelfs kop en voorpoten, tot over de schouderbladen, tusschen de spatels gekneld liggen om het op de, door de Heer erissman, beschrevene wijze af te halen.
Het bekken is in deze Figuur er niet bij afgebeeld, alzoo het ons meest te doen was om de ligging der spatels duidelijk voor te stellen, en men deze afbeelding, op de overige afbeeldingen, welke op deze Plaat gevonden worden, toepassende, zich zeer wel kan voordellen, hoedanig de ligging van het Kalf en de spatels in het bekken der Koe is. Op deze wijze, wordt in zoodanige omstandigheden, veel toagebragt tot de verlossing der Koe en het levendig afnalen van het Kalf; doch niet te min vereischt deze bewerking eene geoefende hand tot het in- | |||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||
brengen Ga naar margenoot+der spatels, en andere dergelijke instrumenten, maar nog meer in het sluiten der stelen of hegten, omdat het wel gebeurt, dat de geboortedeelen der Koe gezwollen zijn, waardoor er een stuk vel of vleesch, tusschen de tangen zou kunnen gekneld geraken, en met het afhalen van het Kalf, tevens worden afgescheurd, het welk niet alleen ontstekingen in de geboortedeelen der Koe, maar ook deszelfs dood ten gevolge zou kunnen hebnen. Ga naar margenoot+Bij vele Landlieden en oude Koemeesters heb ik ook wel in gebruik gevonden platte taaije houten, van duigen gemaakt, welke zij gebruikten om de beklemde deelen uit te wringen, dan deze zijn zoo goed niet als de ijzere spatels, om dat die houten te dik en te grof moeten zijn, om de vereischte stevigheid te hebben, en het dus ook te moeijelijk is om dezelve in de geboortedeelen der Koe te brengen, en komt het te gebeuren, dat die houten in het ligchaam der Koe breken, zoo kunnen deszelfs geboortedeelen zeer beschadigt worden, waarom het gebruik van dezelve ten sterkste is af te keuren, en daar tegen het gebruik der ijzere spatels aan te prijzen, dewijl men met dezelve (hoewel zij dunner behoeven te zijn dan genoemde houten) meerder kracht op, een zekere en veilige wijze oefenen kan als met de platte houten. Wat nu het geval betreft, wanneer de verhinderingen, ter verlossing der Koe, zoo groot zijn, dat tot behoud van de Koe het | |||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Kalf moet worden opgeofferd, hier van zullen wij spreken, als wij over de ontleding van het Kalf, in het ligchaam der Koe, zullende handelen. De beklemmingen, welke bij een natuurlijke ligging van het Kalf, met den kop en de voorpoten vooruit, somtijds plaats hebben, tot dus verre zijnde afgehandeld, zoo zullen wij overgaan tot het verder beschrijven van die hulp-vereischende gevallen, welke bij het verlossen der Koeijen plaats kunnen hebben. Ga naar margenoot+Wij moeten dan nu, in de eerste plaats, spreken van de moeijelijke en zware verlossingen, door tegennatuurlijke ligging van het Kalf veroorzaakt, en wel van die, wel ke bij verlossingen, met den kop of voor pooten vooruit, kunnen voorkomen. Als een algemeene regel, bij de tegennatuurlijke ligging van het Kalf, wordt door den Heer erissman te regt gezegd dat eerst en vooral het tegennatuurlijke in de ligging van het Kalf te regt gebragt moet worden: dat is; dat het verkeerd of tegen-natuurlijk liggende, zoodanig moet herlegd, gekeerd of Ga naar margenoot+verschoven worden, dat het die rigting ten aanzien van de beenhuis en de overige verlossings-deelen krijgen, volgens welke het Kalf, op de gemakkelijkste wijze, er door kanGa naar voetnoot(*). | |||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Wanneer dan het Kalf met den kop of de voorpooten vooruit komt, zoo moet men in het oog houden, om altoos te werken om den kop (zoo dezelve niet op de voorpooten ligt) op dezelve in de geboorte te doen komen, en zoo de kop alleen zonder de voorpooten voorkomt, dan te werken om de voorpooten onder dezelve en in eene goede rigting te krijgen, alzoo een verlossing met den kop vooruit, zonder dat tevens de voorpooten er onder en in de geboorte zijn, nimmer tot een goed einde kan gebragt worden. Ga naar margenoot+Wanneer dan de kop alleen voorkomt, zonder de voorpooten, dan moeten dezelve opgezocht en met den kop in de geboorte gebragt worden. Om dit te bewerken, brenge men, op de reeds beschrevene wijzeGa naar voetnoot(*), eene hand in de geboortedeelen der Koe, en van den kop van het Kalf, langs de borst tastende, tracht men de voorpooten te vinden, en aan derzelver klaauwen te komen; deze onder het ligchaam van het Kalf en naast elkander gevonden hebbende, vatte men dezelve zoo aan, dat de middelste vinger tusschen de pooten, van achteren na voren uitsteekt en de pooten door de duim en de overige vingers zoo omvat worden, dat de zoolen der klaauwen in het hollen der hand komen te liggen. Men tracht ver- | |||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||
volgens Ga naar margenoot+de klaauwen van de borst af te werken en dezelve zachtjes al meer en meer naar voren te trekken, door welke bewerking de geledingen der knieën iets naar boven gedrongen worden, en die van de ellebogen meerder buiging bekomen. Verder met de ontwikkeling gevorderd zijnde, wordt het voorthalen der pooten gemakkelijker, en spoedig komen dezelve, nevens en onder den kop, in de schede. Wanneer de Koe, gedurende deze bewerking, staande is, dan is het onverschillig, welke hand men, tot het naar voren halen der pooten, gebruikt; mits in het oog houdende, dat de buitenzijde der hand naar den wand der baarmoeder gekeerd zij, gelijk reeds gezegd isGa naar voetnoot(*); maar is de Koe liggende; dan moet men die hand gebruiken, welke met de naar boven liggende zijde van de Koe overeenkomt: indien dus de Koe op hare linkerzijde ligt, dan moet men, tot deze bewerking, de regterhand gebruiken, dewijl de meeste ruimte, tot het voorthalen der pooten, dan aan de regterzijde te vinden is; ligt de Koe integendeel op de regterzijde, dan moet men, om dezelfde reden, de linkerhand gebruiken. Zoo een of beide de voorpooten, meer dan gewoonlijk, van de borst afleggen, zoo zal men dezelve toch gemakkelijk vinden, | |||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+wanneer men, volgens het hier voren gemelde, handelt, en de deelen, waar langs men tot de klaauwen moet komen, altoos volgtGa naar voetnoot(*). Wanneer, door te laat aangebragte hulp, reeds eene groote vernaauwing en droogte in de verlossingsdeelen der Koe plaats heeft, en de beide pooten van het Kalf moeten gezocht worden, dan is het veelal het best, om slechts een te gelijk voort te halen en in de schede te brengen, en heeft het plaats, dat de pooten over elkander geslagen zijn, zoo moet men de bovenste het eerst in de geboorte trachten te brengen. Indien reeds eene voorpoot met den kop in de geboorte, maar de andere voorpoot nog te zoeken is, dan moet men, om de reeds voorgekomen voorpoot, op de gewone wijze, een touwband of lint binden; dan de kop, door eene hand tegen het voorhoofd te zetten, wat te rug schuiven, en vervolgens de andere poot opzoeken en naar voren brengen. De tweede voorpoot mede in de geboorte gebragt zijnde, zoo moet de touwband of het lint van de eene poot losgemaakt en om beide de pooten gebonden worden: dit gedaan zijnde en de kop goed op de pooten liggende, zoo wacht men de weeën af, en deze komende, zoo begint men aan het Kalf, met eene schroefs- | |||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||
gewijze Ga naar margenoot+beweging, te trekken, daarmede vervolgende telkens als er op nieuwe weeën komen, en ophoudende, wanneer dezelve over zijn: in den beginne trekt men aan den touwband of het lint, vervolgens aan de voorpooten, welke dan weder zoo moet worden vastgehouden, dat de zoolen der klaauwen in de hand liggen, moetende de kop, ter verlichting van het trekken, op de pooten worden gedrukt, en op deze wijze het Kalf, als door een schroefsgewijze beweging, door de geboortedeelen der Koe gehaald. Wanneer het Kalf met de punten der ellebogen tot voor het schaambeen der Koe is gekomen, dan moet de kop regtop gehouden, en de voorpooten aangetrokken worden; zoo dra de punten der ellebogen over het schaambeen zijn, dat trekt men in een regte lijn, tot dat de kop voorbij het heiligbeen is en gedeeltelijk in de klink te voorschijn komt: dan trekt men weder eenigzins naar beneden en volbrengt alzoo de verlossing. Deze bewerkingen, volgens de leiddraad van den Heer eberhard en onze eigene opmerkingen, zoo kort mogelijk zijnde voorgesteld, zoo kunnen wij niet nalaten om ook de behandeling vanden Heer erissman, in dergelijke gevallen, hierop te laten volgen, te meer, daar dezelve, in een geval, in plaats van de hand, een instrument gebruikt om het hoofd te rug te zetten, en van welk instrument wij mede de | |||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+beschrijving (volgens zijne opgave) zullen mededeelen. Wanneer er dus eene tegennatuurlijke ligging van het Kalf plaats heeft, en deze zoodanig is, dat het hoofd zich alleen in of Ga naar margenoot+voor de beenbuis of het bekken opdoet, en de voorpooten bij het lijf en dus achter het uijer- of schaambeen blijven zitten, zoo zijn er (volgens de Heer erissman) vier onderscheidene omstandigheden op te merken. De ligtste omstandigheid, zegt hij, heeft plaats, wanneer men, bij de invoeling, wat lager naar de pooten tastende, dezelve, een voor een, zachtjes vooruit kan halen en dezelve onder het hoofd, in de geboortedeelen der Koe kan brengen: men doet die dan, en blijft dan zachtjes aan de pooten medetrekken; geschiedende de verlossing, ingevalle er geene groote beklemming is, dus vrij gemakkelijk. Eene, eenigzins werkelijker, omstandigheid heeft plaats, wanneer het hoofd, zonder de voorpooten, reeds verder in de beenbuis of het bekken gevorderd is: men moet dan trachten langs de zijdeelen van het hoofd in het bekken door te tasten, en de eene poot na de andere voort te brengen; dit gelukkende, gaat men voort, zoo als bij de ligtste omstandigheid gezegd is. Eene zeer moeijelijke omstandigheid heeft somtijds plaats, wanneer het hoofd reeds eenigzins beklemd, of zoo verre in het bekken gevorderd mogt zijn, dat de hand er | |||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+niet meer tusschen door kan, om de pooten voort te halen: men moet dan, met de hand, het hoofd zoo verre trachten te rug te werken, dat men plaats bekomt om de voorpooten te zoeken en voort te brengen, en welk te rug zetten van den kop, door de hand, doorgaans gelukt, als men in tijds alles onderzoekt en goed werkt. Ga naar margenoot+Maar eene allergevaarlijkste omstandigheid heeft plaats, wanneer het hoofd, zonder de voorpooten, reeds zoodanig beklemd en vastgeraakt of zoo verre in het bekken gevorderd is, (iets, het welk door te lang dralen of door verkeerde werking kan veroorzaakt worden,) dat het onmogelijk met de hand kan te rug gezet worden: in zulk eene omstandigheid (zegt die Schrijver) is het onmogelijk, een voldragen welgeschapen Kalf zoo, met de voorpooten langs het lijf, met geweld levendig vooruit te halen, dewijl de schouders, bij geweldige trekking, zich dan onbewegelijk vast tegen de darm- en schaambeenderen van het bekken zouden aanzetten; terwijl dit nog erger zou kunnen worden, wanneer men het hoofd al eens verder door en tot de kruin bij de klink voortkreeg Het is derhalve noodzakelijk, dat het geklemde hoofd te rug gewerkt wordt, dan dit moet niet met de mik (dat gewone Boeren instrument) geschieden, wordende dit door die Schrijver een moorddadig instrument genoemd, door welks onbesuisd invoeren de teedere verlossingsdeelen der Koe aanmer- | |||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||
kelijk Ga naar margenoot+beschadigd, en dikwijls ellendig en doodelijk gekwetst worden; en door welks drukken, tegen het Kalfshoofd, de muil deerlijk gekneusd en gehavend wordt, en het welk geheel uit de verloskunde behoorde verbannen te worden; maar kan, naar zijn oordeel, beter en veiliger geschieden door een instrument, waarvan wij, als gezegd is, de beschrijving en afbeelding zullen mededeelen. Ga naar margenoot+Dit instrument wordt door hem de kleine Spatels genaamd, met het latje er tusschen, dezelve moeten alleen gebruikt worden, om het Kalf, dat niet behoorlijk in de geboortedeelen der Koe gekomen is, en onmogelijk zonder gevaar uitgehaald kan worden, te rug te zetten, wanneer men zulks niet met de hand doen kan; het is dus dienstig in alle die gevallen, wanneer het Kalf, door persing of verkeerde werking, in het bekken in beklemming geraakt is, zonder dat de voorste pooten met den kop ef op, of de achterste pooten buiten de klink zijn; dienende het latje inzonderheid, om, als er geen pooten zijn voorgekomen, de beide stelen der kleine spatels tot het doen der terugzetting te zamen te voegen. Deze kleine spatels moeten, even als de groote, van gestaald ijzer zijn, en op dezelfde wijze met leder bekleed, als hier voren van de groote spatels gezegd isGa naar voetnoot(*); | |||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+het hout, tot de stelen gebruikt wordende, en waaraan de ijzeren platen der spatels zijn vastgeklonken, moet mede sterk, liefst palmboomen-hout zijn. De afbeelding van deze kleine spatels en Ga naar margenoot+het latje vindt men op onze Plaat XXXX Figuur 18:
Het latje moet zodanig zijn, dat, als de stelen der spatels er om vast zijn gewoeld, alles hecht is en een glad ligchaam uitmaakt. | |||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+De langwerpige openingen in de lepels der spatels dienen om dezelve ligter te maken. Wij keeren, na het mededeelen van deze beschrijving, weder tot de bewerking in het laatstgemelde geval. Ga naar margenoot+Wanneer dan de kop van het Kalf niet met de hand kan, maar door een instrument moet te rug gezet worden, dan voert men, (volgens de Heer erissman), op eene voorzigtige wijze, twee (zoo even beschrevene) met leder bekleede ijzeren spatels in de geboortedeelen der Koe, langs het hoofd van het Kalf, in; men bindt dezelve bij de stelen vast, zoo dat zij als een groote tang zijn, tusschen welke het hoofd stijf vastgehouden wordt. Men begint vervolgens zachtjes, en voorts al sterker, en eindelijk zoo sterk, achterwaarts of te rug duwende, te wrikken, dat men het hoofd los en te rug krijgt; oordeelende die Schrijver, dat dit dan altijd geschieden kan: ten minste wanneer men niet reeds vele uren of halve dagen, uit onkunde, verkeerd gewerkt en alles gekwetst en bedorven heeft, waardoor reeds zware ontsteking in de verlossingsdeelen plaats konde hebben, en er geene gelukkige verlossing meer mogelijk is. Wanneer het hoofd te rug gezet is, dan brengt men de voorpooten vooruit onder het hoofd, en volvoert de verlossing, zoo als reeds in onderscheiden gevallen van be- | |||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||
ming Ga naar margenoot+enz. is opgegevenGa naar voetnoot(*); welke dan zeker, zoo men niet te lang gewacht of verkeerd gewerkt heeft, met behoud van Koe en Kalf verrigt kan wordenGa naar voetnoot(†). De verlossing, ingevalle zich de kop alleen, Ga naar margenoot+zonder de voorpooten, in de geboorte aanbiedt, nu ook volgens de bewerking van den Heer erissman afgehandeld zijnde, zoo zullen wij overgaan tot de verdere gevallen, welke kunnen plaats hebben, en wel het eerst tot die, waarin de voorpooten zonder den kop voorkomen. In deze gevallen moet men vooral werken, om den kop naar voren op de voorpooten en in de geboorte te brengen, het welk men op de volgende wijze kan verrigten: wanneer zich een der voorpooten in de geboorte aanbiedt, zonder de andere voorpoot en ook zonder den kop, dan maakt men om de, in de geboorte liggende, voorpoot een lint of touwband vast, en tracht, alvorens aan den kop te beginnen, de andere voorpoot, op de reeds beschrevene wijzeGa naar voetnoot(§), mede in de geboorte te brengen; dit gelukt zijnde, bindt men beide de voorpooten met het lint of den touwband aan elkander, en laat ze daar aan vast- | |||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||
houden, Ga naar margenoot+terwijl men den kop zoekt te krijgen: wanneer dezelve nu tusschen of nevens de voorpooten in het lager deel van de baarmoeder is gezonken, en dus daaruit moet getrokken of opgeheven worden; zoo wordt, om dit te bewerken, door den Heer Ga naar margenoot+eberhard een instrument aangeprezen, het welk door hem het heftuig (Elevatorium) genoemd wordt Dit werktuig bestaat, volgens zijne beschrijving, uit twee kromme haken, welke elk, door een aan hetzelve vast zijn den ring, aan den middelsten vinger van iedere hand kan worden vastgemaakt. De ring is aan die zijde, waaraan de haak aan dezelve vast is, met eene breede spleet voorzien, door welke spleet het eind van een smal lint, ter lengte van omtrent een of anderhalve el, getrokken werd; het eene einde van het lint wordt digt aan den ring te rug geslagen, en met het ander langer deel zamengenaaid. De ring behoort de hoodige wijdte voor den vinger van den Koehelper, die hem gebruiken moet, te hebben; dezelve moet niet te wijd zijn, opdat hij niet van zelve afvalle, en ook niet zoo naauw, dat men hem niet door den bijliggenden duim gemakkelijk zou kunnen afstroopen, en in de geboortedeelen van de Koe achterlatenGa naar voetnoot(*). | |||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Men zie de, uit het werk van eberhard overgenomene, afbeelding van dit heftuig, in deszelfs natuurlijke grootte, op onze Plaat XXXX Figuur 5 en 6; zijnde Figuur 5 hetzelve in zijn geheel.
Figuur 6 is de ring van het heftuig, afzonderlijk, op zijne smalle zijde liggende, om de spleet, die tot de doorhaling van den band dient, duidelijk te doen zien.
Ga naar margenoot+Om nu, den kop, wanneer die achter de voorpooten is te rug gebleven, of tusschen dezelve neergezonken is, of dat die op eene andere wijze in de baarmoeder verborgen zit, op te heffen, aan te trekken en in de baarmoeder te brengen; zoo moet de Koehelper een van deze haken, met zijn lint, door middel van de aan de haak vast zijnde ring, aan den middelsten vinger van die hand steken, aan welker zijde de kop ligt, en wel op die wijze, dat de haak in de vlakke hand te staan kome, en deszelfs grootste gedeelte van den vinger bedekt en verzeld wordeGa naar voetnoot(*). | |||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+De Koehelper moet met de hand, welke op de beschrevene wijze gewapend is, met het buitenste van dezelve naar de zijde der baarmoeder gekeerd, langzaam bij de voorligliggende deelen voortgaan, tot dat hij bij den kop komt: dan moet hij trachten, de bek van het Kalf te krijgen, en de haak in deszelfs achtersten hoek, tusschen de boven- en onderkaak, in te slaan. Wanneer het echter niet mogelijk is den bek te bereiken, zoo moet hij zijn best doen, om vooreerst de haak in den hoek van de oogkas, aan dezelfde zijde, in te zetten; vervolgens den ring van den vinger afstroopen, maar het daaraan vastgemaakte lint in de hand houden, dit iets te rug trekken, en het tevens eenigzins strak aanhalen, (zonder evenwel terstond de hand geheel uit te halen), welk aantrekken nien met de andere, buiten de geboortedeeien zijnde hand, doen kan, door met dezelve aan het uit die deelen hangend einde van het lint te trekken. Vervolgens trekt hij sterker aan het lint, om den kop uit de plaats, waarin hij ligt, meer op- en voorwaarts te rukken. Wanneer hij hierin geslaagd, en de kop zoo verre gekomen is, dat de kin kan bereikt worden, dan moet hij de in de geboortedeelen zijnde hand er geheel uithalen, en het lint, buiten de deelen, door dezelve vatten en het eenigzins strak houden. Dan moet hij de andere hand, welke met de tweede haak voorzien is, op gelijke wijze in de baarmoeder brengen, en | |||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+die tweede haak in den hoek van den bek, aan die zijde, welke regt tegen over die is, waar men den eersten haak in de holte van het oog gezet heeft, tusschen de kaken inschuiven; deze mede vast houdende, zoo moeten beide de linten met de hand, die in de baarmoeder is, gelijk aangetrokken, en de kop daardoor in de behoorlijke rigting en ligging toe de geboorte gebragt worden. Wanneer de haak, die in de holte van het oog gezet is, niet vast genoeg houdt, dan kan men, na dat de kop iets hooger daarmede is geligt geworden, die haak in den bek verplaatsen, alvorens de eerste hand uit de baarmoeder te rug te halenGa naar voetnoot(*). Doch eer de Koehelper den kop op die wijze begint te ligten en te ontwikkelen, zoo moet hij de, in de geboorte staande, voorpooten behoorlijk vastmaken, opdat dezelve niet, onder het werk, ter verkrijging van den kop, te rug schieten, en daardoor het werk verzwaren. Om dit te doen, moet hij de beide voorpooten, onder de kniegeleding, zoo hoog hij kan, vatten, en dezelve omwinden met zacht afgesleten linnen, of met een dik kompres, en leggen er een lint om heen, dat hij dubbeld kan nemen, om de beide einden in het midden door te steken, en alzoo een strop te maken. Dit lint moet hij op de met | |||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+linnen omwonden plaats vast maken, en, tot meerdere zekerheid, tusschen de pooten doortrekken. Dit lint moet een vinger breed zijn; maar men kan, ook, in plaats daarvan, een ander lint gebruiken, het welk door eberhard keerlint genaamd, en bij eene volgende bewerking, beschreven wordt, het welk voorzien is met een luts, en met het ander doorgestoken eind tot een strop gemaakt kan worden; het een of ander dezer linten moet de Koehelper, zoo hoog mogelijk, over de pooten schuiven, aantrekken, en op de gemelde wijze vastmaken. Aan het buiten de geboortedeelen der Koe hangend lint moet de Koehelper, gedurende dat hij aan den kop van het Kalf bezig is, met de andere hand, deszelfs in de schede liggende pooten vasthouden, of door iemand anders laten vasthouden. Wanneer de Koe verkiest te liggen, dan moet de Koehelper, alvorens tot het gebruik van deze en andere instrumenten of tot eenige andere verrigting in de baarmoeder over te gaan, wel acht geven, of de ligging van de Koe de voorgenomen verrigting moeijelijk maken of begunstigen kan. Wanneer dan de Koe op hare regterzijde ligt, en dat daardoor de zoo noodige ruimte, welke men tot opbeuring van den omlaag liggenden kop van het Kalf noodig heeft, vernaauwd wordt, zoo moet men de Koe omwenden en op hare linkerzijde liggenGa naar voetnoot(*). | |||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+De behandeling van dergelijk geval, zoo als die door erissman wordt voorgesteld, van die, door eb rhard voorgeschreven, verschillende, zoo kunnen wij al weder niet nalaten dezelve hier bij te voegen. Ga naar margenoot+Wanneer dan het hoofd van het Kalf tusschen de reeds voorgekomen voorpooten wat te laag is gezonken, zoo dat het op die wijze niet in en door het bekken der Koe kan komen, zoo moet men (volgens erissman) met de ingebragte hand de beide voorpooten vasthouden, en zoo er slechts een is voorgekomen, de andere opzoeken en voorbrengen; vervolgens moet men die beide pooten tot buiten de klink halen, er een touw (wij voegen er, voor dit en volgende gevallen, bij: touwband of wel, een lint, volgens het voorschrift van eberhard), om leggen en dat sterk laten vasthouden, in eene gelijke rigting met de ruggegraat der Koe, het zij dezelve sta of ligge; doch men oordeelt het best te zijn, dat de Koe sta. Voorts moet men de hand, over de uitgehaalde voorpooten, wederom in de baarmoeder brengen naar den kop, dezelve grijpen, met de duim in den bek en de vingers onder de kin, dan door hun, welke het touw vasthouden, hetzelve wat laten slippen, waardoor het Kalf de pooten wat naar zich haalt, en in dat oogenblik moet men den kop tusschen de voorpooten trachten op te beuren of op te wippen; dit gelukkende, laat men het touw weder aanhalen, en dan komt de kop op de voor- | |||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||
pooten, Ga naar margenoot+in eene natuurlijke ligging, te rusten, kunnende men de verlossing, buiten gevallen van zware beklemming, dan gemakkelijk volvoeren; altijd bedacht zijnde op eene gelijke trekking en de verwijding der klinkspieren, op de reeds gemelde wijzeGa naar voetnoot(*); terwijl men ook tevens, als een maatregel van voorzigtigheid, dewijl er beklemming kan komen, met de hand het striktouwtje mede naar binnen kan nemen, en na het opbeuren of opwippen van den kop, hetzelve om de kin, en het kinhoutje er tusschen kan leggen, op de wijze, zoo als reeds gemeld isGa naar voetnoot(†). Deze behandeling van erissman, zeker eenvoudiger zijnde dan die van eberhard, zoo kunnen wij niet nalaten dezelve aan te prijzen in die gevallen, waarin het maar eenigzins mogelijk is, om den neergezonken kop, zonder behulp van instrumenten, op te heffen; dan, daar er gevallen kunnen voorkomen, dat men met de hand zoo laag niet kan komen om den bek van het Kalf te krijgen, dan zoude men zeker van de bewerking, door den Heer eberhard voorgeschreven, gebruik kunnen maken. Ga naar margenoot+Gebeurt het, dat de kop niet neergezonken, maar over het ligchaam te rug geslagen en met de snuit tegen het heiligbeen gedrukt is, en tevens eene voorpoot in de | |||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+baarmoeder is achter gebleven en de andere in de geboorte gekomen is, zoo behoort de achter gebleven voorpoot eerst gezocht en mede in de geboorte gebragt te worden, alzoo daardoor het voorste gedeelte van den kop, het welk tegen het heilig been is aangedrukt, eenigzins zakt, en men meer ruimte bekomt, om met de hand tusschen het heiligbeen en den kop te komen, ten einde die voorzigtig naar beneden te krijgen en op de voorpooten te plaatsen, terwijl men de voorpooten met de andere hand grijpt, en dezelve langzaam aan en naar voren haalt; op deze wijze wordt de kop en de voorpooten in eene behoorlijke ligging voor de verlossing gebragt, welke dan verder op eene der reeds gemelde wijzen kan worden ten einde gebragt. Ga naar margenoot+Heeft het geval plaats, dat wel de beide voorpooten in de geboorte gekomen zijn, maar de kop op de eene of andere zijde van het Kalf geplaatst is, en dus niet door het bekken kan, dan is (volgens erissman) vooral aan te merken, dat, in dit geval, het Kalf altoos een weinig op zijne eene of andere zijde ligt, en dus de eene voorpoot wat lager in de klink ligt, dan de andere voorpoot, en dat het hoofd dan gewoonlijk aan de laagste zijde ligt. - Terwijl men verder nog moet opmerken, dat, wanneer het water reeds geheel is afgeloopen, zulks dit geval zeer moeijelijk maakt, vermits er dan veelal eene zeer sterke zamentrekking van de baarmoeder om het lijf | |||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+en den kop van het Kalf plaats heeft, en men dan zachtjes met de warme glibberig gemaakte en ingebragte hand, tusschen de baarmoeder en het Kalf, langs hetzelve moet strijken, om de al te sterke zuiging weg te nemen of te verminderen; zijnde die Schrijver van oordeel, dat, als men op deze beide omstandigheden geen acht geeft, en er geen onderzoek naar doet, men dan somtijds ellendig kan martelen. - De verdere bewerking is, volgens hem, als volgt. Men moet de voorpooten tot buiten de klink halen, dezelve vastbinden en het touw of lint door een der medehelpers laten vasthouden, opdat het Kalf de pooten niet te rug trekke, als men met de hand in de geboortedeelen der Koe komt; - vervolgens moet men de hand langs de laagst liggende poot inbrengen, en den kop, volgens de opgegeven teekens, zoeken: gewoonlijk tast men het eerst op de ooren; dan tast men nederwaarts tot aan den snuit, welke men in den bek moet grijpen, zoo als men best kan, ten einde den kop om en op to beuren, om dezelve op de voorpooten in de schede te liggen. Voorts verzekert men de kin met het voorschreven kintouwtje, en trekt aan de voorpooten en den kop, om de verlossing te volvoerenGa naar voetnoot(*). Dee Heer erissman waarschuwt hierbij | |||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+zeer nadrukkelijk tegen twee, bij vele Land lieden in gebruik zijnde, gewoonten; namelijk: het onbesuisd voorttrekken aan de voorpooten, zonder dat de kop er in eene behoorlijke rigting op ligge, terwijl zij door Ga naar margenoot+onkunde en verkeerde handel wijze dezelve niet vinden of niet krijgen kunnen; en het gebruik van een houten stok of mik, welke zij tusschen de voorpooten van het Kalf plaatsen, zoo dat de mik tegen de borst van hetzelve komt; tegen welke stok zij dan de pooten strak aanhalen, dezelve daaraan vastbinden, en dan het Kalf op eene jammerlijke wijze draaijen en wringen, ten einde den kop te kunnen vinden, dan bij welke zij, door hun lang morrelen en verkeerd handelen, hoe langer hoe minder komen kunnen, en dus de Koe vele smarten aandoen, zoo dat die zelfs somtijds aan de gevolgen sterft, en het Kalf door hun ellendig vermorst wordt. Ga naar margenoot+Nog kan het in tegennatuurlijke liggingen van het Kalf, met den kop en de voorpooten vooruit, gebeuren, dat het Kalf geheel verkeerd of omgekeerd ligge, dat is, dat het met het voorhoofdbeen naar het schaambeen gerigt, en dus het onderste boven in het bekken komt. Volgens de stelling van den Heer eberhard geschiedt de verlossing, in dit geval, op zeer verschillende wijzen: als het Kalf niet al te groot is, en het bekken zijne behoorlijke maat heeft, dan zoude, volgens hem, de verlossing, hoewel moeijelijker en langzamer, | |||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+toch nog tamelijk wel kunnen geschieden; maar indien bij deze onregelmatige ligging van den kop nog komt, dat er geene of slechts ééne voorpoot voorkomt, of dat bij zich verkeerd aanbiedende voorpooten de kop te rug blijft, dan kan de verlossing ten uiterste zwaar worden, en er eene omwenteling van het Kalf plaats moeten hebben. Volgens die Schrijver, moet een Koehelper, door kunde en oefening, vooruit weten en kunnen onderscheiden, welken trap van zwarigheid de verlossing zal hebben, indien hij het Kalf in de verkeerde rigting van den kop wilde laten komen, dan of de kop van het Kalf, en dus ook het Kalf zelve, in de natuurlijke rigting moet gebragt worden, om de verlossing te doen volgen: zeggende verder, dat, wanneer bij de verkeerde ligging van den kop alle andere omstandigheden niet zeer gunstig zijn, daaruit eene ten uiterste moeijelijke verlossing ontstaan kan, welke zoo veel te zwaarder worde, naar mate de verlossing langer heeft geduurd, en eene tijdige wel aangewende hulp is verzuimd geworden. De beschrijving der bewerking, welke, volgens het oordeel van den Heer eberhard, in dit zoo moeijelijk geval behoort plaats te hebben, om de verlossing te verrigten is zoo belangrijk, dat wij niet kunnen nalaten, om ook deze, ten dienste onzer lezeren, over te nemen; te meer, daar | |||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+dit een der moeijelijkste gevallen is, welke kunnen voorkomen. Na het reeds (wegens dit geval) uit dien Schrijver aangehaalde, vervolgt hij aldus: ‘Met opzigt tot de praktijk, bij de op te geven aanwijzingen tot bijbrenging van hulp, moeten wij elke soort van deze verlossingen onder het gezigtpunt van den tijd brengen, waarin de hulp vereischt wordt, en ingevolge van dien derzelver behandeling, alleen naar het verschil in het tijdperk van eene eerst begonnen of vertraagde verlossing, voordragen.’Ga naar voetnoot(*) ‘In het eerste tijdperk van deze verlossingen, is de omwenteling de eetste en voornaamste inrigting, die de kunst inroept, en welke thans ook niet moeijelijk in de uitvoering is. Wanneer eene voorpoot in de baarmoeder te rug gebleven is, laat men dezelve aldaar rusten, tot dat de omwenteling geschied is. Maar indien zich de kop alleen, zonder voorpooten, aanbiedt, dan moet vooraf eene der pooten gezocht, en naar voren gebragt worden. Aan deze eene, het zij nu eerst naar voren gebragte of reeds aldaar liggende poot, of ook, indien zij beiden in de geboorte waren, als dan aan beide pooten, wordt het lint, op de hier voren beschrevene wij- | |||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||
zeGa naar voetnoot(*), Ga naar margenoot+vastgemaakt, om daardoor te voorkomen, dat de zich reeds aanbiedende deelen, bij de omwenteling, niet geheel en al weer te rug gaan.’Ga naar voetnoot(†) ‘De omwenteling wordt op de volgende Ga naar margenoot+wijze verrigt. Terwijl men het lint met de eene hand vasthoudt, brengt men de andere, welke daartoe de geschiktste is, langs de voorliggende poot heen tot aan het schouderblad van die zijde, waaruit het Kalf moet gekeerd worden. Wanneer dan de vlakke hand aan het schouderblad wordt gelegd, dat, gelijk bekend is, aan het bovenste en voorste gedeelte van den romp, naar den rug toe, te vinden is, en dat men eenige kracht doet, om het ligchaam uit zijne plaats te verzetten, zoo draait zich het gansche ligchaam om zijn eigen as, of, om de ingebeelde regte, midden door zijn ligchaam loopende, lijn, om welke de schoft en het borstbeen den grootsten kring, bij de omwenteling van het Kalf, moeten beschrijven. Wilde men ondertusschen liever de hand aan het midden van den romp, alwaar het schouderblad bij het armbeen ingeplant is, en niet nabij deszelfs omtrek plaatsen, zoo is ligt te begrijpen, dat de hand veel meer | |||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+kracht moet doen, en de omwenteling toch zoo goed niet zou geschieden.’Ga naar voetnoot(*) ‘De hand, welke hiertoe het gevoegelijkst kan gebruikt worden, is die, welke tegen over de zijde is, waar naar toe men het ligchaam denkt te keeren, of waarheen het moet draaijen. Het is ook niet altijd onverschillig, naar welke zijde het ligchaam gekeerd wordt. Immers is het billijk, dat men den kortsten weg kieze.’Ga naar voetnoot(†) Ga naar margenoot+‘Wanneer het ligchaam en dus ook de kop, eene betere, en tot eene meer gemakkelijke verlossing, of tot de verdere handgrepen bekwamere ligging en rigting heeft verkregen, zoo dienen de handgrepen, bijaldien er nog eenige geschieden moeten, ook terstond verrigt te worden. Er zou, namelijk, misschien nog eene te rug gebleven poot losgemaakt, en bij de andere in de schede en voorts bij den kop gebragt moeten worden. Of misschien zou ook de nog binnen liggende kop moeten opgeligt en in de geboorte geleid worden; dit alles zal nu zeer wel, op de reeds beschrevene wijze, kunnen geschiedenGa naar voetnoot(§), terwijl men anders, zonder voorafgaande omkeering, | |||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+het werk bezwaarlijk met een goed gevolg ten einde gebragt zoude hebben.’Ga naar voetnoot(*) ‘Maar als de Koe zich reeds in het tweede tijdperk van zulk eene verlossing bevindt, dat is, als de wateren reeds voor lang zijn afgeloopen; als de wegen tot de geboorte droog en heet zijn; als de baarmoeder zeer zamengetrokken is; als de deelen zoo in elkander gedrongen zijn, dat men weinig of niets kan onderscheiden; als zij zoo vast en onbewegelijk als een muur aan elkander staan, en, derhalve, alle bemoeijingen van de buigzame hand, om tusschen dezelve en de baarmoeder in te dringen, geheel vruchteloos zijn, dan is de Koe gewis in eenen zeer beklagelijken toestand. Den besten tijd, om de keering te verrigten, heeft men zich niet te nutte gemaakt. De ontwikkeling der voorpooten, indien zij zich vertoonden, zoude misschien ook niet eens zonder veel zwarigheid kunnen ondernomen worden, en mogelijk ook weinig invloed op de verlossing en derzelver verligting hebben.’Ga naar voetnoot(†) ‘Doch wij raden, ook hieromtrent, nog niet alles voor verloren te achten. Misschien gelukt het, dezen toestand te verbeteren, en de verlossing eenigermate uit | |||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+het tweede tijdperk in het eerste te rug te brengen. Om dit, indien het mogegelijk is, te verrigten, moet men het beest, naar zijne grootte en sterkte, van drie tot vijf en meer ponden bloed uit de hals-ader aftappen. Ondertusschen kan een, met water of melk toebereide, laauw-warme omslag van nut zijn, bestaande uit kamillen, vlierbloemen en populierbladeren, kunnende dezelven in een zakje genaaid worden, dat de vereischte lengte en breedte heeft, om het zoo warm, als iemand het op het oog kan lijden, over het kruis en de schaamdeelen te leggen, en het met een singel vast te maken. Geen van alle die middelen, welke bij gemeene lieden den naam hebben, dat zij de verlossing bevorderen, als ajuin, het inspuiten van wijn in, en digthouden der neusgatenGa naar voetnoot(*), moeten toegelaten worden, terwijl zij doorgaans schadelijk en dikwijls tegenstrijdig zijn: want wat kunnen dezelven in eene dwarsligging, of bij een achtergebleven of neergezonken kop verrigten? Zullen dezelven niet veel eer het bloed verhitten, en het ligchaam der Koe verbranden, dan den kop of het ligchaam van het Kalf slechts maar een duim breed van de eens genomen plaatsing doen veranderen? Men | |||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+zegt wel, zij verwekken nieuwe en wel doorzettende vlagen, en door deze moeten de, in eene verkeerde ligging zich bevindende, deelen in eene betere rigting tot de verlossing gebragt worden; maar ons verstand en ondervinding overtuigen ons evenwel van het tegendeel. Wie toch, die in dit beroep ervaren is, weet niet, hoe nadeelig vele en krachtige weeën, bij verkeerde liggingen, voor de verlossing zijn, dewijl zij het verkeerd geplaatste deel meer en meer beknellen en aandringen, de geboortedeelen hoe langer hoe meer met bloed opvullen, en tot ontstekende verstoppingen voorbereiden, en hoe bezwaarlijk het werk dus voor den Veehelper moet worden? Men zette dus, in plaats van deze nadeelige middelen, liever aan het beest, tot eenige verkwikking, een warmen drank met meel voor.’Ga naar voetnoot(*) Ga naar margenoot+‘Na een of twee uren, somwijlen ook wel vroeger, beproeft men, om de hand in de deelen en tot in de baarmoeder te brengen, en langs de hand, indien zij tot daaraan toe gekomen is, schuift men eene buis van een klisteerspuit voor de baarmoeder, langzaam in, zoo, dat het voorste einde der buis langs de vingeren van de hand komt te liggen.’ | |||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+De door ons overgenomen afbeelding van deze Klisteerspuit voor de Baarmoeder, vindt men op onze Plaat XXXX Figuur 7, aldaar is:
Het ligchaam van deze klisteerspuit moet, volgens de door den Heer eberhard gestelde voetmaat, 8½ duim lang, 2¼ duim breed, en deszelfs pijp, met het zeefsgewijs einde, 16 duim lang zijn, alles Rijnlandsche maat. ‘Met zulk eene klisteerspuit wordt een afkooksel van lijnzaad, garst, haver, of althea-wortel, of bladen van populieren, dat tamelijk slijmig gekookt is, en de warmte van bloed of van versch gemolken melk heeft, voorzigtig en van langzamerhand ingespoten. Bemerkt de Koehelper, dat daardoor de hand eenen ruimeren toegang krijgt, zoo bedient hij zich van het strijken met den rug van zijne hand tegen die plaats der baarmoeder, tot welke hij heeft kunnen komen, (zoo als wij hier voren reeds hebben opgegevenGa naar voetnoot(*)), doch zoo niet, dan wordt | |||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+met den omslag’ (van kamillen enz., boven gemeldGa naar voetnoot(*)) ‘nog een tijd lang voortgevaren, en ook het klisteren der baarmoeder een- en andermaal herhaald. Na eenigen tijd beproest men op nieuw het strijken der baarmoeder met den rug van de hand, wanneer het niet ligt missen kan, of men zal, indien het werk niet geheel verwaarloosd, of gewelddadig bedorven is, daarmede gelukkig slagen, en de keering, hoewel niet meer zoo gemakkelijk als in het begin, kunnen verrigten.’Ga naar voetnoot(†) ‘Wanneer het hiermede evenwel niet wil gelukken, dan is dit als het derde tijdperk aan te merken, waarin het geoorloofd is, de harde tegen de zachte middelen te verwisselen; en het Kalf te ontleden, komt nu niet meer te onpas, noch kan, in dit tijdperk, wreed genoemd worden. Zelfs is dit te verkiezen boven andere geweldige middelen en verschrikkelijke pijnigingen van het beest, door een geweldig uitscheuren, trappen, drukken; en velerhande andere woeste bedrijven. Dit tijdperk behoort, derhalve, tot het onderwerp, waarover wij zullen spreken, als wij over het ontleden van het Kalf in het ligchaam der Koe handelen.’Ga naar voetnoot(§). | |||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Na het voorstellen van deze moeijelijke omstandigheid, en het mededeelen van de daarbij noodig zijnde bewerking, moeten wij nog melding maken van de volgende, mede moeijelijke, gevallen, welke insgelijks bij de verlossing der Koeijen, met den kop en de voorpooten vooruit, kunnen voorkomen. Ga naar margenoot+Dezelven zijn, in de tegennatuurlijke ligging van den kop en de voorpooten vooruit, die, wanneer het Kalf met een gedeelte van zijn voorlijf voor den ingang van het bekken ligt, zonder dat het den kop of de voorpooten in de geboorte aanbiedt, maar met de zijde van den kop, de hals, het schouderblad of eenig ander gedeelte van zijn voorlijf voorkomt; kunnende men deze liggingen beschouwen als meer of min nabij de dwarsliggingen te komen, naar mate de kop verder van, of nader bij de opening of mond van de baarmoeder ligt. Bij zoodanige tegennatuurlijke liggingen van het Kalf, moet men (volgens eberhard) het allereerst werken, om eenige ruimte te verkrijgen, ter ontwikkeling van den kop en de voorpooten, welke bij de scheeve ligging van het Kalf zich nog binnen de baarmoeder bevinden. Te dien einde moet men het Kalf iets opwerken; dan, daar de baarmoeder, achter het Kalf, geene ruimte overlaat, waarheen hetzelve te rug kan gaan, maar om het Kalf zamengetrokken is; zoo moet dit opwerken niet driftig of met geweld, maar langzaam en voor- | |||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||
zigtig Ga naar margenoot+geschieden, en derhalve kan de wrijving met den rug der hand tegen de binnenzijde der baarmoeder, hier mede van veel nut zijn, om eene langzame verwijding derzelve te weeg te brengen, en welke handgreep door de Heeren eberhard en erissman is aangeprezen, en door ons, hier voren, uit hunne werken is medegedeeldGa naar voetnoot(*). Heeft men kunnen bewerken, dat het Kalf wat opgeschoven kan worden, dan moet men van den kop en de voorpooten dat gene zoeken te bereiken en naar voren te halen, dat het naaste bij ligt en het gemakkelijkst te vinden is: gebeurt het, dat de voorpooten het best daartoe gelegen zijn, dan werkt men, om dezelve naar voren te brengen, een' derzelven te krijgen, en die in eene goede rigting in de geboorte te brengen; dit gedaan zijnde, zoo bindt men er een lint of touwband om, en werkt vervolgens om den anderen voorpoot mede in de geboorte te brengen, het welk gelukt zijnde, zoo moet dezelve met de eerste, reeds in de geboorte zijnde, door het lint of den touwband worden vastgemaakt; en eindelijk moet de kop opgezocht, en in eene goede rigting tot de geboorte en op de voorpooten gebragt worden: maar is den kop het gemakkelijkst te bereiken, dan moet de- | |||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||
ze Ga naar margenoot+eerst, en vervolgens de pooten ontwikkeld, en alles in de behoorlijke rigting tot de geboorte gebragt worden; het zij dat men dit, ten aanzien van den kop, kan doen, volgens de behandeling van den Heer erissmanGa naar voetnoot(*), of dat men daartoe het heftuig, door den Heer eberhard met deszelfs behandeling voorgeschrevenGa naar voetnoot(†), benoodigd heeft. Ten aanzien der voorpooten moet men de reeds opgegeven regelen in acht nemen. Het tot nog toe gemelde van deze soort van tegennatuurlijke ligging is toepasselijk op die ligging van het Kalf, wanneer te vens eene naar boven ligging van deszelfs rug en bovenzijde van deszelfs kop plaats heeft; maar gebeurt het, dat de rug en bovenzijde van den kop bij zoodanige scheeve ligging van het Kalf zijdelings of naar beneden ligt, dan moet (zoo als ligt te begrijpen is) eene keering of omwenteling van het Kalf voorafgaan, ten einde het heftuig te kunnen gebruiken, of eenige handgrepen, ter verkrijging van den kop, met nut te kunnen doen, en dus de verlossing te verligten. Maar is er te veel tijd verloopen, alvorens behoorlijke hulp aan te brengen, of heeft men door eene verkeerde behandeling de verlossing in die omstandigheid gebragt, | |||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+zoo als door den Heer eberhard in het hier voren van hem aangehaalde tweede tijdperk beschreven wordtGa naar voetnoot(*), dan zoude ook, volgens hem, de aldaar opgegeven middelen en handgrepenGa naar voetnoot(†) moeten gebruikt, en de uitkomst, met geduld, afgewacht worden. Ga naar margenoot+De verlossingen, in gevallen van tegennatuurlijke ligging van het Kalf, met den kop en voorpooten vooruit, nu medegedeeld en beschreven zijnde, zoo verre wij die bij anderen en door eigene opmerkingen hebben kunnen opsporen, zoo zullen wij tot het beschrijven der liggingen en verlossingen, welke met de achterpooten vooruit plaats kunnen hebben, overgaan. De verlossingen met de achterpooten vooruit kan men zeer gevoegelijk onderscheiden in de zoodanigen, waarin zich de achterpooten als de eerste deelen ter verlossing in de geboorte aanbieden, en die, waarin dezelve eerst moeten ontwikkeld en vervolgens in de geboorte gebragt worden. Ga naar margenoot+Wanneer het Kalf, met de achterpooten vooruit, in zoodanige ligging in de geboorte komt, dat de zoolen der klaauwen naar boven gekeerd liggen, dan kan dit tot een kenteeken verstrekken, dat het Kalf in eene goede rigting ligge, dat is, dat het met den rug en met het bovengedeelte van den | |||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+kop naar boven gekeerd is; die alles dan in orde bevonden wordende, zoo trekt men de achterpooten buiten de klink, en vat dezelven met de handen zoo hoog mogelijk, al ware het tot in de schede, en men trekt (volgens eberhard) het Kalf met schroefsgewijze draaijingen naar buiten, welke draaijingen echter meer opwaarts, dan regtuit, moeten geschieden. Als de punten van de hielen in de schede gekomen zijn, dan laat men eene hand van de pooten los, en legt die op het kruis; moetende men nu zijn best doen, om het Kalf bij de pooten in eene rigting naar beneden te trekken, en, gedurende dat men dit met eene hand doet, moet men de andere op het kruis van het Kalf houden en hetzelve nederdrukken, waardoor de nederwaarts gerigte beweging bevorderd wordt. Het kruis van het Kalf voorbij het heiligbeen zijnde, zoo vat men de achterpooten weder hooger, en wel zoo hoog als mogelijk is, en men vervolgt met nederwaarts te trekken, tot dat het Kalf geboren is. De heupen en het kruis kunnen de meeste beklemming in het bekken en voorts bij de klinkspieren ontmoeten, dan, deze er door zijnde, zoo volgen de schouders en het hoofd gewoonlijk met minder moeite; en gebeurt het, dat de schouders aan de darmbeenderen eenigen tegenstand vinden, zoo verhelpt men dit het best, wanneer men dan, in plaats van aan de schenkels, aan de heupen op de gemelde wijze trekt. | |||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Wanneer de achterpooten nog moeten gezocht en in de geboorte gebragt worden, dan moet men eene duidelijke kennis van de ligging van het Kalf trachten te verkrijgen, ten einde te weten te komen, in welke ligging het achterste gedeelte van het Kalf zich ter geboorte aanbiedt. Ga naar margenoot+Wanneer reeds een der achterpooten in de geboorte aanwezig is, en dezelve met de zool der klaauw naar boven ligt, en dus in eene goede rigting, dan moet men de hand langs deszelfs binnenzijde, welke in dit geval naar onderen ligt, in de baarmoeder brengen, tot aan het lijf van het Kalf en tot deszelfs tegenovergeplaatste zijde of anderen schenkel, langs welke men dan verder de hand brengt, tot de klaauw van de nog binnen zijnde poot toe, of zoo verre men reiken kan. Heeft men de beide achterpooten zoo ver, dat dezelve in de geboorte zijn, dan gaat men met de verlossing voort als zoo even gemeld is; en kwam het te gebeuren, dat er door de grootte of grofheid van het Kalf eene zeer zware beklemming plaats had, dan kunnen de groote, door erissman uitgedachte, spatels op zoodanige manier aan de heupen gebruikt worden, als hier voren, bij beklemmingen van het hoofd, is aan de hand gegevenGa naar voetnoot(*), zullende het veeltijds gelukken, om zelfs een vrij groot Kalf, op die wijze, de groo- | |||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||
te Ga naar margenoot+spatels om de heupen gelegd zijnde, al wrikkende door het bekken te halen. Zijn er geene der achterpooten in de geboorte aanwezig, dan moet men langs de voorliggende deelen tot dezelve trachten te Ga naar margenoot+komen, en die gevonden hebbende, dan moet men dezelve, boven de klaauw, tusschen de vingeren zoodanig vatten, dat het langste naar voren zijnde deel der klaauw in de hand kome te liggen, en op deze wijze dezelve voorzigtig ontwikkelen en in de geboorte brengen; zijnde het, in geval de beide achterpooten moeten ontwikkeld worden, doorgaans het best, zulks maar een derzelve tevens te doen, en niet beiden te gelijk; en wanneer dezelve over elkander liggen, zoo moet men wel opletten, om de bovenste het eerst te ontwikkelen en in de geboorte te brengen. Gebeurt het, dat men zoo ver niet reiken kan, om de poot bij de klaauw te vatten, dan moet men het nogtans zoo verre vatten als men het bereiken kan, tot dat men nader bij het onderste gedeelte der poot en dus ook bij de klaauw kan komen. In het geval, dat men wel tot de klaauw der achterpooten kan komen, maar de ontwikkeling van dezelven niet met de eene hand alleen konde bewerken, zoo wordt door den Heer eberhard ook hiervoor een daartoe dienstig werktuig opgegeven, en door hem keerstok en keerlint genaamd; wij zullen de beschrijving en afbeelding hier van aan onze lezers mededeelen. | |||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Indien het losmaken van de achterpoot door zoodanige zwarigheden vergezeld is, dat de kracht van eene hand niet toereikende was, om dezelve uit hare plaats te bewegen, en in de geboorte te brengen, Ga naar margenoot+dan zoude (volgens eberhard) hierbij zeer wel te pas kunnen komen, dat men het zoogenoemde keerlint aan de poot vastmaakteGa naar voetnoot(*). Dit lint dient, volgens zijne beschrijving, ruim een vinger breed te zijn, en te bestaan uit linnen en zijde, niet te los of niet te vast geweven: aan het eene einde moet het voorzien zijn van een luts, en omtrent twee ellen lang zijn. Wanneer het gebruikt moet worden, dan moet men het eene einde door de gemelde luts halen, en de hierdoor omstaande strop op die hand steken, welke men in de baarmoeder brengen wil. Zoo dra de hand daarmede aan de poot gekomen is, welke losgemaakt moet worden, dan moet men de strop over dezelve heen schuiven en hem toetrekken; vervolgens met de andere hand het, nog buiten de geboortedeelen der Koe hangend, einde van het lint grijpen, en, door een gelijktijdig trekken, de hand ondersteunen, welke in de baarmoeder aan de losmaking van de poot werkt, en alzoo het naar voren komen van de poot bevorderenGa naar voetnoot(†). | |||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Wanneer de Koehelper de noodzakelijkheid der bewerking met hen keerlint niet ontdekt, dan na dat hij de hand reeds in de geboortedeelen der Koe heeft, dan moet hij, om niet te dikwijls en zonder noodzaak de hand uit de geboortedeelen te halen en weder in dezelve te brengen, gebruik maken van een stokje van balijn, hiertoe door meergemelden eberhard uitgevonden, en door hem den keerstok genaamd: deze moet, volgens zijne beschrijving, voorzien zijn van een ivoiren knopje met eene insneede, waarop de strop van het lint gestoken kan worden; vervolgens moet dezelve langs den arm, in de geboortedeelen, tot aan de hand geschoven, en, na dat men den strop daar afgenomen en over de poot gedaan heeft, weêr uitgetrokken wordenGa naar voetnoot(*). Zoo dra de eene poot in de schede gebragt is, moet men dezelve aan het lint met een ondergelegd kompres in de schede trachten te houden, op de reeds hier voren beschrevene wijzeGa naar voetnoot(†), opdat zij, bij het zoeken van de andere poot, door het Kalf niet weêr te rug zou kunnen getrokken wordenGa naar voetnoot(§). | |||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+De afbeelding van dezen keerstok en dit keerlint vindt men op onze Plaat XXXX Figuur 3.
Plaat XXXX Figuur 4 is eene afbeelding van het knopje van den keerstok, van ter zijde, en zonder lint er aan.
De lengte van den keerstok, met het knopje er aan, is, volgens de, door den Heer eberhard gestelde, voetmaat, 27 duim Rijnlandsche maat; het knopje afzonderlijk is ruim 1½ duim lang en ruim een duim breed. Ga naar margenoot+Wanneer eene ongunstige ligging van het Kalf plaats heeft, en de vernaauwing der baarmoeder verhindering bij het zoeken naar de achterpooten te weeg brengt, dan moet men nimmer verzuimen, om met den rug der hand de reeds meergemelde wrijving tegen het binnenste der baarmoeder te verrigtenGa naar voetnoot(*), en daarmede, op eene voorzigtige wijze, zoo lang voortgaan, tot men het oogmerk bereikt heeft; kunnende dit | |||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+vooral van veel nut zijn in zoodanige scheeve ligging van het Kalf, waarbij de pooten achterwaarts gekeerd zijn, wordende daardoor de Koehelper in staat gesteld, om van het kruis van het Kalf, over het achterdeel en den staart, tot de achterpooten te komen; en wanneer deszelfs ligchaam moet opgeschoven worden, dan moet dit met de vereischte omzigtigheid, en nimmer zonder de gemelde wrijving met den rug der hand alvorens verrigt te hebben, geschieden. ‘Door deze voorbereiding,’ (vervolgt eberhard, namelijk door die wrijving met den rug der hand tegen de binnenzijde der baarmoeder,) ‘is eene losmaking van de achterste leden ook als dan nog mogelijk, wanneer men, bij eene meer achterwaartsche dan andere ligging der pooten, en wegens de kortheid der armen, niet verder dan tot aan de kniehols-geleding mogt kunnen komen: want terwijl de hand, tot ontwikkeling van de achterpoot in de knie geleding gelegd zijnde, meer op de onderhand dan op die geleding zelve werkt, zoo kan de eerste, door de, door die voorbereiding, verkregen ruimte en door de meêgeving der baarmoeder, te gemakkelijker uit hare plaats bewogen, en dus voor de hand verkrijgbarer worden. Is het nu zoo verre daarmede gevorderd, dat het onderste van de achterpoot meer beneden waarts, of in het midden van dezelve kan gevat worden, dan behoeft de Veehelper het onderste van | |||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+de poot, tot hare verdere ontwikkeling, slechts een weinig meer van het ligchaam, en naar die zijde heen te brengen, waar hij de meeste ruimte voor dezelve vindt. Op deze wijze zal hij, in de meeste gevallen, de anders zoo moeijelijke ontvouwing der pooten gelukkig bewerken.’Ga naar voetnoot(*) ‘Gelijk men nooit, bij het dadelijk aanwezig zijn der weeën, in de baarmoeder moet werken, dat is, onderzoek doen, om de pooten of den kop op te sporen, en dezelve in de opening der baarmoeder te brengen; even zoo min moet men van den anderen kant ondernemen, om het gansche ligchaam, tot de geboorte reeds voorbereid, te willen uittrekken, zonder daartoe de medewerking der weeën af te wachten. Deze voorzorg komt niet alleen bij de geboorte, met den kop vooruit, in aanmerking; maar is, bij geboorten met de achterpooten vooruit, van even groot gewigt.’Ga naar voetnoot(†) Ga naar margenoot+Ingevalle het Kalf met deszelfs achterdeelen voor de geboorte komt, en eene zijdelingsche of eene naar beneden gekeerde ligging heeft, dat is, wanneer het dan tevens op zijde of het onderste boven ligt, dan moet het gekeerd, dat is, in eene natuurlijke rigting gebragt worden: de daartoe noodige | |||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+bewerking wordt door den Heer eberhard de zijdekeering genoemd, om dezelve te onderscheiden van de omwenteling, welke bij eene onderste boven ligging, met den kop en de voorpooten vooruit, plaats moet hebben. Wij zullen, ter meerdere duidelijkheid, de beschrijving dezer bewerking, even als die van de omwenteling, om derzelver belangrijkheid, hier weder met 's mans eigen woorden laten volgen; dus zegt hij: ‘Wanneer het Kalf tot aan de knieën naar buiten gekomen is, moet men letten, hoe deszelfs schenkels tot het bekken gerigt zijn, en het dus, indien het in eene zijdelingse ligging is, eene halve, maar indien het eene naar beneden gekeerde ligging heeft, eene geheele zijde-keering geven.’Ga naar voetnoot(*) Ga naar margenoot+‘De zijde-keering noemen wij die handgreep, door welke eene tegennatuurlijke rigting van het achterste gedeelte, of van de pooten tot het bekken, door het omdraaijen van het ligchaam om een deel van zijnen as, in de natuurlijke rigting of ligging tot de geboorte veranderd wordt.’Ga naar voetnoot(†) ‘Aan deze bewerking heeft men den naam van zijde-keering gegeven, omdat het Kalf daardoor eene keering naar des- | |||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||
zelfs Ga naar margenoot+zijden ondergaat, die anders, in de gewone keering, naar de lengte van het ligchaam geschiedt. Zegt men, dat de rug en buik tegen elkander overstaande zijden zijn, dan kan men dit nader ophelderen, met te zeggen: deze bewerking wordt daarom de zijde-keering genoemd, omdat het Kalf daardoor uit eene van deszelfs zijden in de andere gekeerd wordt.’Ga naar voetnoot(*) ‘Indien, derhalve, het Kalf geheel uit de eene in de andere zijde gekeerd wordt, gelijk dit in de naar beneden gekeerde ligging geschieden moet, dan krijgt het de geheele zijde-keering, in welke deszelfs, op den bodem van het bekken of op de zamenvoeging van de wederzijdsche schaam- en heupbeenderen liggende, ruggeraat, door den omtrek van een halven cirkel, naar boven tot aan het midden van het heiligbeen gekeerd wordt. Maar is het Kalf in eene zijdelingse ligging, zoo kan men het ook geene andere dan de halve zijde-keering geven, en de zijde slechts half, dat is, naar den omtrek van een vierde eenes cirkels, verplaatst worden.’Ga naar voetnoot(†) ‘Dat de zijde-keering veel overeenkomst heeft met de, reeds beschrevene, | |||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+omwentelingGa naar voetnoot(*), kan men gemakkelijk opmaken. Maar duidelijkheids- en kortheidshalve, als mede om het eigenaardige, dat iedere van deze bewerkingen boven de andere heeft, aan te toonen, scheen het noodig te wezen, dezelve, door bijzondere namen, te onderscheiden.’Ga naar voetnoot(†) ‘De uitvoering nu van dezelve bestaat in het volgende. Men legt de bekwaamste hand op het kruis, en omvat met de andere van de tegenovergestelde zijde beide de pooten van het Kalf, zoo hoog en nabij de geboortedeelen van de Koe, als mogelijk is. Daarna maakt men, terwijl men het Kalf op die wijze gevat heeft, met beide handen tevens eene eenigzins spoedige beweging naar die zijde, waarheen men den rug van het Kalf het liefst wenscht te hebben. Het Kalf draait zich ook werkelijk naar dezelve heen, wanneer deze handgreep met bekwaamheid en met spoed verrigt wordt. Nogtans is volstrekt noodig, dat men hiermede den tusschentijd van de eene vlaag tot de andere afwacht.’Ga naar voetnoot(§) Het Kalf in eene goede rigting gebragt | |||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+zijnde, handelt men verder hieromtrent, als wij bij de natuurlijkste geboorten met de achterpooten vooruit reeds hebben gemeldGa naar voetnoot(*). Ingevalle het Kalf met den staart voor Ga naar margenoot+de geboorte komt, het zij in eene naar boven gekeerde, zijdelingse of naar beneden gekeerde ligging, dan moet men die ligging, door het opzoeken en naar voren brengen der pooten, en ook des noods door de halve of heele zijde-keering, trachten te verbeteren, zijnde het veelal noodig, om, in die gevallen, het Kalf vooraf wat te rug te werken, alvorens de pooten te zoeken en naar voren te trekken. Behalve de bewerkingen, in deze gevallen door den Heer eberhard voorgeschreven en door ons medegedeeld, zullen wij hier ook laten volgen de bewerking, door den Heer erissman voorgeschreven, als mede eene, welke aan ons door h. brouwer, Landman te Bodegraven, is medegedeeld, en welke beide op deze gevallen toepasse lijk zijn. Als na het afloopen van het water niets te voorschijn komt, en men ontdekt, door eene spoedige invoeling, dat het Kalf met de billen voor den ingang van het bekken ligge, dan is alles (volgens het oordeel van erissman nog ligt: men haalt dan de achterpooten een voor een buiten de klink, en volvoert vervolgens de verlossing. | |||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Maar zijn de billen, met een gedeelte der, onder het ligchaam liggende, achterpooten, reeds verre in het bekken voortgeperst, dan doet men (volgens hem) het veiligst, als men dezelve met de hand wederom Ga naar margenoot+te rug werkt, hetgeen doorgaans, wanneer men er vroeg bij is, gemakkelijk geschieden kan. Vervolgens haalt men de achterpooten een voor een uit, en doet de verlossing op de, in dit geval, gewone wijzeGa naar voetnoot(*). Ga naar margenoot+Maar kan men de billen niet meer met de hand te rug werken, dan keurt die Schrijver het aanleggen van stompe haken, in de liezen, om daarmede het Kalf, in deszelfs tegennatuurlijke ligging, met geweld door het bekken te halen, volstrekt af; dewijl men, dan verder geweldig trekkende, eene der gevaarlijkste beklemmingen kan veroorzaken, zelfs zoo, dat het niet meer mogelijk is, om met werktuigen voor- of achterwaarts te kunnen komen. Om deze reden oordeelt hij het beter te zijn, dat men de, door hem uitgedachte, kleine spatels gebruike, om de heupen wederom te rug te zetten: en dit kan, volgens hem, op de volgende bijzondere wijze, geschieden. Men moet aan weerskanten van de billen, de kleine spatels voorzigtig inbrengen, | |||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+en derzelver stelen door een van de helpers laten vasthouden. Men moet het latje nemen, en hetzelve tusschen de twee stelen van de spatels vastbinden, en voorts alles met laauwe olie besmeeren en glad maken. Vervolgens wrikt men, met de dus verzekerde spatels, niet voorwaarts, maar achterwaarts of te rug duwende, aan de heupen van het Kalf, zoo lang, tot dat zij los en te rug gaan: en dit moet, volgens zijn oordeel, altijd gelukken, zoo men niet reeds, met de stompe haken, geweldig en verkeerd gewerkt heeft. Als de heupen te rug zijn, moet men de spatels losmaken en dezelven voorzigtig uit de geboortedeelen der Koe halen; maar het latje moet, om eene nieuwe inpersing der billen voor te kommen, tegen dezelve zoo lang aangehouden worden, tot dat men er wederom met de hand bij is: dan moet men, op de voorschrevene wijzeGa naar voetnoot(*), de achterpooten door de klink halen, en de verlossing vervolgen, zoo als reeds is aangeduid, of zoo als zich nu van zelven genoeg aanwijstGa naar voetnoot(†). De behandeling, door h. brouwer, te Bodegraven, aan ons medegedeeld, als | |||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+door hem, en, in dien tijd, door vele Landlieden aan den Rijnkant gevolgd wordende, om een Kalf, dat met de billen voorkomt, te rug te zetten of op te schuiven, ten einde bij de achterpooten te kunnen komen, bestaat in de volgende bewerking, welke wij ter vergelijking met de andere, reeds beschreven, bewerkingen, geoordeeld hebben insgelijks te moeten mededeelen. Ga naar margenoot+Wanneer dan een Kalf met de staart, de billen en de hakken der achterpooten voorkwam, dan gebruikte hij een taai, meest essenhouten takje, met een mikje of vorkje, omtrent de gedaante als de letter y hebbende: dit stokje was zoo lang, dat het buiten de klink met de hand konde gevat worden; hij bragt zulk een mikje, op eene voorzigtige wijze, in de geboortedeelen der Koe, en het eene gedeelte van het vorkje in den aars van het Kalf tegen deszelfs aarsbeen, en het ander gedeelte tegen den stuit onder de staart; dit verrigt zijnde, zoo duwde hij, voorzigtig, met de eene hand tegen de steel van het mikje, en schoof dus het achterste gedeelte van het Kalf zachtjes opwaarts of te rug, tot dat hij genoegzaam plaats had, om met de andere hand bij de achterpooten van het Kalf te komen: dit kunnende doen, zoo greep hij dezelve op de reeds beschrevene wijzeGa naar voetnoot(*), bragt dezelve in de schede, en volvoerde vervol- | |||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||
gens Ga naar margenoot+de verlossing gemakkelijk, door met de eene hand de pooten en met de andere hand de staart en voorts de achterdeelen van het Kalf te vatten, en te handelen, zoo als reeds ten aanzien van het volvoeren dezer verlossingen gemeld isGa naar voetnoot(*). Ga naar margenoot+Om de bewerking met zoodanig mikje of vorkje aan onze lezers verstaanbaar voor te stellen, zoo hebben wij dezelve afgebeeld op Plaat XXXIX Figuur 4: hier ziet men het bekken eener Koe op zijde, benevens eene schets der baarmoeder, de schede en de klink; als mede de ligging van een Kalf, het welk met den staart, de billen en de hakken der achterpooten in de geboorte gekomen is, en de manier om hetzelve met het beschreven mikje of vorkje op te schuiven, en vervolgens de achterpooten te vatten en voor te halen.
| |||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||
Op deze afbeelding hebben wij geoordeeld nog eene dergelijke te moeten laten volgen, om het vervolg dezer bewerking mede ten duidelijkste voor te dragen. Men zie, te dien einde, mede op PlaatGa naar margenoot+ XXXIX Figuur 5, alwaar men weder het bekken eener Koe op zijde ziet afgebeeld, (zoo als bij Figuur 4 breeder is vermeld) als mede het Kalf liggende, (even als in Figuur 4) met deszelfs achterdeelen in de geboorte, doch waarvan nu de achterpooten van onder het lijf zijn naar vooren gehaald en in de schede tot aan de klink gebracht, om vervolgens verder uitgehaald en in dien staat gebragt te worden, dat zoo- | |||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||
danige Ga naar margenoot+verlossing op de natuurlijkste wijze kan worden volvoerd.
Ten aanzien van deze beide Figuren 4 en 5 moet men in aanmerking nemen, dat het Kalf, in dezelve, als in de baarmoeder en het bekken liggende, is afgebeeld, en dat die gedeelten van het Kalf, welke in deze ligging dus achter het gebeente der eene zijde van het bekken liggen, en dus voor het oog onzigtbaar zouden zijn, door stippen zijn aangewezen, gelijk dit in Fig. 4 mede aan de eene hand van den Koemeester is gedaan, om deszelfs bewerking aan | |||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+de achterpooten van het Kalf te doen zien, en zoo ook de steel van het mikje, zoo verre zulks achter de eene uitstekende zijde van het bekken, en achter de linker-arm van den Koemeester, heen gaat, ten einde deszelfs rigting van de hand van den Koemeester tot aan den aars van het Kalf zou kunnen Ga naar margenoot+gezien worden. Op Plaat XXXXI Figuur 9 ziet men de afbeelding van het bovenste gedeelte van het mikje, zoo als het ons door genoemden h. brouwer is medegedeeld. Wij kunnen niet voorbij hier aan te merken, dat door den Heer a. erissman het gebruik eener mik in deze en andere gevallen, waarin het Kalf te rug of opgewerkt moet worden, ten sterkste afkeurt, en waarbij die Schrijver een voorbeeld bijbrengt van zoodanig eene bewerking, waardoor de endeldarm van het Kalf zeer beschadigd was, zoo dat het niet in het leven konde gehouden worden. Dan zoo men het mikje of vorkje niet te lang, maar zelfs korter maakt als op genoemde Plaat XXXXI Figuur 9 is afgebeeld, en de bewerking met, en plaatsing van het mikje op de, door ons beschrevene, wijze en voorzigtig verrigt, dan oordeelen wij, dat dit zeer wel zonder beschadiging van den endeldarm van Ga naar margenoot+het Kalf gedaan zou kunnen worden. In plaats van het mikje, oordeelt de Heer erissman het beter te zijn, de door hem uitgedachte kleine spatels met het latje er tusschen te gebruiken, om het Kalf op te schuiven, dezelve aanleggende en er mede | |||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+werkende, zoo als in deszelfs werk gemeld, en door ons hier voren medegedeeld isGa naar voetnoot(*). Men kan, des begeerende, deze bewerking van den Heer erissman, met deszelfs kleine spatels en latje, zeer wel op onze Figuur 4 op Plaat XXXIX toepassen, wanneer men zich verbeeldt, dat het Kalf genoeg te rug en opgeschoven is, als mede dat de kleine spatels zijn uitgehaald, en het Kalf met het latje, in plaats van met het mikje, wordt te rug gehouden. Ga naar margenoot+Wanneer het komt te gebeuren, dat het Kalf, met de billen en de staart voorkomende, een der achterpooten zoodanig onder het ligchaam van het Kalf ligt, als reeds beschreven is, en dus deszelfs hak zich mede in de geboorte aanbied; terwijl de andere achterpoot niet onder maar langs de zijde der buik van het Kalf, naar voren ligt uitgestrekt, en er dus wel mogelijkheid is, om de eene poot van onder het lijf te halen en in de geboorte te brengen, maar men de andere poot niet krijgen kan, dan moet men het Kalf trachten op te schuiven, ten einde die eene poot te bekomen en de verlossing vervolgens zien te bewerken. De reeds genoemde Koemeester, j. blanken, heeft aan ons deszelfs bewerking, in zulk een geval, medegedeeld, hetwelk wij van dien aard gevonden hebben, dat wij | |||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+oordeelen het ter dezer plaatse te moeten invoegen. Deze j. blanken had voor zich uitgedacht een ijzer keerstift of keerstaaf, tot hetzelve gebruik dienende als het reeds beschreven Ga naar margenoot+houte mikje van h. brouwer, maar van hetzelve verschillende in gedaante. Deze keerstaaf had de lengte van twee voeten en vier duimen Rhijnlandsche maat, en de dikte eener gordijnroede; digt aan deszelfs einde was zijlings een uitstekend ijzer staafje, omtrent drie duimen lang; en aan het begin dezer keerstaaf bevond zig een dwarsse ovale handgreep, waarin de hand van den bewerker sluit. Ga naar margenoot+Op onze Plaat XXXVIII Figuur 1 ziet men deze keerstaaf afgebeeld:
Ga naar margenoot+Als nu het Kals zig in de boven beschreven rigting bevond, dan werkte de Koemeester j. blanken op de volgende wijze: hij bragt de, door hem, uitgedachte keerstaaf, in de geboortedeelen der Koe, en het regter einde van dezelve in den aars van het Kalf, tegen het aarsbeen, en draaide het op zoodanige wijze, dat het dwars uitstekend staafje tegen de bil van het Kalf stuitte; vervolgens nam hij de handgreep der keer- | |||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||
staaf Ga naar margenoot+in de eene hand en drukte dan het Kalf opwaarts en tevens eenigzins op zijde, tegen de eene zijde van het bekken, ten einde plaats te winnen, om de eene poot van het Kalf van onder deszelfs ligchaam te halen en in de geboorte te brengen. Genoegzame Ga naar margenoot+plaats daartoe hebbende, deed hij zulks op de gebruikelijke en reeds door ons beschreven wijzeGa naar voetnoot(*), waar na hij die poot verder buiten de klink haalde, de keerstaaf voorzigtig terug trok, en de verlossing bij die eene achterpoot en de staart volvoerde. Niettegenstaande de moeijelijkheid der verlossingen, bij zoodanige ligging van het Kalf, werden dezelven meestal gelukkig, op de gezegde wijze, door hem ten einde gebragt: waartoe de strekking der binnen zijnde achterpoot, langs de zijde en de buik van het Kalf, tot digt aan de knieën der voorpooten en tegen deszelfs eenigzins meegevende ribben, ook al iets toebragt. Ga naar margenoot+Om deze bewerking van j. blanken duidelijk voor te stellen, hebben wij dezelve op Plaat XXXVIII Figuur 4 en 5 afgebeeld. Figuur 4, van gezegde Plaat XXXVIII, verbeeldt weder het bekken eener Koe op zijde, benevens eene schets der baarmoeder, de schede en de klink, als mede de ligging van een Kalf, waar van de staart, de billen en de hak der eene achterpoot voor of in de geboorte is gekomen, terwijl | |||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+de andere achterpoot, langs de zijde der buik van het Kalf, naar voren, tot digt aan de knieën der voorpooten ligt uitgestrekt, en waarbij de bewerking van j. blanken gevoegd is, om mer de door hem uitgedachte keerstaaf het Kalf opwaarts, en eenigzins op zijde te schuiven, ten einde de eene poot van onder deszelfs ligchaam te halen en in de schede te brengen.
| |||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Figuur 5 op Plaat XXXVIII verbeeldt weder het bekken eener Koe met de ligging van het Kalf, zoo als in de verklaring van Figuur 4 is vermeld, maar liggende nu de uitgehaalde achterpoot regt uit en verder buiten de klink, in die gestalte zoo als het door genoemde Koemeester, in dit geval, werd afgehaald.
| |||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||
Omtrent deze beide Figuren 4 en 5 van Plaat XXXVIII, moet men wederom in het oog houden, dat het Kalf, als in de baarmoeder en het bekken liggende, is afgebeeld, en dat dus die gedeeltens van het Kalf, welke in deze ligging achter het gebeente der eene zijde van het bekken liggen, en derhalve voor het oog onzigtbaar zoude zijn, door stippen zijn aangewezen, gelijk dit in Figuur 4, mede aan de keerstaaf is gedaan, zoo verre die achter de eene uitstekende zijde van het bekken heen gaat; ten einde deszelfs rigting in zijn geheel zou kunnen gezien worden.
Daar Plaat XXXVIII gevoegelijk hier kan geplaatst worden, zoo laten wij, alvorens tot het verder beschrijven van de verloskundige bewerkingen over te gaan, ten gemakke van onze Lezers, alhier eene korte aanwijzing van die Plaat volgen. | |||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Op Plaat XXXVIII is: Figuur 1 een afbeelding van de keerstaaf van j. blanken, in dit 7. Hoofdstuk zoo even beschreven, en wel op bladz. 275. Figuur 2 is de spatel of hefboom van dezelfde, in hetzelve Hoofdstuk beschreven op bladz. 215. Figuur 3 is de kniehols-haak van dezelfde, in hetzelve Hoofdstuk hier achter beschreven op bladz. 295. Figuur 4 is de bewerking ter op- en ter zijde schuiving van een Kalf, door middel van de keerstaaf van j. blanken, ten einde een der achterpooten van onder het ligchaam van het Kalf te halen, welke bewerking in hetzelve Hoofdstuk zoo even beschreven is, en wel op bladz. 277 en 278. Figuur 5. Ligging van een Kals, ten gevolge van gezegde bewerking, zoo als het bij een der achterpooten moet worden afgehaald. Zie de beschrijving in dit Hoofdstuk op bladz. 278 en 279. Ga naar margenoot+Wat nu verder de bewerking betreft, wanneer de billen en den staart reeds zoo ver in het bekken zijn, dat er geen mogelijkheid is, om het Kalf te rug of op te schuiven, ten einde de, nog onder het ligchaam liggende, achter pooten naar voren te brengen, dan noemt dit de Heer eberhard eene dubbelde verlossing, vermits het grootste gedeelte van het Kalf als dubbeld te | |||||||||||||||||||
[pagina t.o. 280]
| |||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+voorschijn komt, daar de hakken der achterpooten zich mede voordoen, en het overige derzelve na voren liggende, die pooten dubbeld onder het hooge en breede achterlijf voorkomen; en oordeelt dat dit (wanneer het volstrekt niet anders zijn kan) als eene dubbelde verlossing moet behandeld worden. Om dezelve te verrigten, moet men, volgens zijne beschrijving, in de holte van iedere kniegeleding twee vingeren, en, zoo dra het mogelijk is, de volle hand in dezelven plaatsen, ten einde, door trekken, den voortgang van dien zeer groote klomp, welke de geheele holte van het bekken beslaat, en slechts langzame vordering in de geboorte maakt, behulpzaam te zijn; of om dit met meer nadruk te verrigten, zoude men, naar zijn oordeel, in plaats van de vingeren, de beide haken van het heftuig kunnen gebruiken, welke men dan op dezelfde wijze, in de geboonedeelen der Koe brengt, als zulks bij het ontwikkelen van den kop, door het heftuig, hier voren is beschrevenGa naar voetnoot(*), en welke haken men inde knie-geledingen dan zoo moet aanleggen, dat de eindens der haken niet tegen de wanden der baarmoeder, maar binnenwaarts tusschen de pooten, en dus tegen elkander komenGa naar voetnoot(†). | |||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘Zoodanige kunstbewerking’ (vervolgt hij) ‘is in de zijdelingsche en naar bereden gekeerde dubbelde verlossing,’ (dat is als het Kalf tessens op zijde of het onderste boven ligt) ‘zoo veel te noodzakelijker, naar mate zich de zwarigheden bij deze soort van verlossing, door de bijkomende verkeerde plaatsing, vermeerderd hebben, dan hier door ook niets tot de verlossing kunnende vorderen, zoo zou misschien geen ander middel overig blijven, dan de ondeeding van het Kalf; waar over wij nog zullen handelenGa naar voetnoot(*)’ Ga naar margenoot+Bij scheeve liggingen van het Kalf met de achterpooten vooruit, (dat is, als hee Kalf wel met deszelfs achterdeelen nader bij de opening der baarmoeder ligt, als met deszelfs voorste deelen, en dus niet in eene regte, maar in eene scheeve ligging voor de geboorte komt,) zijn de verlossingen, volgens eberhard, moeijelijker dan de reeds beschrevene, met de pooten en de staart vooruit, om dat de pooten met het geheele achterdeel, in eene zijde der baarmoeder, achter het bekken, zoodanig bekneld liggen, dat men niet dan met veel moeite tot dezelve, of tot eene zekere hoogte van dezelve komen kan: evenwel wanneer men zich van de wrijving met de rug der hand, tegen de binnezijde der baarmoe- | |||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||
der, Ga naar margenoot+bedient, op de wijze hier voren opgegevenGa naar voetnoot(*), en hierbij, naar vereisch der omstandigheden, den algemeenen regel in het oog houdt, om altijd de naaste en gunstigst liggende poot het eerste aan te vatten, dan zal men (volgens dien Schrijver) zich daarbij zeer wel bevinden. Zoo dra de pooten ontwikkeld en in de schede gebragt zijn, en te zamen worden aangetrokken, zoo volgt de keering van het ligchaam. Dit aantrekken van de pooten kan door eene hand aan het keerlint gedaan worden, wanneer hetzelve, op de hier voren beschrevene wijzeGa naar voetnoot(†), om beide de pooten is geslagen; terwijl men met de andere hand werkzaam is, om het achterdeel van het Kalf, zoo het nog hier of daar gekneld mogt zitten, los te werken, of het voorde deel van het Kalf, indien zulks noodig is, te rug te houden. Zoo dra het Kalf gekeerd en met het achtergedeelte in eene regte rigting is gebragt, zoo volvoert men de verlossing als bij andere gevallen is gezegd. Het spreekt van zelven, dat ten aanzien eener scheeve ligging van het Kalf ook moet in aanmerking genomen worden of de pooten naar onderen, naar boven, naar voren of naar achteren gekeerd liggen, en, in de drie laatste gevallen, daarnaar de be- | |||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||
handeling Ga naar margenoot+moet worden ingerigt, in die manieren, als in de zijdelingsche en naar beneden gekeerde ligging, bij verlossingen met de achterpooten vooruit, reeds beschreven is, en bij de beschrijving van de dwarsliggingen nog zal beschreven worden; al het welk men, naar vereisch der omstandigheden, hierop toepasselijk maken kan. Ga naar margenoot+De gevallen, welke bij de verlossingen, met de achterpooten vooruit, kunnen plaats hebben, nu mede afgehandeld zijnde, zullen wij nog spreken van zoodanige gevallen, wanneer zich het Kalf in eene dwarsche ligging ter geboorte aanbiedt. Ga naar margenoot+Wanneer dan het Kalf met den kop in de eene, en met de staart in de andere zijde van de baarmoeder ligt, dan kan men zulks eene volkomen dwarsligging noemen, en hoe zeer deze verlossingen zeldzamer dan anderen voorkomen, maar dezelve toch plaats kunnen hebben, zoo kunnen wij niet nalaten om er van te spreken. Wij moeten, ten aanzien van deze verlossingen, de leiddraad van den Heer j. gunther eberhard volgen, welke de volkomen dwarsliggingen verdeelt in die, waarin het Kalf met een der zijden voor de geboorte komt, met den rug naar boven en met de pooten naar onderen gekeerd; en in die, waarin het Kalf met een der zijden workomt, maar den rog naar onderen en de pooten naar boven gekeerd, en dus niet alleen dwars, maar ook het onderste boven is liggende: voorts in de zoodanige, waarin | |||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+het Kalf dwars op zijde ligt, met de pooten naar voren, dat is, naar den mond der baarmoeder gekeerd, en die, waarin het Kalf mede dwars op zijde, maar met den rug voor de geboorte en met de pooten achterwaarts gekeerd ligt: terwijl die Schrijver deze verlossingen niet alleen zeer moeijelijk noemt, maar ook van oordeel is, dat dezelve niet wel op eene andere wijze, dan die door hem is opgegeven, kunnen bewerkt worden. Ga naar margenoot+Hoe zeer, in eene dwarsligging, het voorste gedeelte van het Kalf even ver van de opening van het bekken afligt, als het ach terste gedeelte, en men dus zou kunnen meenen, dat het meer aankwam, om de verlossing met den kop en de voorpooten, dan wel met de achterpooten vooruit te bewerken, inzonderheid bij zoodanige dwarsligging, waarin het Kalf met den rug voor, en de pooten achterwaarts gekeerd ligt; ‘zoo zoude het toch,’ (zegt die Schrijver) ‘bij de uitvoering, misschien anders kunnen uitvallen. Want behalve dat men, veel minder verzekerd is, aan het voorste gedeelte met de hand vat te zullen krijgen, zoo is ook den kop een veel te beweegbaar en nederhangend deel, dan dat men zich met de hoop zou kunnen vleijen, van denzelven spoedig, zonder vele vruchtelooze bemoeijingen, onder zijn bereik te krijgen.’Ga naar voetnoot(*) | |||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Derhalve is de dwarsligging van het Kalf, (volgens het oordeel van dien Schrijver,) meer geschikt tot eene verlossing met de achterpooten vooruit, en minder tot die met den kop en voorpooten vooruit; uitgenomen alleen die dwarsligging, waarin het Kalf op zijde en de pooten naar voren, en dus voor de geboorte liggen, zijnde deze ligging (volgens hem) niet altoos het geschiktste om de verlossing met de achterpooten vooruit te bewerken. Ga naar margenoot+De Heer eberhard prijst in alle dwarsliggingen, en ook in andere gevallen, waarin op geene andere wijze de achterpooten te bereiken zijn, een door hem uitgedacht instrument aan, bestaande in een langen, aanmerkelijk naar voren gebogen, en aan het einde in een regten hoek omgeslagen haak: waarvan de afbeelding door ons, uit deszelfs werk, is overgenomen, en geplaatst op onze Plaat XXXX figuur 1 en 2. Ga naar margenoot+Figuur 1 is eene afbeelding van dit door dien Schrijver uitgedacht instrument, door hem de kniehols-haak of hielen-haak genaamd.
| |||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Figuur 2 is de dikte van het handvatsel a. De lengte van dezen kniehols-haak of hielen-haak is, volgens de door eberhard gestelde voetmaat, in zijn geheel, behalve het handvatsel en de omgeslagen haak, 2 voet en 6 duim; de lengte van de omgeslagen haak is 2¼ duim; de lengte van het handvatsel is 4½ duim; deszelfs breedte, onderaan, 2 duim; bovenaan 3¼ duim, en de dikte 1 duim, alles Rijnlandsche maat. Ga naar margenoot+De wijze van bewerking met dezen knie hols haak of hielen-haak, oordeelen wij, om deszelfs belangrijkheid, weder met de eigen woorden van dien Schrijver te moeten mededeelen. ‘Wanneer’ (zegt hij) ‘het uiterste deel van denzelven in eene of in beide kniehols-geledingen (hielen-geledingen) te gelijk wordt ingezet, kan hiermede, en door eene matige trekking, het achterste deel van het Kalf uit de dwarsligging en uit de opening van de baarmoeder nader gebragt, en de verlossing over het algemeen gemakkelijker gemaakt worden.’Ga naar voetnoot(*). ‘De aanlegging van dit werktuig wordt op de volgende wijze gedaan. Wanneer men de hand, welke men daartoe de bekwaamste oordeelt, in de baarmoeder, | |||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+tegen het achterdeel van het Kalf, zoo ver mogelijk, heeft ingebragt, wordt het werktuig, omtrent in het midden, met drie vingeren van de andere hand gevat, op gelijke wijze als men een schrijfpen gewoon is te houden, aan den, in de schede en baarmoeder zijnde, arm geplaatst, en langs denzelven, zonder daarvan af te gaan, tot het uiterste van de hand langzaam heen geschoven. Men zal echter dienen te letten, dat de stompe haak aan het einde van dit werktuig, naar het Kalf, en niet naar de wanden der baarmoeder moet gekeerd zijn. Misschien zoude het werktuig gemakkelijker in te brengen zijn, als de haak vlak aan den arm gelegd, en eerst dan, na dat hij aan de hand in de baarmoeder gekomen was, naar het Kalf toe gekeerd wierd.’Ga naar voetnoot(*) ‘Ondertusschen moet de hand uitgestrekt liggen, en, met de rugzijde naar den wand der baarmoeder, tegen het achterdeel van het Kalf gekeerd zijn, of zoo verre zij aan hetzelve kan komen. Heeft het Kalf eene achterwaarts gekeerde ligging van zijne pooten, zoo is het op zich zelfs voordeeliger, de hund en het werktuig van onderen in te brengen; doch somwijlen kan het nuttiger zijn, | |||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+de hand en het werktuig van boven aan te leggen. Maar de naar boven en de naar beneden gekeerde dwarsligging,’ (dat is, als het Kalf met een van deszelfs zijden voorkomt, en met den rug naar boven of met denzelven naar onderen geteerd is,) ‘vereischen, buiten tegenspraak; de aanlegging van het werktuig in die zijde van de baarmoeder, naar welke het achterdeel gerigt is.’Ga naar voetnoot(*). ‘Wanneer het werktuig zoodanig tot de hand gebragt is, die tegen het achterdeel’ (van het Kalf) ‘of tegen een gedeelte van hetzelve ligt uitgestrekt, dan wordt het verder, met eene naar het Kalf gekeerde rigting van den haak, over de hand, tusschen den wand van de baarmoeder en het Kalf, tot op de plaats van de knieholte voortgeschoven, toe het, na dat het altoos langs de deelen van het Kalf zachtjes heen gegaan is, eindelijk in de holte valt, welke de gebogen knie-geleding maakt. Om het te vaster te maken, en opdat het zoo veel te dieper moge inhaken, maakt men eene beweging, met het einde van het werktuig, naar die plaats heen, welke men, in ieder geval, het voordeeligste oordeelt.’Ga naar voetnoot(†) ‘De hand van binnen blijft op hare | |||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+plaats nog eene poos tijds stil liggen, om het werktuig, dat zij kort te voren, hoewel niet overal, konde verzellen, maar toch op een geringen afstand leiden en bestieren, thans bij de te verrigten operatie in zijne plaats te doen blijven, en door een evenredigen tegenstand de operatie zelve te verligten. Met de buitenste hand vat men het werktuig zoodanig, dat (terwijl de duim met de bal van de hand aan de zijde van het heft des werktuigs geplaatst is,) twee vingers op ieder, in de gedaante van een halve maan uitgeholden, vleugel van hetzelve komen te liggen, en dus den stalen arm van het werktuig tusschen den middelsten en den ringvinger doorloopt.’Ga naar voetnoot(*) ‘Wanneer nu in den beginne, door een zacht, en daarna van langzamerhand sterker trekken, het achterdeel slechts zoo verre vordert en nader komt, dat de nog daar zijnde hand den staart van het Kalf kan vatten, dan haalt men de hand uit hare plaats, (na dat men zich wel verzekerd kan houden van het vastzitten des werktuigs in de geleding,) en men grijpt de staart digt bij den stuit, waar hij het dikst is, om dus, door het te gelijker tijd werkend instrument, het Kalf verder | |||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+te keeren, en deszelfs rigting in eene regte lijn met den as der baarmoeder te brengen.’Ga naar voetnoot(*) ‘Na dat dit geschied is, wordt het werktuig even voorzigtig uitgehaald, als het ingebragt wierd. De nog in de baarmoeder zijnde hand ontwart nu de eene poot na de andere, en brengt ze in de schede, waarna de verlossing op de gewone wijze volbragt wordt;’Ga naar voetnoot(†) namelijk met die verdere bewerking, welke de, nu in eene regte lijn gebragte, ligging van het Kalf vereischt. ‘En ofschoon het werktuig niet geschikt is, ten gebruike in de dwarsligging naar voren,’ (dat is, als de pooten naar voren, naar den mond der baarmoeder gekeerd liggen,) ‘zoo zal men het hierbij ook niet ligt behoeven, omdat men, in dit geval, de pooten zeer gemakkelijk krijgen kan. Daarentegen kon, in dusdanig geval, misschien eene andere zwarigheid ontstaan, doch die op zijn hoogst slechts eene meerdere oplettendheid van den Beesten-helper vereischt. Te weten: drie of vier van de eenigzins ontwarde pooten zouden zich te gelijk aan de hand, in de opening der baarmoeder, kunnen aanbieden, en dus den Beestenhelper voor een tijd in het onzekere hou- | |||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||
den, Ga naar margenoot+welke van de pooten hij eigenlijk moest hebben. Doch als hij oplettend is, om dezelve op de meergemelde wijze behoorlijk te onderscheiden,’ (dat is, wanneer hij wel let op den stand der knieof hiel-geleding, ten aanzien van de zoolen der klaauwen,) ‘en ook anders naar de door ons voorgeschreven regelen te werk gaat, dan zal hij gemakkelijk zijn oogmerk bereiken.’Ga naar voetnoot(*) ‘Nogtans dienen wij hier voor twee dwaalwegen te waarschuwen. Op den eersten zoude men gebragt kunnen worden, indien men zich ophield, met de te gelijk ingedrongen voorpooten, bij een merkelijken afstand van den kop, te rug te schuiven, alvorens men keerde. De tweede kon plaats hebben, indien men, onder de genoemde omstandigheden, zich verbeeldde den kop van het Kalf naar voren te moeten brengen. Beide deze handelingen zouden af te keuren zijn; want, bij de laatstgenoemde bewerking, zoude men de verlossing even zoo onnoodig verzwaren, als men, in het eerste geval, zich vergeefs, en tegen den regel, met de voorpooten bemoeijen wilde, daar zij, door het aantrekken der achterpooten, en bij het keeren, van zelfs en zeer gemakkelijk achteruitgaan.’Ga naar voetnoot(†) | |||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Na de mededeeling van de bewerking, met den kniehols-haak of hielen-haak, volgens de beschrijving van den Heer eberhard, kunnen wij niet nalaten om deze bewerking, ten dienste onzer Lezeren, door eene afbeelding op te helderen, en wel inzonderheid dat geval, waarin het Kalf eene naar beneden gekeerde ligging heeft, dat is, dat het met den rug naar onderen en met de pooten naar boven, en dus het onderste boven gekeerd ligge. Ga naar margenoot+Op Plaat XXXIX Figuur 3 ziet men, te dien einde, afgebeeld het bekken eener Koe op zijde, benevens eene schets der baarmoeder, de schede en de klink, als mede een het onderste boven liggend Kalf, het welk dwars gelegen hebbende, door middel van den kniehols-haak of hielen-haak, uit die dwarsligging en in eene regte lijn met den as der baarmoeder gebragt is.
| |||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||
Wegens deze Figuur 3 van Plaat XXXIX moet men weder in aanmerking nemen, dat het Kalf is afgebeeld, als in de baarmoeder en het bekken liggende; en dat dus die gedeelten van het Kalf, welke, in deze ligging, achter het gebeente der eene zijde van het bekken liggen, en derhalve onzigtbaar zouden zijn, door stippen zijn aangewezen, gelijk dit mede aan den steel van den kniehols-haak of hielen-haak is gedaan, zoo verre die achter de eene uitstekende zijde van het bekken heengaat, om deszelfs rigting in zijn geheel te kunnen zien. Na dat het Kalf, door middel van gezegden kniehols-haak of hielen-haak, in deze rigting gebragt is, zoo moet, volgens de beschrijving van den Heer eberhard, de haak uitgehaald, en de pooten, door de hand, een voor een ontwikkeld en in de schede gebragt, en vervolgens deze ligging van het Kalf, door de geheele | |||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+zijdekeering (mede door dien Schrijver beschreven, en door ons, uit deszelfs werk, medegedeeldGa naar voetnoot(*)) verbeterd worden, als waardoor de verkeerde, met den rug naar beneden gekeerde, ligging, in eene goede, met den rug naar boven gekeerde ligging, verandert; en dus de verlossing tot die, eener verlossing met de achterpooten vooruit, zoo als die het natuurlijkste geschiedt, gebragt wordt. Ga naar margenoot+Een dergelijk werktuig, als de nu beschreven kniehols-haak of hielen-haak van den Heer gunther eberhard, was tot zijn eigen gebruik uitgedacht door den Koemeester j. blanken, waarvan wij reeds verscheiden werktuigen en bewerkingen hebben medegedeeld. De door j. blanken uitgedachte haak is meer bogtig, naar het beloop der werking, dan die van eberhard, en heeft een dwarse ringsgewijze handgreep; wij hebben geoordeeld, de afbeelding er van, ter vergelijking met die van eberhard, aan onze Lezers te moeten Ga naar margenoot+mededeelen; men vindt dezelve op Plaat XXXVIII Figuur 3, zijnde:
| |||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+De verlossingen in die verschillende liggingen van het Kalf, welke, volgens onze opmerkingen en die der aangehaalde Schrijvers, kunnen voorkomen, alle afgehandeld en beschreven zijnde, zoo zullen wij, in het volgende Hoofdstuk, overgaan tot het beschrijven der ontleding van het Kalf in de baarmoeder der Koe, mitsgaders van de verlossing van tweelingen, dubbelingen en, in andere opzigten, wanschapen Kalveren. |
|