Natuurlyke historie van Holland. Deel 7
(1808)–J. le Francq van Berkhey– AuteursrechtvrijJ. le Francq van Berkhey, Natuurlyke historie van Holland. Deel 7. P.H. Trap, Leiden 1808
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar collectie INL, Leiden
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Natuurlyke historie van Holland. Deel 7 van J. le Francq van Berkhey in de eerste druk uit 1808.
redactionele ingrepen
p. 4-5: de foutieve paginanummers 6 en 7 zijn verbeterd naar 4 en 5.
In het origineel zijn de paginanummers 8 en 9 overgeslagen. Dit is niet verbeterd.
p. 30: pisviies → pisvlies: ‘het welk men Urachus of het pisvlies noemt’.
p. 343: het foutieve paginanummer 243 is verbeterd naar 343.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (II, IV, t.o. 25, t.o. 39, t.o. 48, t.o. 67, t.o. 69, t.o. 77, t.o. 137, t.o. 151, t.o. 157, t.o. 195, t.o. 205, t.o. 281, t.o. 313, t.o. 323, t.o. 355, t.o. 369, t.o. 371, 426) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
NATUURLIJKE HISTORIE van HOLLAND.
ZEVENDE DEEL.
[pagina III]
NATUURLIJKE HISTORIE van HOLLAND,
door J. LE FRANCQ VAN BERKHEY.
Med. Doctor en Praelector in de Natuurlijke Historie aan 's Lands Universiteit te Leyden, Lid van verscheidene zoo Uitheemsche als Vaderlandsche Maatschappijen der Natuur- en Dichtkunde.
ZEVENDE DEEL.
met noodige afbeeldingen.
te LEYDEN,
Bij P.H. TRAP.
MDCCCVIII.
[pagina V]
Korte inhoud der hoofdstukken van het zevende deel.HET RUNDVEE.
VIERDE AFDEELING.
eerste hoofdstuk. | |
Behelzende eene beschrijving van de inwendige deelen van de Baarmoeder der Koeijen, in derzelver bevruchten staat, met betrekking tot de wording en groei van het Kalf. | Bladz. 1 |
tweede hoofdstuk. | |
Behelzende het vervolg der beschrijving van de inwendige deelen van de Baarmoeder der Koeijen, in haren bevruchten staat, met betrekking tot den verderen groei en dragt van het Kalf, mitsgaders een ontleedkundig onderzoek over de windselen, vliezen en bekleedselen van de vrucht in de baarmoeder. | Bladz. 26 |
derde hoofdstuk. | |
Behelzende eene inleiding tot de Verloskunde der Koeijen, en schets der pligten van een' Koemeester of Koehelper. | Bladz. 77 |
[pagina VI]
vierde hoofdstuk. | |
Bevattende eene naauwkeurige Beschrijving van het Bekken en Heupgestel van eene Koe, meetkundig en proportioneel overgenomen uit de Vroedkunde van den Heer j. gunther eberhard, en met geheel nieuwe proportionele teekeningen van het Kalfshoofd vermeerderd. | Bladz. 87 |
vijfde hoofdstuk. | |
Beschrijvende het begin, voortgang en einde van de Natuurlijke Verlossing der Koeijen; als mede derzelver gevolgen. | Bladz. 141 |
zesde hoofdstuk. | |
Bevattende voorbereidende aanmerkingen omtrent de Verloskunde bij de Koeijen, en algemeene regelen in het uitoefenen van dezelve in acht te nemen, als mede de beschrijving van eenige moeijelijke verlossingen der Koeijen, en van eenige kunstgebruiken onzer Landlieden en oude Koemeesters: verder eene beschrijving van de door hun gebruikt wordende werktuigen; benevens de behandelingen en werktuigen der nieuwere Verloskundigen, in dergelijke gevallen. | Bladz. 166 |
zevende hoofdstuk. | |
Bevattende het vervolg der Verloskundige bewerkingen bij de Koeijen, zoo in moeijelijke gevallen als in tegennatuurlijke liggingen van het Kalf, en mede- |
[pagina VII]
deeling van, de verbeteringen, zoo ten aanzien van de verloskundige werktuigen, als van de behandelingen door den Koemeester jan blanken en anderen, en inzonderheid door de nieuwere Verloskundigen j. gunther eberhard en a. erissman uitgedacht. | Bladz. 206 |
achtste hoofdstuk. | |
Behelzende de beschrijving van het ontleden van het Kalf in de baarmoeder der Koe, volgens de manier, door den Heer eberhard voorgeschreven, en met bijvoeging van de wijze, zoo als dit door j. blanken, als mede door de oude Boeren-Koemeesters, werd verrigt: mitsgaders de verlossingen van tweelingen, dubbellingen, of, in andere opzigten, wanschapen Kalveren. | Bladz. 297 |
negende hoofdstuk. | |
Bevattende eene beschrijving van het afhalen der Nageboorte of Heeling; van het inwerken van de Baarmoeder, ingevalle van uitzakking; van de zuivering van het Navuil; van de Moerziekte of Ontsteking der Baarmoeder; mitsgaders van andere ziektens en toevallen, welke de Koeijen, na het kalven, kunnen overkomen. | Bladz. 336 |
tiende hoofdstuk. | |
Handelende over de te vroege of ontijdige geboorten der Kalven, of zoo als het genaamd wordt, het verleggen der Kalveren. | Bladz. 419 |