| |
| |
[uitklapblad]
[uitklapblad]
| |
| |
| |
| |
Verklaaring van plaat X.
Fig. AAA. | Is de natuurlyk wel getroffen afbeelding van het grootste gedeelte van een stuk versteend Eiken-hout; zig voordoende aan de eene zyde met holten van uitgesleeten Eikenhout, en is by Scheveningen gevonden. De beschryving is breeder te vinden op Bl. 1134, enz. |
Fig. BBB. | Verbeelden drie van het groote stuk afgezaagde stukjes, waar in men de dikte en aderen van het Hout ontdekt. |
Fig. C. | By de aanwyzing van deeze Fig. vertoont zig het bovenste afgezaagd stukje van Fig. B omgekeerd, op dat men de porien of nerf van het Hout bezien kan. |
Fig. dd. | Zyn de aanwyzingen van drie a vier wormgaatjes, in het doorgezaagde Hout ontdekt. |
Fig. E. | Is een natuurlyk met laagen aangezet plat stukje Tufsteen, uit de wateren agter Rokanje; het opmerkelyke in dit stukje is, dat deszelfs gedaante afwykt, van de lange Rolsteenen, die om de Biezen aanzetten, Fig. G en H, en ook van die aanzettingen op knobbeltjes of gruisjes, by Fig. I. afgebeeld, waar uit dan blykt, dat de Tufsteenstof, zig om allerlei soort van Stoffen aanzettende, de gedaante van het weezen, om 't welk zy aanzet, behoud, en aan geene regelmaatige eige, in zig oorspronglyke, groeijing gebonden is. Zie hier verder over Bladz. 1015, en het vermelde Sponsgewas aldaar by Fig. N. |
| |
| |
Fig. F. | Doet zien een afgespleeten stukje Hout, van een Paal, uit het water by Rokanje, waar op de aanzettende Tufgruisjes, door een Vergrootglas afgeteekend, zig vertoonen; even op zyde ziet men eenige flaauwe aanwyzing van het natuurlyk gruis of de Tufstof, iets meer dan in de natuurlyke grootte; de grooter knobbeltjes, by bb, zyn reeds korrels van uitsteekende aangezette gruisjes. Zie voorts Bladz. 989, 1021 en 1023. |
Fig. G. | Vertoont een reeds Steenagtig Buisje, waar uit de Bies reeds vergaan is, en naderhand met een nieuwe Steenige korst of laag omgroeid. By aa ziet men overtuigelyk de dunne schelferige laagen aangeweezen; by bb, ziet men de met laagen voortgegroeide aangroeijing der tweede Buis, waarin het andere Buisje gevat is; cc duiden de holte en tevens de platte laagjes der eerste omkorsting aan. Zie Bladz. 990, 1014 en 1021. |
Fig. H. | Is de volmaakte Figuur van een langwerpigen hard aangezetten Rolsteen, waar in de eerste aangezette Buis nog uitsteekt, deeze Rolsteen, die nog met geene Bissus, Spons of Wormbuisjes bezet is, doet de eeuvoudige omkorsting, met eenige weinige holligheden, zien. Aan den bovenkant, by aa, ziet men al wederom de aanzetting by laagen, gelyk ook aan de binnenste Buis by bb. Onder aan, by c, ziet men de toezetting, door het afslyten op den grond, de overige kiertjes zyn door Waterpissebedden veroorzaakt. Zie breeder Bladz. 991, 1015 en 1021. |
Fig. I. | Is de gedaante van een knobbelige, met laagen saamgezetten Steen, zoo als 'er by meenigte op den bodem van het Meir, by Rokanje, verspreid liggen, en waar van men de laagjes by aaaa duidelyk kan nafpeuren. Men leeze hier verder over, 't geene Bladz. 992. vermeld is. |
| |
| |
Fig. K. | Zyn de waaieragtig geformeerde Buisjes, waar mede de groote en oude Steenen bezet en doorboord zyn, zeer aanmerkelyk vergroot afgebeeld, op dat men 'er zig een beter denkbeeld van vormen kan: boven ziet men de opening der Buisjes, als een kant koraal; dan in 't midden derzelver, de pypagtige aaneenschakeling; voorts, na den hoek des plaatrands, eenigen hol en doorgesneeden. De betrekking deezer Buisjes op de Steenen van Rokanje is te vinden Bladz. 994 en 1023. |
Fig. L. | Vertoont kleene Steenmosseltjes, zoo als ze voor het Vergrootglas zig opdoen, en zoo als 'er eenigen, in een Buisje liggende, zig vertoonen; a vertoont twee Mosseltjes, in een Buisje liggende; b vertoont ze natuurlyk tweeschaalig; c vertoont ze hol, en aan twee stukken; d is omtrent de natuurlyke grootte. Zie wyders Bladz. 993. |
Fig. M. | Is een vergroot stukje Tufsteen, waar in by aa zig vertoonen Schotelswyze oppervlakkige aanwasjes, zoo als 'er aan een zeker soort van Zee-plantje, by den Heer baster afgebeeld, te vinden isGa naar voetnoot(*). By b is verbeeld een Waterpissebed, uit andere holligheden in den Steen kruipende; blykende uit dit en 't voormelde stukje, by Fig. L, dat 'er, in ingevreeten Steenen, drie onderscheiden Dieren of Plantaartige Weezens huisvesten, zoo als daar en boven Fig. N, hier volgende, vertoont. |
Fig. N. | Een vierde Weezen, dat op die Steenen aanzet, naamlyk het sponsagtig aanwas, dat wy als een Bissus hebben opgegeeven, en hier, merkelyk vergroot, met zyn netswyze plantaartige aangroeijing is nageteekend. Zie Bladz. 1014, 1016 en 1023.
|
| |
| |
|
Deeze Figuuren natuurlyk gevolgd en nageteekend, van Fig. E af tot N ingeslooten, op onze gegeeven beschryving overgebragt, strekken andermaal ten overtuiglyken bewyze, dat men in deeze Steenen geene aangroeijing uit zig zelve, maar eene volstrekte aanzetting van Tufstof, en daar na door vreeting van Dieren zoo wel als aankleeving van twyffelagtige halfslagtige Weezens, stellen kan, en geeven tevens nog eens den Onderzoekeren ter bedenking over, hoe anders de uitwerkselen by Fig. E, F, G, H en I afgebeeld, overeenstemmen kunnen, met de uitwerkzelen by Fig. K, L, M en M b, voorts ook N, om, door zes onderscheide natuurlyke eigen Geslagten, een eenig byzonder Geslagt voort te brengen? |
Fig. OO. | De aanwyzing van deeze letters vertoonen een stuk verhard Wier, uit Noord-holland; welk Wier zig voordoet als Steenagtig gegraven Hout, welkers pooren men zoude vermoeden 'er zig in te vertoonen. Men leeze hier over na 't geen Bladz. 1150 en 1151 deswegens breeder gemeld is. |
|
-
voetnoot(*)
-
J. baster, Natuurk. Uitspanningen, I. Deel, Tab. II. Fig. 2 en 4.
|