Verklaaring van plaat IX.
Fig. A. | Toont een vermenging van verkalkte gegraaven Duin-posthoorntjes, op Bladz. 1092 onder de tweede Soort, benevens eenige gebakerde kindjes, Bladz. 1105, als de tiende Soort beschreeven; de grootste Duinposthoorns doen zig in allerlei rigting, regtstandig, op zyde en omgekeerd, op, benevens een derzelver dwars doorgebrooken. |
Fig. B. | Vertoont een stuk Klai, vol dunschaalige, gegraaven, verkalkte Schelpen, uit de Hazaarts woudsche Plas, Bladz. 1118. |
Fig. C. | Is de gedaante van een stuk Klai, uit Noord-holland, waar in zig de Pholades of Boor-mossel, Steek-mossel, Steen-mossel, in zyne groeven en holen verkalkt, vertoont, benevens eenige holligheden, door deeze Dieren geboord; beschreven Bladz. 1126. |
Fig. D. | Is de Figuur van een aanmerkelyke yzeragtige Steenbonk, vol Schelpen, van voor Scheveningen en 's Gravenzande; men ziet, zeer kennelyk, de Schotelschelpen of Gapers daar in verhard, benevens veele stukken derzelve verbryzeld; de bovenste uitsteekende Schelp is een stuk van een zoogenaamde Kroon-schelp: voorts ziet men door den gestipten grond zeer natuurlyk de Yzeroehr en verharde Zandstof aangeduid. De beschryving is breeder op Bladz. 854 en 1111. te vinden. |
Fig. E. | Is volmaakt de afbeelding van een stuk geel verbonden Okerzand, 't welk vol met verkalkte en krytagtige Basterd Land- en Ri- |
| |
| vier-trompetjes is, uit het Katwyker Zandbedde; het eerste Hoorntje, 't welk zig omgekeerd voordoet, vertoont den mond der Hoorn, de andere grootsten zyn, in den liggenden stand, met den ronden kant afgebeeld, en de twee bovenste, nevens nog eenige kleenere, doen hunne tedere, brooze, afgebrooken Schelfers kennen. Zie wyders de beschryving Bladz. 1101 en vervolg. Zie ook Bladz. 47, 48 en 105. |
Fig. F. | Zyn de Figuuren van gegraaven Roggen-beenderen, Bladz. 1078. omstandig beschreeven. |
Fig. G. | Vertoonen drie aaneenverbonden Tandjes, Bladz. 1055, enz. |
Fig. H. | Is een scherp driehoekig tandje, waarschynlyk behoorende tot de Haaien-tanden. Zie Bladz. 1083. |
Fig. J. | Vertoont de omgekeerde gedaante van een zoogenaamden Zeehond of Slangentand, Bl. 1081. naauwkeurig beschreeven; de twee uitstekken vertoonen den wortel der Tand, en de onderste lange punt den Tand zelven. |
Fig. K. | Is de schets van een dergelyk ander soort van Tanden als die van Fig. I. Zie deswegens Bladz. 1084. |
Fig. L. | Doet zien een juiste afbeelding van een verkalkt en verhard Echinietje, van onder onze Zandgronden. Zie Bladz. 1131. |
Fig. M. | Is een stuk als steen verharde afgesleeten Vischgraat, op zyde afgebeeld. Zie Bladz. 1085. |
|
|