Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– Auteursrechtvrij
[pagina 271]
| |
Op de wijse: Al wat men hier in dese VVerelt siet.
IVer en vlijt moet altijdt by u zijn,Ga naar voetnoot1
Om Godes Woort den onghevalschten WijnGa naar voetnoot2
Met goedt verstant te door-soecken oprecht,Ga naar voetnoot3
En proeven wel wat datse ons uyt-lecht.
Als ghy begeert hier van 't rechte bescheyt,
Bidt om Godts gheest, die u te rechte leyt,Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 272]
| |
So vint ghy recht al 't ghene u is nut,
Ga naar voetnoot5Oock 't fondament daer 't waer gheloof op stut.
Comt tot die Schrift, en buygt u onder haer,
Ga naar voetnoot6Godts aerdt, natuyr, en wesen vollight naer,
Want God de Heer en beveelt anders niet,
Ga naar voetnoot7Dan men aen zijn natuyr en wesen ziet.
Om 't selve dan te kennen wel perfect,
Doorsoeckt de Schrift, die 't u claerlijck ontdeckt,
Ga naar voetnoot8Waer toe dat hy van aenvangh was ghezint,
Ga naar voetnoot9En hoe dat hy zijn Schepsel heeft bemint.
Ga naar voetnoot10Proeft wel, en smaeckt te degen zijn doen al,
| |
[pagina 273]
| |
Hoe hy den Mensch te moet comt in zijn val,
Daer door wel blijckt dat hy niet en begheert,Ga naar voetnoot11
Dan dat elck Mensch hem van zijn zond' bekeert.
Is niet also dat zijn ghenaed' en gunst
Ons door zijn Zoon werdt gheschoncken om sunst,Ga naar voetnoot12
Doen wy al t' saem lage in swaer ellent,Ga naar voetnoot13
Heeft zijn goedtheydt ons desen troost gezent.Ga naar voetnoot14
Als wy te recht dus bekennen zijn aert,Ga naar voetnoot15
So wordt daer door 't gheloof in ons ghebaert,Ga naar voetnoot16
Dat vast vertrout op zijn barmhartigheyt,Ga naar voetnoot17
Daer door men recht de vreught met hoop verbeyt.
| |
[pagina 274]
| |
Ga naar voetnoot18Nu moet elck een toe-zien waer op hy bout,
Ga naar voetnoot19Ende waer door hy op Godts ghenaed' betrout,
Want 't is al niet dat men 't spreeckt met de mont,
Ga naar voetnoot20Maer 't moet heel vast in 't harte zijn ghegrond.
Ga naar voetnoot21Zo slaet dan acht, dat een gheloove goet
Ga naar voetnoot22Inden mensch baert oprechte ware boet,
En dat 't ghemoet, en zin, 't welck was besmet
Ga naar voetnoot23Van vleysch in gheest geheel wert om-gheset.
Ga naar voetnoot24Om so voortaen van alle quaedt ghewent,
Door des gheests kracht, tot aen des levens endt,
Ga naar voetnoot25In ware deught al Godts ghebeden reen,
| |
[pagina 275]
| |
Als ghehoorsaem ghetrouw'lijck na te treen.
Op dat men so in Gods genade blijft,Ga naar voetnoot26
Die door zijn Zoon al ons onheyl uyt wrijft,Ga naar voetnoot27
Dat van aenvang ons brachte in onhuldt,
En so betaelt dat wy hadden verschuldt.Ga naar voetnoot28
Nu ist dan tijdt dat elck houde goed' wacht,Ga naar voetnoot29
Dat niemandt weer tot val en wert ghebracht,
En so versuymt, of verquist dees wel-daet,Ga naar voetnoot30
Sonder ware boet, eer het werdt te laet.Ga naar voetnoot31
Het eeuwigh goedt wert altijt meest gheachtGa naar voetnoot32
By die Godt vreest, want al daer hy na tracht,Ga naar voetnoot33
| |
[pagina 276]
| |
Is om hier nae met Godt ghebenedijt
Ga naar voetnoot34Gheduerigh vreught te ghenieten altijt.
Om 't tijdtlijck schat, het eeuwigh niet vergheet,
Maer hy verkiest hem ghemack lief of leet,
Ga naar voetnoot35Het beste deel, al werdt hy oock versmaet,
Ga naar voetnoot36Want al zijn hoop op Godts beloften staet.
Ga naar voetnoot37Proeft dit doch wel, of dit aen u beklijft,
En of ghy so 's Werelts lust van u drijft,
Ga naar voetnoot38Dat u ghemoedt daer niet aen is ghehecht,
Ga naar voetnoot39En tegen 't vleysch altijt door de gheest vecht.
| |
[pagina 277]
| |
Gheschoncken wert u dit cleyne ghedicht,
Op of het u bracht tot ware ghezichtGa naar voetnoot40
Daer door ghy mooght bekennen en verstaen,
Waer door men can Godts eeuwigh rijck ontfaen.
't Mist wel meer. |
|