Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– Auteursrechtvrij
[pagina 261]
| |
Op de wijse: Fortuyn eylaes bedroeft. Ofte: De soete koele Mey.
SO ghy u met ootmoet, in 't school Christi begeeft,
So doet oprecht boet, en matelijcken leeft,Ga naar voetnoot1
Op dat ghy niet en sneeft, hier namaels in onspoet,
Die 't aengenomen heeft, is schuldigh dat hy 't doet.Ga naar voetnoot2
| |
[pagina 262]
| |
In Godts gheboden reen, u altijt wel useert,
Ga naar voetnoot3Zijn voetstap na te treen, werdt ons van hem gheleert,
Die anders niet begheert, dan dat wy groot en cleen
Ga naar voetnoot4Wel vast zijn ghefondeert, op Christum den hoeck-steen.
Om des Heeren bevel, wel te worden ghewaer,
Ga naar voetnoot5Door-soeckt die schrift, hy sel, u dat betoonen claer,
Volght zijn aenwijsingh naer soo raeckt ghy uyt ghequel,
Ga naar voetnoot6Al valtet u hier swaer, 't gaet u hier na-maels wel.
Ga naar voetnoot7V ghebedt tot den Heer, oock daghelijcks uyt-stort,
Volgt daer in recht zijn Leer, op dat ghy verhoort wort
| |
[pagina 263]
| |
So comt ghy niet te kort, maer verkrijght noch veel meer,
En so het aen u schort, werdt ghy verworpen weer.Ga naar voetnoot8
Climt u ghebedt tot Godt, met suchten, en met clagen,
So sal zijn Zoon u spot, en smaetheyt helpen dragen,Ga naar voetnoot9
Dus wilt het met hem waghen, hout vast aen zijn ghebodt,Ga naar voetnoot10
Dat in de laetste daghen, 't Rijck Godts magh zijn u lot.
Komt het door swacheyt groot, dat u noch yet gebreeckt,Ga naar voetnoot11
Hy zit in 's Vaders schoot, die voor ons alle spreeckt.Ga naar voetnoot12
Want hy als onbevleckt, wist uyt ons zonde snoot,Ga naar voetnoot13
En ons misdaedt bedeckt, al waren zy bloet root.Ga naar voetnoot14
| |
[pagina 264]
| |
Ga naar voetnoot15Paulus doet ons vermaen, dat die hem dus genaecken,
Ga naar voetnoot16En sal die doodt niet schaen, dus wilt u nu op-maken,
Ga naar voetnoot17En vlytigh daer na haecken, om in 't leven te gaen,
Ga naar voetnoot18Wilt altydt naerstigh waecken, den Bruyd'gom ontfaen.
't Mist wel meer. |
|