Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– Auteursrechtvrij
[pagina 250]
| |
Op de wijse: In Babylon met onverstande.
Ga naar voetnoot1GHy die u roemt verlicht te wesen
Door den gheest Godts in u verstandt,
Wilt Godt den Heer van harten vreesen,
Ga naar voetnoot2Omgordt u met der liefden bant,
Ga naar voetnoot3Schickt dat u Licht opentlijck brant,
Ga naar voetnoot4Vleysch en bloetsraedt moet ghy verlaten,
| |
[pagina 251]
| |
Hart'lijck beminnen die u haten,Ga naar voetnoot5
En soo gaen soecken 't B'loofde Lant.
In u gheloof wilt deught bewijsen,Ga naar voetnoot6
Na Petrus Leer matelijck leeft,
Dat men door u den Heer magh prijsen
Die alle goede gaven gheeft,Ga naar voetnoot7
Voor niemandt hier op Aerden beeft,
Al connen zy 't lichaem ontlyven,Ga naar voetnoot8
Wilt in des Heeren vreese blyven,Ga naar voetnoot9
Die macht de ziel te dooden heeft.
Een nieu ghebodt heeft Godt ghegheven,Ga naar voetnoot10
So ons Iohannes doet vermaen
Met Liefd' d'een d'ander vast t'aencleven,Ga naar voetnoot11
Als Christus selven heeft gedaen,Ga naar voetnoot12
Die ons in 't werck is voor-ghegaen,
| |
[pagina 252]
| |
Ga naar voetnoot13Want hy verliet zijn Rijck, en Throone,
Zijn Heerlijckheydt, en cieraet schoone,
Om onsent wil, en smaet ontfaen.
Ga naar voetnoot14Reyn onbevleckt wilt hem nae treden,
Als rechte Christenen betaemt,
Ga naar voetnoot15Want 't hooft te volgen hoort die leden,
Ga naar voetnoot16Als men nae hem wil zijn ghenaemt,
Ga naar voetnoot17Dus u des Heeren werck niet schaemt,
Al soud' u ontmoeten pijn en smarte,
Ga naar voetnoot18Spot, smaet, haet, nijdt, en druck en 't harte,
Schickt dat men Godt voor u niet blaemt.
Ga naar voetnoot19't Rijck Godts en magh nietmant be-erven,
| |
[pagina 253]
| |
Die niet verlaet vaer, moer, wijf, kint,Ga naar voetnoot20
Kuys, hof, landt, zandt, oock niet wil derven,
Maer dit meer als Gods woordt bemint,
Dus al t'saemen u selfs verwint,Ga naar voetnoot21
Gaet niet met vleys en bloedt te rade,Ga naar voetnoot22
Betrout alleen op Gods genade,
En volght niet na verleyders blint.Ga naar voetnoot23
In liefde laet 't geloove bloeyen,
Op dat ghy volbrenght Godts ghebot,
Deemoedt, gheduldt, laet in u groeyen,Ga naar voetnoot24
Al sout ghy wesen 's menschen spot,
De werelt acht Gods wijsheydt zot,
Dus laet u hart daer niet aen keeren
Maer wilt u daer door meer vermeeren,
Op dat ghy krijght het beste lot.Ga naar voetnoot25
| |
[pagina 254]
| |
Al waer't dat ghy sonder beletten
Ga naar voetnoot26Met Mensch en Engels tonghen spreckt,
Of door 't gheloof Berghen verzetten,
En al u broot den Armen braeckt,
En oock u Lijf den brandt versaeckt,
Dit sonder Liefd' en macht niet baten,
Ga naar voetnoot27Dus wilt de Liefd' in 't harte vaten,
Ga naar voetnoot28Op dat 't gheloove zy volmaeckt.
Ga naar voetnoot29Niet magh men by die Liefd' ghelijcken,
Ga naar voetnoot30Want sy is vruntlijck, en daer by
Moet alle boosheydt voor haer wijcken,
Lanck-moedigh, en niet erghs denckt zy,
Van alle onrecht isse vry,
| |
[pagina 255]
| |
Gheen toorn wordt by haer bevonden,
Blaest haer niet op tot gheenen stonden.
Dan door die waerheydt wordtse bly.
Staet nae die Liefde met verlanghen,Ga naar voetnoot31
Bidt, smeeckt tot God dagh ende nacht,Ga naar voetnoot32
Door 't vast gheloof suldy 't ontfanghen,Ga naar voetnoot33
Soo ghy met recht vertrouwen wacht,Ga naar voetnoot34
Niet ydel Godts beloften acht,
Want wat zijn mondt oyt heeft ghesproockenGa naar voetnoot35
Is nimmermeer yet aen ghebroocken,
Maer 't zyner tydt alles volbracht.
| |
[pagina 256]
| |
Ga naar voetnoot36Dochter Syon, ghy Bruyt des Heeren,
Ga naar voetnoot37Blijft doch volstandigh tot den endt,
Ga naar voetnoot38V Bruyd'gom wilt van harten eeren,
Op dat hy hem weer t' uwaerts wendt
Bidt hem dat hy zijn trooster zent
Ga naar voetnoot39Die u ter rechter baen magh leyden,
Ga naar voetnoot40So sal hy u zijn Rijcke bereyden
Eeuwigh hier nae in s' Hemels Tent.
'T mist wel meer. |
|