Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– Auteursrechtvrij
[pagina 245]
| |
Op de wijse: Als men duysent vyf-hondert jaer.
DEn eersten Mensch bracht in 't verdrietGa naar voetnoot1
Door zynen val alle Gheslachten,Ga naar voetnoot2
Door Christum is ghenaed' gheschietGa naar voetnoot3
Al die op zijn gheboden achten,
En door 't gheloof zijn comst verwachten,Ga naar voetnoot4
Met hoop dat hy verschijnen sal,
Staeg houdende in haer gedachten
Zijn kruys, lyden voor onsen val,
Want het nieu-Iaer, betuycht heel claer:
Dat hy van boven clam, en quaemGa naar voetnoot5
| |
[pagina 246]
| |
In spot, en smaedt, en ons misdaedt
Als onschuldigh wegh-nam.
Ga naar voetnoot6Wat Godt belooft, ons niet en mist:
Dat blijckt, en heeft altijdt ghebleecken
Ga naar voetnoot7Maer die Mensch door der slanghen list
Ga naar voetnoot8Blijft altijt in zijn zonden steecken
Vol onkuyscheydt, en quaed' ghebreecken,
Ga naar voetnoot9Hoe veel den Heer ghenaed' aenbiet,
Ga naar voetnoot10En 't aengename Iaer laet preecken,
Het is vergeefs men achtet niet,
Het nieuwe Iaer, werdt men ghewaer,
In 't uyterlijck ghebras, wel ras
| |
[pagina 247]
| |
Tot deught te spoen, en goedt te doen
Comt nimmermeer te pas.
Al staet die roed' noch boven 't hooft,
Des menschen zonden te rastyen,
Dat het so is werdt niet ghelooft,Ga naar voetnoot11
Niemant en wil zijn schult belyenGa naar voetnoot12
Ia gheen boos daet ziet men haer myen,
Voor al moet gaen des vleysch quaed' lust,
Heel weynigh haer tot goet doen vlyen,Ga naar voetnoot13
Of die voor haer ziel soecken rust,
Dus werdt 't nieu Iaer, d'een tijdt aen d'aer,
Misbruyckt van grooten cleen, met een,
Met lust hem spoet tot rechte boetGa naar voetnoot14
Om 't oude te vertreen.
| |
[pagina 248]
| |
Ga naar voetnoot15Het was hoogh tydt onachtsaem Mensch
Ga naar voetnoot16Dat ghy de zonden eens ginckt laten,
Ga naar voetnoot17Want ghy mooght na uw's harten wensch
Wel leven, en de boosheyt haten,
Soo ghy 't ghebodt Godts recht wilt vaten //
Ga naar voetnoot18Zijn juck is soet, zijn last is licht,
Reeckent zijn kruys tot uwer baten,
Ga naar voetnoot19En leyt een leven dat wel sticht,
So sal 't nieu Iaer, ons allegaer
Wel strecken tot bystandt, voor schandt,
Door Godes Zoon, die in zijn Throon
Ga naar voetnoot20Noch zit ter rechter handt.
| |
[pagina 249]
| |
Prins en Princessen, den tydt is cortGa naar voetnoot21
Die ghy alhier noch hebt te leven
Dus ist best datse ghebruyckt wort,
Na het bevel van Godt gegeven,
't Selve te doen met vrees en beven,Ga naar voetnoot22
Verlaten alle guychel-spel,
Recht als door den gheest Godts ghedreven,Ga naar voetnoot23
So gaet het u hier na-maels wel,
Dan is 't nieu Iaer, sonder beswaer
Ghebruyckt in rechter graet, en 't quaet
Gheen hinder doet, door Christus bloet,Ga naar voetnoot24
't Rijck Godts dan open staet.
't Mist wel meer. |
|