Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– Auteursrechtvrij
[pagina 218]
| |
Op de wijse: Tobias tot sterven ghenegen.
LAet af van quaed' zondighe wercken,
Op des Heeren ghebodt wilt mercken,
Ga naar voetnoot1Het quaet, verlaet,
Ga naar voetnoot2Na 't goedt wilt poghen
Al u vermoghen.
Ga naar voetnoot3Yvert na 't beste 't allen tyden,
Soo mooght ghy met den Heer verblyden,
Ga naar voetnoot4En slijt // den tijt
| |
[pagina 219]
| |
Alhier sorghvuldigh,Ga naar voetnoot5
Als ghy zijt schuldigh.Ga naar voetnoot6
So ghy by Godt eeuwich wilt leven,
Alles boosheydt moet zijn verdreven,Ga naar voetnoot7
Den eysch // van 't vleyschGa naar voetnoot8
Moet ghy verwinnen,
Niet Aerdtsch beminnen.Ga naar voetnoot9
Bemint boven al Godt u Heere,Ga naar voetnoot10
Op dat zijn zeghen tot u keere,Ga naar voetnoot11
Versmijt // haet nijt,Ga naar voetnoot12
Toont liefd' na wenschenGa naar voetnoot13
Aen alle Menschen.
Een voor-beelt laet u Christus wesenGa naar voetnoot14
Die onse quaelen heeft ghenesen,Ga naar voetnoot15
Zo wy // als hy
Liefde betonenGa naar voetnoot16
Alle persoonen.
| |
[pagina 220]
| |
Ga naar voetnoot17Treurt niet al naeckt u hier benouwen,
Zet op den Heere u betrouwen,
Hy sal, haest al
Ga naar voetnoot18Die tranen droogen
Van uwe ooghen.
Pronckt noch en praelt na 's werelts zede,
Want hovaerdye haet Godt mede,
Ga naar voetnoot19Dus slecht en recht
Ga naar voetnoot20Wilt u vercieren
Ga naar voetnoot21Met goed' manieren.
Ga naar voetnoot22In u doen wilt u so bewijsen
Ga naar voetnoot23Dat men den Heer door u magh prijsen,
Ga naar voetnoot24En sticht, door 't licht
Van u voor-treden
Als ander leden.
Een kuysch eerbaer leven wilt leyden,
Ga naar voetnoot25Van alle ydelheyt wilt scheyden,
| |
[pagina 221]
| |
Met vreught, tot deught
Wilt u bekeerenGa naar voetnoot26
Nae 't woort des Heeren.
Trouwlijck wilt Godes woordt bewaren,
Dat het in u Vruchten magh baren,Ga naar voetnoot27
En doet, recht boet,Ga naar voetnoot28
Op dat int leste
V veel zy 't besteGa naar voetnoot29
Eeuwelijck suldy triompheerenGa naar voetnoot30
Soo ghy recht vreest en houdt in eeren
't Ghebodt van Godt,Ga naar voetnoot31
Dus wilt u wachten
Dat te verachten.Ga naar voetnoot32
Roept, smeeckt tot God vroeg ende spade,Ga naar voetnoot33
Bidt hartelijck om zijn ghenade,
| |
[pagina 222]
| |
Soeckt met // 't ghebet
Vry van u zonden
Te zijn ontbonden.
Ga naar voetnoot34Soeckt hem terwijl hy is te vinden,
Ga naar voetnoot35Hy helpt en troost al zijn beminden,
Die haer // beswaer
Met suchten beven
Te kennen gheven.
Doolt niet van God op vreemde paden,
Of hy sal u weder versmaden,
Dus wel // 't bevel
Van Godt onthouwet,
En daer op bouwet.
Ga naar voetnoot36Ontziet gheen straffe hier op Aerden,
Ga naar voetnoot37Daer door ghy Godt soudt oock onwaerden,
Maar vreest // die gheeft
En lijf magh quellen
Na inder Hellen.
| |
[pagina 223]
| |
Cort is den tijdt alhier te achtenGa naar voetnoot38
By d'eeuwighe die wy verwachten,
Dus tracht // met macht,
Om nae u sterven
t' Eeuwigh te erven.
Hoe 't gaet ghedenckt altyt den Armen,Ga naar voetnoot39
Wilt zijnder goedlijck ontfamen,Ga naar voetnoot40
Die Heer // sal weer
Aen u ghedencken,Ga naar voetnoot40
En u hulp schencken.
Troost die bedroefde met u gaven,Ga naar voetnoot42
Deelt mildelijck van uwe haven,Ga naar voetnoot43
Godt heeft // wat leeft
Mildtheyt bevoolen,Ga naar voetnoot44
Dus wilt niet doolen.
En laet u voor niemandt beweghen,Ga naar voetnoot45
| |
[pagina 224]
| |
Ga naar voetnoot46Om yet teghen Godts woordt te pleghen,
En niet, en ziet
Ga naar voetnoot47Op Menschen praten,
Maer wilt se haten.
Ga naar voetnoot48Reyn wilt u Ziel van 't quaedt behoeden,
Ga naar voetnoot49Soeckt nae die Stadt vol alder goeden,
Ga naar voetnoot50Die leydt, bereydt,
En sal 't huys wesen,
Voor die Godt vreesen.
't Mist wel meer. |
|