Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– Auteursrechtvrij
[pagina 205]
| |
Op de wijse: Ick moet u lieve Jonghe Jeught.
DAt mijn hart meest verheughen doet,
En mijn gheest kan vermakenGa naar voetnoot1
Is dat ick met een vast ghemoet
Nae d'eeuw'ghe vreught gae haken,
Die ick hier na verwerven sal
Door Christus doodt en sterven al,Ga naar voetnoot2
So ick ondeught can staken.
| |
[pagina 206]
| |
Ga naar voetnoot3Ick over-peyns die Liefde groot
Ons gheschiet van den Vader,
Door Iesum Christum zijn Zoons doot,
Daer door wy allegader
Ga naar voetnoot4Van onse zonden zijn bevrijt,
Ga naar voetnoot5En wachten op 't eeuwigh jolijt
Door dees onsen weldader.
Ga naar voetnoot6Een heel wit zyden Bruylofts kleydt
Hopen wy te verwerven,
Ga naar voetnoot7Want dat heeft hy voor ons bereyt,
So wy ons lusten sterven,
Ga naar voetnoot8Dus mijn hart, zin, ende gedacht
Siet dat ghy naerstigh hier nae tracht,
Ghy sultet wel be-erven.
Ga naar voetnoot9Wijckt wech van ons zondigh ghepeys
Ga naar voetnoot10Met al des Werelts lusten,
| |
[pagina 207]
| |
En ghy boose begeert, des vleys,Ga naar voetnoot11
Hier en mooght ghy niet rusten,
V Heerschappy-ende gheweldt
Ontsegh ick u, dus wijckt uyt 't veldt,
En begheeft onse kusten.
Een cleynen tyt alhier op aerdtGa naar voetnoot12
Treurigheyt te ghenieten,Ga naar voetnoot13
Is ons d' eeuwighe vreught wel waerdt,
't Sal ons oock niet verdrieten
Want om zijn naem te zijn ghehaet,Ga naar voetnoot14
Doet na veel troost toe-vlieten.
Rijckdom, hoocheyt, noch werelts lust
Magh ons hart niet bekooren,Ga naar voetnoot15
Dat wy verlaten 't eeuwig rust,
Blijvende so verlooren,
Want het eeuwigh Beloofde LantGa naar voetnoot16
| |
[pagina 208]
| |
Staet soo vast in ons hart gheplant
Ga naar voetnoot17Dat het al wijckt daer vooren.
Als by mijn recht werdt overleyt
Al 't Werelts doen, en wesen,
Ga naar voetnoot18Daer by wat loon dat sy verbeyt
So wert mijn hart vol vreesen
Ia schrick en beven comt my an
Dat ick het nau uyt-spreecken kan,
O Heer vrijt mijn van desen.
Laet u Wet Heer mijn leydtsman zijn
Ga naar voetnoot19Laet die in mijn hart schrijven,
Ga naar voetnoot20Laet mijn niet vallen in doodts pijn,
Laet mijn by dijn Woordt blyven,
Laet mijn op dijne Weghen gaen
Ga naar voetnoot21Laet mijn, o Heer, dijn Rijck ontfaen,
Ga naar voetnoot22Laet dijnen gheest mijn dryven.
| |
[pagina 209]
| |
Laeft Heer mijn Ziel uyt die FonteynGa naar voetnoot23
Des levens vol ghenaden,Ga naar voetnoot24
Op dat ick suyver ende reyn
Wandele op dijn paden,Ga naar voetnoot25
En die verlate nimmermeer
Tot dijns Naems lof, prijs, ende eer,Ga naar voetnoot26
En mijn van druck t' ontladen.
Een vaste wel ghegronde hoopGa naar voetnoot27
Wilt mijn o Heere gheven,
Op dat ick na des Werelts loop
Met ydelheyt door-dreven,Ga naar voetnoot28
Niet bevonden werde hier nae,
Maer dat ick vast en seecker gae
Hier na in't eeuwigh leven.Ga naar voetnoot29
Roemen o Heer van dijn ghenaedt,
En juychen met betrouwen
Wil ick mijn Godt vroegh ende laet,
| |
[pagina 210]
| |
En aen dijn woordt vast houwen,
Op dat ick die vreughde gheniet,
Ga naar voetnoot30Die ons staegh dijn goedtheydt aen-biet
Eeuwigh in dijn aenschouwen.
Ga naar voetnoot31'T en is gheensins te spreekcen uyt,
't Verstandt can 't niet verzinnen
Wat loon voor Godts verkooren Bruyt
Hier na-maels is te winnen,
Ga naar voetnoot32Soo zy kuysch, eerbaer, ghemaniert,
Ga naar voetnoot33Met hoop, gheloof, en liefd' verciert,
Ga naar voetnoot34Treedt Syons poorten binnn.
Sy sal daer binnen zijn behoedt
Voor druck, angst, pijn, en treuren,
Ga naar voetnoot35Hoe wreedt dat haeren vyandt woedt,
En haer soeckt te verscheuren,
| |
[pagina 211]
| |
Dus laet ons met hart, moedt, en zin
Tot Syons poorten treden in,
Dat ons sulcks magh gebeuren,
Dan sullen wy na desen tijt
Overvloedigh ontfanghen
Croonen op 't hooft, en een habijt
Heerlijck met gout om-hanghen,Ga naar voetnoot36
't Eeuwigh heel claer schijnende licht,
En oock Godts ghenadigh ghezichtGa naar voetnoot37
Recht en licht staech ons gangen.
't Mist wel meer. |
|