Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– Auteursrechtvrij
[pagina 193]
| |
Op de wijse: Ick heb ghesien den tydt.
GHy hebt gheseydt a Dieu,
De Werelt met haer lusten,
Dus wert herbooren nieu,
Vilt u tot strijden rustenGa naar voetnoot1
Vant rondt-om op de Custen
Vertoont hem u vyant,Ga naar voetnoot2
So ghy zijn pijlen blusten,
Ghy behieldt d'overhant.Ga naar voetnoot3
| |
[pagina 194]
| |
Ga naar voetnoot4Rust u kloeckelijck toe
Den vyant t'overwinnen,
Ga naar voetnoot5Werdt niet traegh, mat noch moe,
Maer ghebruyckt hert, en zinnen,
En laet u niet versinnen
Ga naar voetnoot6Van desen tyran snoot,
Hy schijnt u te beminnen,
En is vyant ter doot.
In veelderley manier
Gaet hy de mensch bestryden,
Ga naar voetnoot7Vertoont hem goedertier,
Ga naar voetnoot8Of hy hadd' groot meed'-lyden,
En haer socht te bevryden
Van druck, noot, smart, en pijn,
Ga naar voetnoot9Men moet zijn lust vermyden,
Want 't is giftigh fenijn.
Een zee vol Werelts vreught
Ga naar voetnoot10Hangt hy ons hier voor ooghen
Ga naar voetnoot11Rijckdom, hoogheydt, gheneugt
Sal hy ghenoegh vertooghen,
Men wert licht'lijck bedroghen
| |
[pagina 195]
| |
Slaet men daer op gheen acht,
Dus past wel op zijn loghen,Ga naar voetnoot12
En u voorsichtigh wacht.
Treckt aen Godes harnas,Ga naar voetnoot13
Aengrijpt des gheestes swaerde,
't Gordel der waerheyt ras
Omgordt, oft u bewaerde,
Door dat ghy 't Schildt aenvaerde
Des gheloofs, en verwintGa naar voetnoot14
Den vyant boos van aerde,
Dat hy u niet verslint.Ga naar voetnoot15
Hebt stadigh u ghedachtGa naar voetnoot16
In die vreese des Heeren,
Wilt u dagh ende nachtGa naar voetnoot17
Met 't ghebedt tot hem keeren,
Die sal u strijden leeren Ga naar voetnoot18
So ghyder wel op let,
Om van u af te weerenGa naar voetnoot19
'T gheen is teghen zijn Wet.
Eyscht hulp ende bystant
Van Godt, hy sal't wel gheven,Ga naar voetnoot20
| |
[pagina 196]
| |
Ga naar voetnoot21Op dat ghy met den brant
Der liefden wert door-dreven,
En wandelt al u leven
Voor hem oprecht en kuys,
Met vreesen, en met beven,
Ga naar voetnoot22Vreest druck, verdriet, noch kruys.
Ist niet wel waerdigh dat
Ga naar voetnoot23Den tydt wert waer-ghenomen,
Ga naar voetnoot24Om op den rechten pat
Der waerheyt hier te comen,
Ga naar voetnoot25'T dient over-leyt met schromen,
Eer men op den wegh treet,
Ga naar voetnoot26Want tot verderf der Vromen
Zijn veel stricken ghereet.
Neemt wel acht op u wegh,
Ga naar voetnoot27Door-ziet u eyghen saken,
En maeckt goet over-legh,
Om vredigh voort te raken
Ga naar voetnoot28Want het ghebeurt heel vaken
Dat men een vroom ghemoet
| |
[pagina 197]
| |
Noch kan onrustigh maken,
Al meent men 't noch so goet.
Eerlijck en onbevlecktGa naar voetnoot29
Moet men hem hier bewaren,
En wandelen perfecktGa naar voetnoot30
Na Pauwelus verclaren,
En vreesen gheen beswaren,
Maer treden stadigh voort
Naer des Schrifts openbarenGa naar voetnoot31
Van Godts ghebodt en woort.Ga naar voetnoot32
Soo wy ons dus met vlijt
Tot desen strijdt bereyden,Ga naar voetnoot33
Hebben wy na dees tijt
Eeuwigh vreught te verbeydenGa naar voetnoot34
Daer men nimmer sal scheyden,
Maer altijt vrolijck zijn,Ga naar voetnoot35
Godt die wil ons gheleyden
Eeuwigh voor zijn aenschijn.
| |
[pagina 198]
| |
Dit Lietken is ghedicht
Ga naar voetnoot36Om de schult te betalen,
Comt dat het yemant sticht,
Ga naar voetnoot37Het goedt doen can niet dwaelen,
'T is om gheen prijs te halen,
Ga naar voetnoot38Eer, of Hoogheydt oock niet,
Reeckent 't is al-te-malen
Ga naar voetnoot39Wt rechter liefd' gheschiet.
't Mist wel meer. |
|