Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– Auteursrechtvrij
[pagina 188]
| |
Op die wijse: Ghy cleyne Christen hoopken och, &c.
Ga naar voetnoot1WIlt nu voortaen dees cleyne tijt
Ga naar voetnoot2V Pelgrimagie leyden,
Ga naar voetnoot3Als die recht weer ghebooren zijt,
Ga naar voetnoot4En u van 't quade scheyden,
Wandelt doch vroom in elcks gezicht,
Op dat ghy soo malcand'ren sticht,
Ga naar voetnoot5En ter strijdt mooght bereyden.
| |
[pagina 189]
| |
Is den tydt qualijck door-ghebrocht,
Die wech is, en verleden,
Wilt met vlytighe achterdochtGa naar voetnoot6
Die toe-komend' besteden,
Na 's Heeren wil, woordt, en bevel,
En wacht u voor die zonden welGa naar voetnoot7
Wilt ghy leven in vreden.
En is het leven niet onrust Ga naar voetnoot8
Als men het wel aenschouwe,
Dat men door-brenght nae des vleys lust,Ga naar voetnoot9
Ia een stadigh benouwen,
Hoogh-moedt, wel-lust, en voerdaet,
Af-gunst, twist, strijdt, ghekijf, en haetGa naar voetnoot10
't Can niet dan groot quaet schouwen.
Rust, vreed', troost, liefd', blydschap, en vreught
Sullen hier na be-ervenGa naar voetnoot11
| |
[pagina 190]
| |
Ga naar voetnoot12Al die hier des Wereldts gheneught,
Ga naar voetnoot13En haer vleys lusten sterven,
Want vleys en bloet, moet onder voet,
Ga naar voetnoot14Door een oprechte ware boet,
Sal men 't Rijck Godts verwerven.
Ist niet hoogh-noodigh dat wy al
Ga naar voetnoot15Naerstighe sorghe dragen:
Dat hier niemant come tot val,
Ga naar voetnoot16Maer Godt soeckt te behagen,
In nederheyt, en met eenvout,
Ga naar voetnoot17Op dat men het gheloof behout
In liefde al ons daghen.
Niet veel die hier ter Bruyloft gaen
Na des Werelts manieren,
Of zy doen reyne kleed'ren aen
Om 't warschap te vercieren,
Ga naar voetnoot18Hoe souden wy als Christi Bruyt
| |
[pagina 191]
| |
d' Onreynicheyt niet trecken uyt,
Om d'eeuwigh Feest te vieren.
Gaen wy met die ghenooden in,
En 't Bruylos-cleedt vergheten,
Wy verwachten dan meer noch min,Ga naar voetnoot19
Als weer uyt zijn ghesmeeten,
En hooren Vriendt: Wat maeckt ghy hier,
Gaet door wegh na het eeuwigh vier,
Ghy mooght mijn Mael niet eeten.
Ey laet ons nu met alle vlijt
Na het Bruylofts-cleed trachten,
Want hier na isser gheen respijt,Ga naar voetnoot20
Dus wilt daer wel op achten,
En neemt den tijdt nu naerstigh waer,Ga naar voetnoot21
Voght Godts gheboden vlyticht naer,
Van misdoen wilt u wachten.
| |
[pagina 192]
| |
Ga naar voetnoot22Reynighen wy ons wegh en gang,
Ga naar voetnoot23Besnyden hart, tong, ooren,
Ga naar voetnoot24Bidden Godt staedigh van aenvang,
Hy sal ons wel verhooren,
Ga naar voetnoot25En leyden in zijn eeuwigh Rijck
By alle uyt-verkooren.
Vrienden, wilt doch dit cleyn vermaen
Ga naar voetnoot26Van mijn in danck ontvanghen,
Wt goeder meyning ist ghedaen,
Ga naar voetnoot27Op dat wy 't goet aenhanghen,
Ga naar voetnoot28En u so verkrijghen 't beste deel,
Daer wy gantsch al ende gheheel
Ga naar voetnoot29Na hooren te verlanghen.
't Mist wel meer. |
|