Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– Auteursrechtvrij
[pagina 176]
| |
Op de wijse: Ghy Christen hoort dit cleyn vermaen.
MEt deucht en vreugt wensch ick u twee
Dat ghy vergaert in Liefd en Vree,
Ga naar voetnoot1En u so voeght te samen,
Dat ghy Godt wel behaegt daer mee
Voldoend' u Christen namen
Als ghy versaemt nae Godts bevel,
Ga naar voetnoot2So sal 't de Heer zeghenen wel,
Dus tracht u so te draghen,
| |
[pagina 177]
| |
Dat ghy in alle dinghen snel
Den Heere mooght behaghen.Ga naar voetnoot3
Een Bruyloft-Feest is nu ter tijt,
Daer in hem elck op 't meest verblijt,
Bruyd'gom, en Bruyt ter eeren,Ga naar voetnoot4
Laet al u vreughde, en jolijt
Gheschie'n tot lof des Heeren.Ga naar voetnoot5
Recht gaet doch voor Bruydegom goetGa naar voetnoot6
V Bruyt in Godts vrees, met ootmoet,
Want sulcks is u bevoolen
Dat haer lijf en ziel wert behoet,
Dus wilt hier in niet doolen.
Treedt recht voor in ghehoorsaemheyt,
En u tot Gods-dienst wel bereyt,
Stelt u so tot een Baken,
En u ghezin tot Godts Wet leyt,Ga naar voetnoot7
Dat zy zijn wilt recht smaken.Ga naar voetnoot8
| |
[pagina 178]
| |
Een trou Huys-Vaders rust bestaet,
Ga naar voetnoot9Dat hy regheer met goeden raert,
Ga naar voetnoot10Zedigh, beleeft, manierigh,
Ga naar voetnoot11En by de zynen omme-gaet
Vriend'lijck, en goedertierigh.
Ga naar voetnoot12Met naerstigheyt ghestadigh tracht
Uw's huys noodruft wel te slaen acht,
Dit doet Godts wet verclaren,
Handelt hier in als wijs bedacht,
So cont ghy t'saem wel-varen.
Ga naar voetnoot13Niet bytigh straf, strengh, oft suer
Teghen zijn Wijf, Kindt of Gebuer
Moet een waer Christen wesen,
Ga naar voetnoot14Maer wel uyt-beelden Gods natuer,
Als met Christo verresen.
| |
[pagina 179]
| |
Aen u Bruyt moet feylen nietGa naar voetnoot15
Van al 't gheen u den Heer ghebiet,
Ghetrouw wilt daer toe keeren,
En met voor-dacht daer wel op ziet
Ghehoorsaemheyt te leeren.
Rust u wel toe met hert, en zin,Ga naar voetnoot16
En stelt 't ghemoet van aenbeginGa naar voetnoot17
Om u vleys lust te dempen,
Sal liefd en vreed' zijn u ghewin
Teghen 't vleysch moet ghy kempen.Ga naar voetnoot18
Iaeght stadigh dat ghy vreed' behout,Ga naar voetnoot19
Op dat de liefde niet verkout,Ga naar voetnoot20
En dat door 't staegh verneeren,
De Heere voort u saeck betrout,
So sal u vreught vermeeren.
Toont u als een Vrouwe Eerbaer,Ga naar voetnoot21
| |
[pagina 180]
| |
En neemt u staet wel naerstigh waer,
Wilt alle wrevel vlieden,
Bemint u Man, en tracht daer naer
Om hem staegh eer te bieden.
Ist dat ghy u Man naerstigh vint,
Dat hy met arbeydt noot-druft wint,
Ga naar voetnoot22Ghy moet oock naerstigh spaeren,
T is noodt dat ghy 't beyd' wel begint,
En volhart al u jaeren.
Een zegheninghe van den Heer
Ga naar voetnoot23Hebt ghy alsdan na u begheer
Van boven te verwachten,
Ga naar voetnoot24Dus wilt doch beyde nae Godts Leer
Elck u beroep betrachten.
| |
[pagina 181]
| |
Nu condt ghy dus in eer en deught
Leven by een met groot gheneught,Ga naar voetnoot25
En oock hier na verwerven
Die onverganckelijcke vreught,
By Godt in 's Hemels Erven.Ga naar voetnoot26
'T mist wel meer. |
|