Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– Auteursrechtvrij
[pagina 163]
| |
Op die wijse: Ick heb ghesien den tydt.
AL u voornemen moet
Ghy van jonghs op gaen keeren
Om te trachten na 't goet,
In die vreese des Heeren,
Stellende u begheerenGa naar voetnoot1
Met lust na 's Heeren Wet,Ga naar voetnoot2
Om die recht wel te leeren
V hart en zinne zet.Ga naar voetnoot3
Een jong dochterken teer,
Die den Heer soeckt te vresen,
Moet met lust, en begheerGa naar voetnoot4
Tot Godts-dienst gheneyght wesen,
| |
[pagina 164]
| |
Ga naar voetnoot5Dus schickt u doch in desen,
Met vlyt van uwe jeught,
V ziele wert ghenesen en verkrijght eeuwigh vreught.
Ga naar voetnoot6Laet kintsche ydelheyt
Verr' van u zijn ghedreven,
Ga naar voetnoot7V hart en zin bereyt,
Tot een Godtsaligh leven
Ga naar voetnoot8Wilt des vleys lust begheven,
Als zijnde u vyant,
Ga naar voetnoot9Want 't vleys doet menigh sneven,
Als men niet doet weerstant.
Ga naar voetnoot10'T werelts vreugdig vermaeck
Laet u hart niet bekooren,
Al ziet ghy datter vaeck
Ander naerstigh nae spooren,
Keert ghy stadigh u ooren
Ga naar voetnoot11Na 't gheen u Godt ghebiet,
So sult ghy vreught oorbooren
Ga naar voetnoot12Als d'ander druck gheniet.
| |
[pagina 165]
| |
Ieughdigh des Heeren juckGa naar voetnoot13
Met vreught op u te laden,
Sal u brenghen gheluck,
Dus laet u daer toe raden,
Treedt tot Godt vol ghenaden,Ga naar voetnoot14
En bidt hem om bystant,
Dat hy u op zijn padenGa naar voetnoot15
Gheleyde door zijn hant.
Een Lust-hof vol gheneught
Hebt ghy dan te verbeyden,Ga naar voetnoot16
So ghy tot ware deught
V Lichaem gaet bereyden,
Want Godt sal u gheleydenGa naar voetnoot17
Tot zijn Tempel en Stadt,
Daer ghy u mooght vermeyden,
Vol hoop tot 't beste schat.Ga naar voetnoot18
Neemt voor in u ghedachtGa naar voetnoot19
Altijt Godt te behaghen,
En schickt u dach en nacht,Ga naar voetnoot20
Willigh zijn juck te draghen,
| |
[pagina 166]
| |
Wilt het vrymoedigh waghen,
Ende verwacht gherust,
Ga naar voetnoot21Het eynde uwer daghen
In 's Heeren huys met lust,
Ga naar voetnoot22Pooght in een suyver hart
Godts wijsheyt te ontfanghen,
Ga naar voetnoot23Want die wijsheyt neemt vart
Ga naar voetnoot24Van boos doenders haer gangen,
Sal u wijsheyt aenhangen,
So moet u hart, en zin
Ga naar voetnoot25Na reynigheyt verlangen,
Dus quijt u wel hier in.
Ga naar voetnoot26Onder Christus banier
Ga naar voetnoot27Ziet men wijsheyt logeeren,
Dees Hooft-man goedertier
Ga naar voetnoot28Wil elck daer meed, vereeren,
Die haer te recht verneeren
Ga naar voetnoot29Ootmoedigh na zijn raet,
Ghy sultse niet ontbeeren,
So ghy daer recht na staet.
Vroegh soeckt op dat ghy vint
Ga naar voetnoot30Des wijsheyts ware weghen,
| |
[pagina 167]
| |
Suyverheyt staegh bemint,
Tot ootmoet zijt gheneghen,Ga naar voetnoot31
So sal werden verkreghen
Des wijsheyts ware vrucht,
Die u door 's Heeren zeghenGa naar voetnoot32
Zal houden in goed' tucht.
VVijsheyt die neder daeltGa naar voetnoot33
Van boven van den Heere,
So Iacobus verhaelt,Ga naar voetnoot34
Is kuysch, vreedsaem vol eere,
Gemeynsaem nae Schrifts leere,
Vol barmhartigheyt fijn,
En veel goed' vruchten meere
Die Godt aenghenaem zijn.
Een oprechten leydsmanGa naar voetnoot35
Is dees by alle Vromen,
Die zijn raet volgen can
Sal recht verstant bekomen,
Van Godts wil uytghenomen,Ga naar voetnoot36
Om te wandelen wel
Vrymoedigh sonder schromen,
Na des Heeren bevel.
| |
[pagina 168]
| |
Laet Gods beloofde Rijck
Staegh zijn in u ghedachten,
Ga naar voetnoot37Bemint gheen tijdelijck,
Wilt na 't eeuwighe trachten,
Ga naar voetnoot38Hebt lief uyt al u krachten
Den Heere uwen Godt,
So heb ghy te verwachten
Ga naar voetnoot39Hier na het beste lot.
Ga naar voetnoot40Siet op 't gheen wordt verwacht
Van die Gods Wet beminnen,
Op Godts toe-seg gheeft acht,
Ga naar voetnoot41Laet u 't quaedt niet verwinnen
Door gheloovighe zinnen
Ga naar voetnoot42Treedt door die enge poort,
Ghy comt ten Hemel binnen,
Ga naar voetnoot43Wt ghenaed' nae Gods Woort.
Dochter ontfangt dit Liet,
Door u begheert ghezonden,
Mijn wensch is anders niet,
Dan dat ghy t'allen stonden,
| |
[pagina 169]
| |
In t Gheloof werdt bevondenGa naar voetnoot44
Vruchtbaer in elcks ghesicht,Ga naar voetnoot45
En dat u Christus Wonden
Brenghen tot 't eeuwigh licht.Ga naar voetnoot46
'T mist wel meer. Anno 1616. Den 18. May. |
|