Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– AuteursrechtvrijOp de wijse: Tot u o mijn Heer.
AL wat den Heer mishaeght
Ga naar voetnoot1Wilt naerstelijcken vlieden,
En goede sorghe draeght
Te doen na zijn ghebieden,
Wie den Heer vreest.
| |
[pagina 149]
| |
Met lust, yver, en vlijt,Ga naar voetnoot2
Ontfangt zijn gheest,
Dus u wel quijt.Ga naar voetnoot3
Eer men Gods geest ontfangt
Moet men gheheel uytrooden
Al wat het vleysch aenhangt,
En d'Aerdtsche leden dooden,Ga naar voetnoot4
Al 's Werelts lust
Moet gheheel onder voet,
En uyt-gheblust
Den hooghen moet.
Reyn moet van hovaerdyGa naar voetnoot5
Een oprecht Christen wesen,
Twist, haet, nydt, en partyGa naar voetnoot6
Wt alle die Godt vreesen,
Want den HooftmanGa naar voetnoot7
Die ons is voor-gegaen,
Ghebiedt hier van
Veel af te staen.
| |
[pagina 150]
| |
'T en magh oock baten niet
Ga naar voetnoot8Dat wy ons hoogh beroemen,
En datmen Christen hier,
Of Godts volck laten noemen,
So 't boose vleys
Ga naar voetnoot9Met zijn lust domineert,
En na zijn eys
In ons regheert.
In een recht Christen Kint
Behoort men te bespeuren
Ga naar voetnoot10Gheest'lijck te zijn ghezint,
Wat hem oock moght gebeuren,
Lyden, en strijt
Ga naar voetnoot11Is hem hier toe-ghezeyt,
Dus duldigh lijt,
Ga naar voetnoot12En troost verbeyt.
Eer dat men troost bekoomt,
Ga naar voetnoot13Moet druck vaeck zijn gheleden,
Ga naar voetnoot14Dus voor gheen lyden schroomt,
Want hier moet zijn ghestreden,
Met goede wacht
Teghen den vyandt quaet.
| |
[pagina 151]
| |
Die dagh en nachtGa naar voetnoot15
Rondt-om ons gaet.
Neemt 't gheloof tot u Schilt,Ga naar voetnoot16
En Godts Woort tot u swaerde,
Teghen dees vyant wilt,Ga naar voetnoot17
Boos, en listigh van aerde,
Zijt vast ghegordt
Al met der Liefden-bandt,
't Ghebedt uyt-stort:
Ghy lescht den brandt.
Ghestadigh wake hout,Ga naar voetnoot18
Treedt binnen Syons Mueren,Ga naar voetnoot19
Godt u sake betrout,
Hy sal u weghen stueren,
Vreest pijn noch druck,Ga naar voetnoot20
Al valtet hier wat swaer,
't Sal u gheluck
Noch zijn hier naer.
Ellendigh, broos en teer,
Is des Menschen nature,Ga naar voetnoot21
Sterckheyt comt van den Heer
Door 't Woordt des levens pure,
| |
[pagina 152]
| |
Als 't wert gheprent,
En vast ghegront int hert,
Ga naar voetnoot22En tot den endt
Wel bewaert wert.
Reyn ende onbevleckt
Moet men Godts Woordt aenhanghen,
Ga naar voetnoot23En beleven perfeckt,
Oock niet anders aenvanghen,
Want Godt begheert
Ga naar voetnoot24Met hart, zin, en ghedacht
Te zijn ghe-eert,
Hebt hier op acht.
Ga naar voetnoot25Rijckdom, en Werelts Eer
Ga naar voetnoot26Comt ons te met bestrijden,
Om Godts Ghebodt en Leer
Te doen stellen bezijden,
Maer hout u vast
Aen Godt, en aen zijn Woort,
Ga naar voetnoot27Dat desen Gast
V niet bekoort.
| |
[pagina 153]
| |
In druck en swaer verdreit
Zijn veel door haer ghekomen,Ga naar voetnoot28
Wie niet wel voor hem ziet
Is haest de kracht benomen,
Door goed' toezicht
Werden zy af-gheweert,
Ende heel lichtGa naar voetnoot29
Buyten gekeert.
'T Hemelsche wesen smaeckt,
En soeckt dat is hier boven,Ga naar voetnoot30
Aerdtsche ghezintheydt laeckt,
Laet ondeught zijn verschoven,
Op dat ghy meught
Verkrijghen door Godts Zoon
d'Eeuwige vreught,Ga naar voetnoot31
Tot uwen loon.
Sonder te rugghe zien
Moet ghy naerstigh voort treden,Ga naar voetnoot32
En tot Godts goedtheydt vlien
Met vyerighe ghebeden,
't Is een FonteynGa naar voetnoot33
| |
[pagina 154]
| |
Ga naar voetnoot34Vol van barmhartigheyt,
Die ons alleyn
Ten leven leyt.
Dochter Eerbaer, en kuys
Ga naar voetnoot35Wilt ons die Heer bewaren,
Op dat wy in Godts Huys
Eeuwigh moghen vergaren,
In Liefd' en Vreed',
Bevryt van boos ghequel,
Adieu hier meed'
Vaert eeuwigh wel.
't Mist wel meer.
Finis coronat opus. |
|