Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– Auteursrechtvrij
[pagina 130]
| |
Op die wijse: VVel saligh zynse hier op Aerden levende.
Ga naar voetnoot1LOf zy den Heer der Heeren, nu en 't aller tyt,
Ga naar voetnoot2Die ons door Christum Iesum heeft ghebenedyt,
Zijn eeuwigh zoon verheven gegheven,
Ga naar voetnoot3Wt 's Vaders schoot, in grooter noot,
Op dat wy moghten leven.
| |
[pagina 131]
| |
Ist so dat wy willen ghenieten dees weldaet,
So moeten wy begheven en verlaten 't quaet,
En doen nae zijn behaghen, ons daghen,Ga naar voetnoot4
Met ware boet, vallen te voet,Ga naar voetnoot5
En ons zonden verlaghen.
Sullen wy dan met hem verwerven eeuwigh vreught,
So moeten wy ons hier stadigh schicken tot deught,
En die boosheydt verlaten, en haten,Ga naar voetnoot6
Oock ons licht, in elcks ghesichtGa naar voetnoot7
Ghestadigh blincken laten.Ga naar voetnoot8
Betoonen moet een yeghelijck zijn Christen aert,
Want zy moeten te recht door hem zijn weer-ghebaert,
En al haer schuldigh slaven, begraven,Ga naar voetnoot9
| |
[pagina 132]
| |
Met tranen groot, in Christus doot,
En bidden om 's Geests gaven.
Een nieu leven te leyden, moet men zijn bereyt,
Nae dat men door 'tgheloove heel van zonde scheyt,
Ga naar voetnoot10Om met Christo verresen te wesen,
Ga naar voetnoot11En so gherust, met wil en lust
Den Heere altyt vresen.
Treedt op Christi voet-stappen, den rechten heyr-baen,
Soeck door desen Hooft-man u vyant weer te staen,
Hy sal u helpen strijden in lijden,
Ga naar voetnoot12Doet 't Harnas an, als vroom Crijghs-man,
Zet alle druck ter zyden.
Ga naar voetnoot13In rechte vreese Godes treedt voorsichtigh voort,
Ziet toe dat u des werelts rijck-
| |
[pagina 133]
| |
dom niet bekoort,
Noch wilt gheen Werelts eer, begheeren,Ga naar voetnoot14
Maer vieriglijck, tracht na Gods Rijck,
Dat sal u vreught vermeeren.
Al dat men hier op Aerden crijgt besit, of heeft,
Is best dat men t' gewilligh voor 't eewighe gheeft,Ga naar voetnoot15
Op dat wy na ons sterven, verwerven
Des levens croon, tot eenen loonGa naar voetnoot16
Hier na in 's Hemels erven.
Neemt bitter harten, ende overdencket wel
Wat grooter onderscheyt hier namaels wesen sel,
Daer men tot aller uren, sal trueren,Ga naar voetnoot17
Of daer altijt, vreught en jolijt
In eeuwigheyt sal dueren.
| |
[pagina 134]
| |
Ga naar voetnoot18Sonder ophouden tracht altydt na 't beste schat,
Wilt met gheloof en vreese Godts niet werden mat,
Maer zijt daer in volhaerdigh, eenpaerdigh,
Ga naar voetnoot19Al naeckt u spijt, troost u, en lijt,
d' Eeuwighe vreught ist waerdigh.
Dochter neemt doch dit Liedeken van my in danck,
Laet den gheest doch ghewilligh zijn, al is 't vleys kranck,
Ga naar voetnoot20Laet het tyd'lijck ghedyen, wat glyen,
Godts Wet bemint, op dat ghy vint
Hier na 't eeuwigh verblyen.
't Mist wel meer. |