Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– Auteursrechtvrij
[pagina 95]
| |
Op de wijse: Vanden 68. Psalm: Staet op Heer toont u onversaeght.
AL die den Heer vreest en belydt,
Moet oprecht campen in den strijdt,Ga naar voetnoot1
Daer zy haer toe begeven,
Sonder twist, haet, party, of nydt,Ga naar voetnoot2
Maer in Liefd' en Vrede altydt
Wandelen al haer leven,
Schijn sonder daedt mach gelden niet,Ga naar voetnoot3
't Moet volbracht zijn dat Godt ghebiet,
| |
[pagina 96]
| |
Dus wilt niet overtreden,
Ga naar voetnoot4Want Godt die Heer in 't harte ziet,
En weet al wat van ons gheschiet,
Ga naar voetnoot5Hy wil recht zijn beleden.
Ga naar voetnoot6Neemt op zijn gheboden wel acht,
Hout die stadigh in u ghedacht,
Volbrenghtse vroegh en spade,
Ga naar voetnoot7Soo veel als in uwer maght,
Ga naar voetnoot8V doch voor alle zonden wacht,
Betrout op zijn ghenade.
Ga naar voetnoot9Want zijn barmhartigheyt is groot,
Hy helpt en troost in alle noot,
Ga naar voetnoot10Die haer op hem betrouwen,
Bevrijdt oock van d'eeuwighe doot
Is dat men hier sonder aenstoot
Ga naar voetnoot11Zijn ghebodt onderhouwen.
| |
[pagina 97]
| |
Na dat Adam hadde 't GhebodtGa naar voetnoot12
Over-ghetreen van zynen Godt,
Heeft hy hem naeckt bevonden,
Hy was Heerlijck, en quam tot spot,
Van Heyligheydt bracht hy hem totGa naar voetnoot13
Een arm swack Mensch vol zonden,
Gogt stiet hem uyt het Paradijs,
Met arbeyt most hy soecken Spijs,Ga naar voetnoot14
En so altydt gaen swerven,
Om dat hy over-tradt onwijs,
En doen hy werd' moed', mat, en grijs,Ga naar voetnoot15
Most hy den doodt noch sterven.
| |
[pagina 98]
| |
Een exempel wilt nemen voort
Aen d'eerste Wereldt die Godts Woort
Ga naar voetnoot16En Ghebodt weder-stonden,
Godts Kinderen werden bekoort
Ga naar voetnoot17Van die dochters der Menschen hoort,
Ga naar voetnoot18Daer zy haer aen verbonden,
Door de Zendt-vloet zijn zy verdaen,
Ga naar voetnoot19Niemandt mocht voor God blyven staen,
Dan Noach met hen achten,
Die in de Arcke zijn ghegaen,
Ga naar voetnoot20Waer door haer die doodt niet mocht schaen,
Godts ghebodt zy betrachten.
Gedenckt op den Hout-raeper wel,
Die op den Sabbath raepte snel,
Teghen 'tghebodt des Heeren,
De daedt schijnt cleyn, de straffe fel,
| |
[pagina 99]
| |
Want hy raeckte in doodts gequel,
Op dat wy souden leeren,Ga naar voetnoot21
En Sauwels onghehoorsaemheydt,
Die leerdt ons oock met claer bescheydt
Op Godts gheboden mercken,
Willen wy zijn bevrijt van leyt,
Men moet zijn hooge Majesteyt
Ontsien in al ons wercken.Ga naar voetnoot22
Eenvoudig na des Heeren raet
Moet yder hier met werc en daetGa naar voetnoot23
Wandelen op zijn weghen,
Godes rijc niet in woorden staet,Ga naar voetnoot24
Dus en bout op gheen Menschen praet,
Want int doen ist gheleghen,
Al roept men vrede, vrede, hier,Ga naar voetnoot25
En maeckt van eendracht groot ghetier,
't Moet uyt Godt zijn gheresen,
Of 't mag ons baten niet een sier,
| |
[pagina 100]
| |
Dus laet ons na de Schrifts manier
Godt doch van harten vreesen.
Recht moet men hier, so schrift verclaert,
Volghen Gods Woort, na Christen aert,
Ga naar voetnoot26Niet af, noch daer toe setten,
Ga naar voetnoot27Al vinden wy ons hier beswaert
In 't gheen ons werdt gheopenbaert,
Ga naar voetnoot28Op Godts wil moet men letten,
Alschijnt het veel sotheyt te sijn,
't Behaeght God onder zotheyts schijn
De saligheydt te schencken,
Dus wilt recht volghen des schrifts lijn,
Menschen vernuft tot gheen termijn,
Ga naar voetnoot29Laet u van Godts Woort wencken.
| |
[pagina 101]
| |
Roemt yemandt hem die rechte Leer,
En neemt hy van Gods Wet een keer,Ga naar voetnoot30
Wilt van sulck selschap vlieden,Ga naar voetnoot31
Wie niet en volbrenght zijn begheer,
Die doet zijn Name groot oneer,
Want zijn wil moet gheschieden,Ga naar voetnoot32
Ten ghelt roemen noch spreecken stout,
Als men Godts Wet niet onderhout,
Al kan men schoon voor-stellen,
Godts oogh op den oprechten schout,Ga naar voetnoot33
Die in oot-moedt op hem betrout,
En zijn Lof gaet vertellen.
| |
[pagina 102]
| |
Ist dat men Godts wet wel slaet gae,
Ga naar voetnoot34En zijn bevel oprecht volght nae
Ga naar voetnoot35Met ootmoedigher harten
Ga naar voetnoot36Vromelijck int gheloove stae,
En niet weer ziet na Sodoma
Men ontsiet des doots smarten,
d' Eeuwighe vreught werdt dan verbeyt.
Ga naar voetnoot37Daer toe een schone croon bereyt
Ga naar voetnoot38Om so te triompheren,
Met een wit zyden Bruylofts-kleyt,
Dat d'oprechte is toe-gheseyt,
Den Bruydegom te eeren.
'T is tydt dat wy wel voor ons zien,
Ga naar voetnoot39En alle boosheyt naerstich vlien,
Oock al des Werelts lusten,
Ga naar voetnoot40Van harten recht de rugghe bien,
En d'ondeugt uyt het herte wien,
Ia nimmermeer en rusten,
| |
[pagina 103]
| |
Maer schicken ons altijdt tot deught,
So wel oude als jonghe Ieught,Ga naar voetnoot41
Om dat wy niet en missen
Dese ons toe-gheseyde vreught,Ga naar voetnoot42
En ons tijdt met Wereldts gheneught
Alhier ydel verquissen.
Sullen wy Christen zijn befaemt
Als Christenen ons dat betaemt
Te leven t' allen tyden,
Want wie hem Christen leven schaemt,Ga naar voetnoot43
Die wert t' onrecht Christen ghenaemt,
Dus wilt dit doch vermyden,
Maer laet naem en daedt zijn gelijck,Ga naar voetnoot44
Op dat voor alle menschen blijck
Een recht deughsaemigh wesen,
Dat niet uyt Godts gheboden wijck,
| |
[pagina 104]
| |
Ga naar voetnoot45Op dat men verkrijgh 't eeuwigh Rijck,
En Godts naem werdt ghepresen.
Dochter treedt doch den rechten padt,
Ga naar voetnoot46Die daer leyt tot die rechte stadt,
Ga naar voetnoot47Wiens straeten zijn heel gouden,
Wordt nimmermeer traegh, moe noch mat,
Al ist te met slibb'rich en glat,
Ga naar voetnoot48Aen Godts Woordt wilt u houden,
Ga naar voetnoot49Treedt vroom den Bruyd'gom te ghemoet
Met oprechte en ware boet,
Aen hem wilt vast'lijck hanghen,
Oot-moedighlijck valt hem te voet,
Ga naar voetnoot50En bidt: dat hy u bystandt doet,
| |
[pagina 105]
| |
Ghy sult werden ontfanghen.
'T mist wel meer. Anno 1606. 5./28. Amsteld. |
|