Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– AuteursrechtvrijOp de wijse: Siet aen o Heer het Lyden.
TE scheyden uyt zijn MaghenGa naar voetnoot1
Gheboodt Godt Abraham,
| |
[pagina 106]
| |
Ghehoorsaem ginck hy 't wagen,
En ghewilligh de reys aennam,
Daer door hy in 's Heeren hulde quam.
Ga naar voetnoot2Rebecca most verlaten
Haren Broeder Laban,
Met al dat zy bezaten,
En trecken na 't lant Canan,
Zoud' Isaac sijn haer ghetroude Man.
Iacob die most begheven
Vader, Moeder, en Landt,
Wild' hy in vrede leven,
Bevrydt voor zynes Broeders handt,
Dies hy van God verlossing vant.
Ga naar voetnoot3Niet en mocht Lot versuymen
Wt Sodoma te scheen,
Most met de zynen ruymen,
En sonder te rug zien uyt treen,
Ga naar voetnoot4Zijn Wijf sach om, bleef een zout-steen.
| |
[pagina 107]
| |
Van Egypten te scheydenGa naar voetnoot5
Had Israhel gheen respijt,
Moyses ginck haer uyt-leyden
Door Water, Vyer, en menighen Strijdt,
Om van Pharo te zijn bevrijdt.
Ons betaemt oock als desen
Te scheyden metter spoetGa naar voetnoot6
Wt al des Werelts wesen,Ga naar voetnoot7
En treden het vleys onder voet
Door vast gheloof, en ware boet.
Laet ons voor al niet blyvenGa naar voetnoot8
In Babel of Sodoma,
Des vleys-lusten bedryven,
Maer scheyden daer uyt op Gods ghena,
Op datmen met haer oock niet en verga.
Kenlijck zijn dees landouwen
Daer 't scheyden af vermelt,
Hoog-moedigh in 't aenschouwenGa naar voetnoot9
Vol oncuyscheyt, roof, en gewelt,
| |
[pagina 108]
| |
Gierigh, ontrouw, en boos ghestelt.
En dienaers der Afgoden,
Ga naar voetnoot10Vol pracht, prael, en misdaet,
Die den Godts-dienst uytroden,
Ga naar voetnoot11Vol twist, tweedracht, afgunst, en haet,
Ga naar voetnoot12Gheveynst, bedriegh'lijck, en opstinaet.
Reyst koenlijck uyt haer palen,
Met hart, ghemoedt, en zin,
Ga naar voetnoot13Scheydt van al die daer dwalen,
Ga naar voetnoot14En acht dees schade voor gewin,
Godt schenckt u 't goedt dubbelt weer in.
'T scheyden sal u niet rouwen
Ga naar voetnoot15So ghy vroom en oprecht
Voort-gaet met vast betrouwen
En dient den Heer als een trouw Knecht,
Ga naar voetnoot16Die teghen 't vleysch-lust ghestadigh vecht.
| |
[pagina 109]
| |
So sla het scheyden enden
Met eeuwigh-blyvende vreught,
Godt sal hem t'uwaert wenden,
Dat ghy in zijn Aenschijn verheught,Ga naar voetnoot17
En eeuwigh by hem blyven meught.
Dochter keert hart en zinnen
Van alle ydelheyt,
Om desen prijs te winnen,
Die voor Godts Kind'ren is bereyt:Ga naar voetnoot18
Dat is d'eeuwighe saligheydt.
't Mist wel meer. |
|