Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– Auteursrechtvrij
[pagina 53]
| |
Op de wijse: Van de Engelsche Fortuyn. Of Al wat men hier in dese werelt siet.
SWereldts gheneught, en des vleysch hooghe moet, Ga naar voetnoot1
Moet ghy met vlyt hier treden onder voet,
Ist dat ghy wilt een Christen zijn bekent,
Want vleysch en gheest zijn ver van een ghewent.Ga naar voetnoot2
| |
[pagina 54]
| |
Ist dat ghy noch wilt zijn des Werelts Vrient,
So en can God van u niet zijn gedient,
Ga naar voetnoot3Want vleysches lust, ende des Werelts eer
Druckt onder voet Godes wil en begheer.
Verwint het vleysch, en volght des gheestes lust,
Ga naar voetnoot4So wert het quaet in u herte geblust,
Dan sal Godts Wet wel krijgen d'overhandt
Door 's Heeren geest die al't goet in ons plant.
Ga naar voetnoot5Een vast gheloof op Christum vast ghebout,
Ga naar voetnoot6Sult ghy ontfaen, ist dat ghy hem betrout,
Ga naar voetnoot7En al u hoop op hem laet zijn gegrondt.
| |
[pagina 55]
| |
Want die sulcx doet neemt hy in zijn verbondt.
Rust u wel toe met hert, zin, en ghedacht,Ga naar voetnoot8
Om op Godts wil wel naerstich te slaen acht,
Op dat ghy mooght verstaen het recht bescheyt,
In Godes Woordt, dat u tot zijn Wet leyt.
Treckt uyt met vlyt den ouden Adam boos,Ga naar voetnoot9
Die u door lust der dooling drijft altoos
Tot het verderf van lijf, ziel, eer en goet,
Maeckt u dit quijt door rechte ware boet.Ga naar voetnoot10
Al u misdaet begraeft in Christus doodt,Ga naar voetnoot11
Staet met hem op uyt al u zonden snoodt,
| |
[pagina 56]
| |
Ga naar voetnoot12Wert soo vernieut, en soeckt met alle vlijt
Dat Hemels is, en maeckt u 't aertsche quijt.
Even ver ghy aldus ghestorven zijt,
Soo sult ghy wel door Christum zijn bevrijt,
Ga naar voetnoot13Daerom doot mijn Aerdtsche leden quaet,
En al het gheen dat Godts Wet teghen gaet.
Ga naar voetnoot14Reynigt ghy u door af-legginghe ras
Des zondigh Iocks, het comt u wel te pas,
Want so wert ghy bevonden een reyn vat,
Ga naar voetnoot15Den Huys-heer nut, en bequaem tot zijn schat.
Ga naar voetnoot16In het huys Godts en wert gelaten niet
| |
[pagina 57]
| |
'T gheen is onreyn, of daer men quaet aen siet,
Maer zynen eysch is, dat kuys is en net,Ga naar voetnoot17
En uyt het vleysch in geest is om gheset.
Al die haer hier Christen roemen te zijn,
Die moeten hem te recht na-volgen fijn,
Want so hy ons is voor-ghegaen int Rijck,Ga naar voetnoot18
So moet daer toe ghesint zijn yegelijck.
Niemandt en can daer toe gaen ander padt,Ga naar voetnoot19
Want dees wegh leydt alleen tot dese stadt,
Al schijntse smal en p'riculoos om gaen,
Treedt daer op voort, en wijckt niet van dees baen.
| |
[pagina 58]
| |
Ga naar voetnoot20Zo sal u Godt goetlijck bieden de hant,
En inder noot ghetroulijck doen by stant,
Ga naar voetnoot21Want ons kranckheyt is gantsch op hem ghedaelt,
Wat ons ontbreect, heeft hy voor ons betaelt.
Ons betaemt dan te wesen wel bereyt,
Ga naar voetnoot22Op dat hy ons met die Maegden gheleyt,
Die haer lampen lichten en branden schoon
Tot in die Feest voor zynes Vaders Throon.
Ga naar voetnoot23Op dat wy daer eeuwigh ende altijt,
Voor zijn aenschijn met vreughde en jolijt
Ga naar voetnoot24Deelachtigh zijn al des Hemels gheneught,
| |
[pagina 59]
| |
En uyt ghena ghenieten eeuwich vreught.
Neemt doch in danck dit slecht simpel ghedicht,
Verkiest het best en het meest van ghewicht,
Bereyt daer door u hart, gemoet, en zin,
Op dat hier nae Christo zy u gewin.Ga naar voetnoot25
'T mist wel meer. Anno 1608. 12./2. Amsteldam. |
|