Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– Auteursrechtvrij
[pagina 44]
| |
Op die wyse: In Babylon met onverstande.
Ga naar voetnoot1POoght nae die vrede allegader
Oock nae die Heyligheyt met vlijt,
So mooght ghy met u Godt en Vader
Ga naar voetnoot2Hier nae eeuwigh zijn verblijt,
Ga naar voetnoot3Scheldt u Naesten zijn misdaedt quijt,
Ghy sult van God ghenaed' verkrijghen,
Ga naar voetnoot4Maer wilt ghy u tot wrake nijgen
Gods wrake volght u dan subijt.
Ga naar voetnoot5Ist dat ghy u broeder ziet dolen,
Wijst hem naerstigh den rechten baen,
| |
[pagina 45]
| |
Want het is een yeder bevolen
Op zijn naesten wel acht te slaen,
Dus wilt malcander ten besten raen,
Als met der liefden vyer onststeken,Ga naar voetnoot6
Heelt en bedeckt elcaers gebrekenGa naar voetnoot7
So veel na Gods Woordt mach bestaen.
Een yeghelijck moet naerstigh trachten,Ga naar voetnoot8
Dat hy hem schicke na Gods wet
En wel voor overtreding wachten
Om recht te volgen des Schrifts tret,
Dus u doch 't samen daer naer set
Om te voldoen u Christen namenGa naar voetnoot9
In liefd en vrede na 't betamen,
Zie dat u dat niemant belet.
Ten sal nimmermeer sijn bevonden
Dat alles na uwen sin gaet,
Ghy maeckt het oock tot gheenen stonden,
| |
[pagina 46]
| |
Dat het een yder wel aen-staet,Ga naar voetnoot10
Dus zijt voorsichtig tuwer baet,
Wilt u selven so niet behaghen,
Dat ghy niemandts feylen condt draghen,
Ga naar voetnoot11Maer hout in alles middel-maet.
Eerlijck ist, en seer te prijsen,
Ga naar voetnoot12Dat elck ontsteeck zijn deughdlijc Licht,
Ga naar voetnoot13En hem in alles gaet bewijsen,
Dat hy daer meed' zijn Naesten sticht,
En so wandel in elcks ghesicht,
Om exempel der deugt te wesen,
Op dat daer door magh zijn ghepresen
Den name Gods groot van ghewight.
Reyn van herten, ghemoedt, en zinnen,
Ga naar voetnoot14Betaemt een Christen Mensch te zijn,
| |
[pagina 47]
| |
God en zijn Naesten te beminnen,Ga naar voetnoot15
Met daedt, waerheydt, ende met schijn,
Door een oprecht gheloove fijn,
Godes gheboden recht na treden,
Wandelen so den weg met vreden
Om te ontgaen d'eeuwige pijn.
Propheten, en Apostels mede,
Zijn ons als Lichten voor-ghetreen,Ga naar voetnoot16
Door ware Liefd', geneyght tot vrede,
Ghewandelt onder 't Volck seer reen,Ga naar voetnoot17
Veel laster en smaet gheleen,
Om die Ghemeent van 't quaedt te hoeden,
Als oock tot troost der swack gemoeden,
Om 'tvolck te geleyden in vreen.
Ist dat wy nu willen ghenieten
Met haer hier na gelijcke vreught.
| |
[pagina 48]
| |
Soo moet het ons oock niet verdrieten
Ga naar voetnoot18Haer te volghen in ware deught,
So wel d'oude als jonge Ieught
So in deugdigh te regeeren
Als met gehoorsaemheyt te eeren
Elck na dat hem is toe geveught.
Even ver elck sonder vertoeven
Ga naar voetnoot19In zijn beroep wandelt oprecht,
Sonder malcanderen te bedroeven
Door twist, strijdt, ofte woordt-ghevecht,
Ga naar voetnoot20Maer elck in 't zijn als ghetrou Knecht
Hen hout en draeght tot een exempel
Der deught en Licht van Godes Tempel,
En trou hem houdt in 's Heeren Echt.
Ga naar voetnoot21Trou, Liefd, en Vrede sal dan groeyen
Binnen des Heeren huys en stad,
| |
[pagina 49]
| |
Seer lieflijck sullen de ranckjens bloeyen,Ga naar voetnoot22
Want Godt maeckt het geplante nat,Ga naar voetnoot23
Op dat elck voort-breng kostlijck schat
Dat over-blijft int eeuwig leven,
Daer toe de Heere kracht wil geven,
Op dat wy werden moe, noch mat.Ga naar voetnoot24
Een Ionghelinck die kan verflouwen,
En d'ouden werden mat en moed',Ga naar voetnoot25
Maer die op den Heere betrouwen
Die gheschiet alle dingh tot goedt,
Haer cracht vernieut met grooter spoet,
Lopen staech seer kloec en hertig,
Zy wandelen, en 't valt niet smertigh,
Want Godt haer Heere haer behoet.
| |
[pagina 50]
| |
Ga naar voetnoot26Recht en getrou wilt den Heer vreesen,
Blijft in zijn Wet, wandelt zijn paen,
Volgt Gods Woordt, en Schrift in desen,
Wilt alle twist en strijt versmaen,
Ga naar voetnoot27Laet u geen nyt op wraeck belaen
So yet aen u naesten mogt resten,
Ga naar voetnoot28Keert ende duydt alles ten besten,
Ghy sult hier door veel rust ontfaen.
So gy u dus t' samen ootmoedigh
Ga naar voetnoot29Onder des Heeren jock begeeft,
Hy sal u dan wel zijn behoedigh,
Dat ghy van zijn Wet niet en sneeft,
Of u schoon 't swacke vleys aencleeft,
Door hem condt ghy alles verwinnen
| |
[pagina 51]
| |
Dus houdt zijn Wet in't harte binnen,
En seer voorsichtig daer na leeft.Ga naar voetnoot30
Om dan hier toe te moghen raken,
Voeght u hart en ghemoedt tot Godt
Met gestadigh bidden en waken,Ga naar voetnoot31
Want so verkrijgt men 't beste lotGa naar voetnoot32
Daer niet nae tracht dief, roest, oft mot,
Maer eeuwich blijft by God hier boven,
Welcker vreugt men niet can vol loven,
Want 't is van alle blydtschap 't slot.
O Heere Godt van grooter waerden,
Wy bidden u met groot aendacht
Ghy Schepper des Hemels en Aerden,Ga naar voetnoot33
| |
[pagina 52]
| |
Slaet doch op u Kinderen acht,
Ga naar voetnoot34Laet u Engel houden de wacht,
Dat haer den Vyandt niet coom betrappen,
Doe nimmermeer in zonden slapen
Maer vroom staen blvyen door u kracht.
Na u groote barmhartigheden
Vergeeft doch Heere onse schult,
Ga naar voetnoot35Wilt doch met ons int recht niet treden,
Ga naar voetnoot36Maer straft ons hier Heer met ghedult,
En laet ons hier na vinden hult,
Ga naar voetnoot37Door u Zoons doodt, en bitter sterven,
Laet ons door hen gena verwerven
En eeuwigh met vreught zijn vervult.
'T mist wel meer. Anno 1611. 6./10. Amsteld. |
|