Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– Auteursrechtvrij
[pagina 37]
| |
Op die wyse, ofte stem: Sterct my o Godt myn toe-verlaet.
LAet varen al des werelts raetGa naar voetnoot1
Scheydt van al uws vleysch-lusten,
Recht op des Heeren wegen gaet,
Onder zijn dack wilt rusten,Ga naar voetnoot2
U Bruydegom neemt by der hant
Treckt met hem nae 't Beloofde Lant,Ga naar voetnoot3
Betrout op hem van harten,
Ghy ontgaet eeuwigh smarten.
In Egypten wilt blyven niet
Pharonis tichelen bouwen,Ga naar voetnoot4
Met Moyses nae 't Lant Canan vliet,
Stelt op Godt u betrouwen,
| |
[pagina 38]
| |
Al schijnter voor u ooghen swaer,
Die roode Zee zal deylen haer,
Ga naar voetnoot5Ghy sult droog-voets door treden
Ga naar voetnoot6Den groenen wegh met vreden.
Ga naar voetnoot7Sijt ghetroost, en onversaeght
Al schijnt die Woestijn langhe,
Ga naar voetnoot8En altijt goede sorghe draeght,
Voor d'oude cromme slanghe,
Ga naar voetnoot9En murmureert niet tegen God
Ga naar voetnoot10Verlangt niet weer na den vleyspot,
Soeckt den Heer niet te quellen.
Ga naar voetnoot11Als Coorachs qua ghesellen.
Begheeft u hart, ghemoedt, en zin
Ga naar voetnoot12Nimmermeer tot Af-goden,
Ga naar voetnoot13Voerdt yemandt 't gulden Calf weer in,
Laet u daer toe niet nooden,
Schout van harten Afgodery,
Ga naar voetnoot14Den waeren Godt blijft troulijck
| |
[pagina 39]
| |
Om in 't goe Landt te raken,Ga naar voetnoot15
En zijn vruchten te smaken.
Eer ghy door die Woestijne coomt
Sal u vry wat ontmoeten,
Voor pijn, verdriet, noch smarten schroomt,
Maer staet vast op u voeten,
En treed altijt vrymoedig voort,
Al comt u den vyant aen boortGa naar voetnoot16
Met kracht, of met practijcken,
Wilt uyt de baen niet wijcken.
'T en moet u niet verschricken mee,Ga naar voetnoot17
Al schijnt 'tlant quaet om winnen,
Vreest slot, reuse, noch stercke stee
Maer treed vrymoedigh binnen,
Christus ons waere strijdtbaer HeldtGa naar voetnoot18
Sal u helpen behouden 't veldt,
Met hem wilt kloeck in-dringen,
En over den muer springen.Ga naar voetnoot19
| |
[pagina 40]
| |
Ga naar voetnoot20Getroost u tot den strijt begeeft
Laet u hert niet verschricken,
Want u trouwe Verlosser leeft,
Die sal u Ziel verquicken,
Dus wilt op hem betrouwen vast,
Ga naar voetnoot21Zijn jock is soet, licht is zijn last,
Wilt het vry met hem waghen,
Hy sal u helpen draghen.
Ga naar voetnoot22Engh is den wegh, smal is den padt
Ga naar voetnoot23Die ons tot ruste leydet,
Maer 't is een oneyntlijcken schat
Die voor ons is bereydet,
Zo wy hem wand'len in ootmoet
Met vast gheloof, en waere boet,
Want daer vint men die Croone
Ga naar voetnoot24Der gherechtigheyt schoone.
Recht slappe hant, en losse knien
Al tot den Heer der Heeren,
Ga naar voetnoot25Tot zijn ghenaden-Throon wilt wien,
Ga naar voetnoot26Hy sal u strijden leeren,
| |
[pagina 41]
| |
Dat ghy seer wel verwinnen meught
Met trou kuysheydt, gheloof, en deught,
Al u boose vyandenGa naar voetnoot27
Die u ront-om aen-randen.
Rontsom haer die Godt vreesen welGa naar voetnoot28
Leghert hem God Almachtigh,
Al stormen die vyanden snel,
Die Heer strijdt voor haer krachtigh,
Hy is haer vasten Borch en Slot,Ga naar voetnoot29
Haer heyl, en steyn, haer deel, en lot,
Oock haer toe-vlucht in lyden,
Iae haer eeuwigh verblyden.
In druck lyden, januner, en noot,
Sal hy haer helper wesen,
Soo dat zy den tijdtlijcken doot,
Noch oock d'eeuwighe vreesen,Ga naar voetnoot30
| |
[pagina 42]
| |
Ga naar voetnoot31Want hy is voor haer neergedaelt
Ga naar voetnoot32En heeft de schuldt voor ons betaeldt,
Ga naar voetnoot33En ghenesen haer wonden,
Dus wert doch trou bevonden.
'T is met gheen tongh te spreken uyt,
Ga naar voetnoot34'T quam in gheen Mensch ghedachten,
Gheen oor en hoorden noyt gheluyt
Ga naar voetnoot35Van vreught als zy verwachten,
Want het Lam heeft voor haer bereyt
Ga naar voetnoot36Een schoon wit zyden Bruylofskleydt,
Om so te triompheeren,
Een wegh haer God ter eeren.
Sy sullen dan in vreughde zijn
Eeuwigh in Gods aenschouwen,Ga naar voetnoot37
En blincken als der zonnen schijn,
Gheen druck sal haer benouwen,
| |
[pagina 43]
| |
Maer altijt ende eeuwighlijck
Verheugen in haer Vaders rijck:
Och laet ons vruchten baren,Ga naar voetnoot38
Dat wy daer mee vergaren.
Dochter ontfangt van mijn dit Liet,
Als een die u beminnet,
Wt goeder meyning ist geschiet,
Ziet toe dat ghy verwinnet,
Soo mooght ghy oock die Croon ontfaen,Ga naar voetnoot39
En eeuwigh in dees vreughde gaen,
Als die nieus zijt herbooren
Met alle uyt-vercooren.
'T mist wel meer. Den 11. Februarij, 1606. Amsteldam. |
|