Geestelyck lietboeck genaemt de Basuyn
(1626)–Simon Jansz Fortuyn– Auteursrechtvrij
[pagina 60]
| |
Op de wijse: Een Oorlof-Liedt aenhoort.
GEdenckt altoos dien tijt,
Doen ghy door des gheests kracht
Ga naar voetnoot1Inwendich verlicht zijt,
En tot 't Geloof ghebracht,
Hoe dat doen u ghemoet,
En oock u hart en zinnen waren gheneyght tot goet,
Om het quaet t'overwinnen.
Ga naar voetnoot2Recht en slecht moet ghy noch
Ga naar voetnoot3Altijt so zijn ghezint,
Blyven volhardich doch,
| |
[pagina 61]
| |
Dat u 't quaet niet verwint,
Want int beginne niet,
Maer int eynd' ist gheleghen, Ga naar voetnoot4
Om van 't eeuwigh verdriet
Vry te zijn door Godts zeghen.
Ist dat ghy t'aller stondt
Wandelt na Godts ghebodt,Ga naar voetnoot5
En wel hout zijn verbondt,
Ghy verkrijght 't beste lott,
Dus schickt u voor en naer
Om 's Heeren stem te hoorenGa naar voetnoot6
En laet u lichten claer
Als die nieus zijt herbooren.
Eerlijck en onbevlecktGa naar voetnoot7
Betaemt ons, minst en meest,
Te wandelen perfeckt,Ga naar voetnoot8
Ghedreven door den gheest,
Die ons de Vader zent
Wt zijn Throon der ghenaden,
Als die ons is omtrent,
Gheen dingh en magh ons schaden.Ga naar voetnoot9
| |
[pagina 62]
| |
Ga naar voetnoot10'T was te beclaghen seer,
So wy alle ghelijck
Hoogh roemden van den Heer,
En van zijn eeuwigh Rijck,
Ga naar voetnoot11Als wy niet t' onser baet
Door zijn gheestes kracht waren
Verlicht, en metter daet
Zijn kracht in ons ginck baren.
Ga naar voetnoot12Jaghen moet men altoos
Met naersigheyt en vlyt,
Om van ons zonden boos
Door Christum zijn bevryt,
Ga naar voetnoot13Want zijn root dierbaer bloet
Ga naar voetnoot14Doet ons ghenae verwerven,
So wy hier metter spoet
Onses vleys lusten sterven.
Ga naar voetnoot15Eenvoudigh slecht en recht
Dienen wy nu alt'saem,
Ga naar voetnoot16In dit twistigh ghevecht
Wt te drucken ons naem,
En so met ware boet
In werck en daet bewijsen,
| |
[pagina 63]
| |
Dat wy Godts naeme soetGa naar voetnoot17
Alleen soecken te prijsen.
Och oft elck wel nae-docht
Die hem een Christen roemt,
Dat den naem eyscht volbrocht,
Daer men hem hier na noemt,
En dat haer toe-behoort,
Die Christus name dragenGa naar voetnoot18
Na zijn ghebodt en woort,
Den selven te behaghen.
Elck moet door-soecken snelGa naar voetnoot19
Zijn eyghen werck, en gang,Ga naar voetnoot20
En overpeynsen wel
Al zijn doen van aenvang,
Of sulcx al is gheschiet
Wt rechter vrees des Heeren,
Want Godt het harte ziet,
En weet al ons begheeren.
Gantsch al ende gheheel
Moet hier een Christen knecht
Soecken het beste deel
Na Schrifts verhalen slecht,
| |
[pagina 64]
| |
En oock in soet en suer
Hem altijt wel ghenoeghen,
Ga naar voetnoot21En als een Kindt Godts puer
Zijn wil in Godts wil voeghen.
Ga naar voetnoot22Een yegelijck slae acht
Waer op hy hem fondeert,
Ga naar voetnoot23En houde goede wacht,
Dat het hem niet faeljeert,
Want op gheen fondament
Ga naar voetnoot24Als Christo magh men bouwen,
Dus elck hem daer na went
Wil hy blyven behouwen.
Ga naar voetnoot25Sijn Liefde, en zijn trou,
Oock zijn barmhertigheyt,
Ga naar voetnoot26Tot troost in druck en rou
Van ons moet zijn verbeyt,
Wy mogen nimmermeer
Als int Geestlijck bedroeven,
En hopen op den Heer,
Ga naar voetnoot27Hy troost als wy 't behoeven.
Doch ter rechter tydt waeckt,
Ga naar voetnoot28Den Bruydegom te ontfaen,
| |
[pagina 65]
| |
V Lampen brandent maeckt,
Om so meed' in te gaen
Met die Maeghdekens wijs
Al tot der Bruyloft reyne,Ga naar voetnoot29
Ghenieten Hemels spijs,
En des Levens-Fonteyne.
'T mist wel meer. |
|