Brieven van Nonkel Pastoor
(1935)–Emiel Fleerackers– Auteursrecht onbekend
[pagina 111]
| |
Bertje denkt er soms aan missionaris te worden; nu gaat zijn hart naar Lapland, dan naar Congo. -Nonkel antwoordt: Beste Bertje,
Wat ge me daar schrijft, is heel mooi gemeend. Proficiat!... Uw harteke, zooals de slingerplaat van mijn antieke kastklok, slingert en schommelt nog wel weg-en-weer; maar 't ideaal is er, en, laat me zeggen: ge mikt hoog! Daar zit sapperdeboere een ideaal in de vlucht! En ik zeg: proficiat! 't Verwondert me niet trouwens. Ik ken mijn ras: eodem sanguine nati, twee welpen van één worp! Ideaal is altijd een schoon ding, Bertje. Zooals alle ding dat hoog is... Een adelaar b.v. die boven u | |
[pagina 112]
| |
zweeft; een goudstar b.v. die boven u staat; God b.v. wien ge beneden in de vallei een offer brengen wilt op een glorievlam. En of het nu Lapland weze of Congo; dat 's een kwestie van kleur: wit of zwart; of van temperatuur: 40 graad onder zero of 40 graad boven zero. En zoo 'n detail bederft het ideaal niet. En moge O.L. Heer dat ideaal in u bewaren en bewaken, hoog en heilig! Toen ik uw brief gelezen had, begon ik te droomen Bertje en na te peinzen over de menschen en over de ikheid van de menschen en 't verschil tusschen de ikheid van elkendeen dier dusdanigen. En toen begon ik me - een fantasie die niet zotter is dan een ander fantasie, nie'waar? - de menschen in te deelen: in verschillende klassen; op verschillenden standaard ofte criterium. En ik deelde ze aldus in: Polychromisch: witte, zwarte, roode, gele, bruine. Maar dit verschil gaat niet diep. 't Is maar een huid dik. Ethnografisch: brachycephalen ofte kortschedeligen; en dolichocephalen ofte langschedeligen. Maar die classificatie dunkt me niet kristelijk; en om de menschen in te deelen, moet ge ze niet uitschelden. Kultureel: wilde menschen en tamme menschen. Maar die indeeling werkt niet. 't Verschil is te flauw. Sociaal: menschen die zitten en op een knopje duwen; en menschen, die loopen, als er op een knopje geduwd wordt. Maar dit verschil is te grillig en te wispelturig; hangt te veel af van beursgetij. | |
[pagina 113]
| |
En ik ben dan gebleven bij mijn laatste indeeling, wezende als volgt: Bronnen, buizen, tonnen... En deze indeeling drieërlei geschiedt, Bertje, volgens den standaard van het ideaal, dat de menschen bezielt. Bron is de man, gezegend en gebenedijd van den Hemel: zooals Mozes, Bertje, die 't water uit de rots slaat; of van de Muze: zooals Homeros, Bertje, die de rhapsodieën uit zijn mouw schudt; of van 't Genie: zooals Colombus, Bertje, die een kiekenei rechtzet en Amerika uit het verre pekelveld optoovert. Bron is de man, die 't eerste paard temt, Bertje; de eerste vuurvonk uit de keien tikt, het poeier uitvindt; den Hemel schept of opendoet... En ge ziet al, nie' waar, Bertje, wat een Bron-bron de Schepper is, en wat een Bron-bron O.L. Heer Jezus Christus! Ton is iets anders, Bertje, teenemaal, - toto coelo! - iets anders. Een ton, een vat ónt-vángt; en capaciteit is haar heele essentie. Bé-vát-tén!... Essentieel receptief... En haar sociale roeping bestaat in: gapen. Ton aldus is de man, die gaapt en giet; die als 'ne parasiet zit en schuimt op de schotels van zijn medemensch; als een schimmelplant het sap zuigt van de moederplant; als 'ne paddestoel woekert te midden en ten koste van de lieve bloemen. Ton is de man, die thuis zit met dikke schijven en warme voeten; en zeeschuimt op de schepping... Et factum est vespere et mane; en de dag is om en voorbij; en den heerlijken Godslieven dag heeft hij niets gedaan dan zijn eigen zelvigheid vol | |
[pagina 114]
| |
en vet geprofiteerd. En niets geeft hij terug aan medemensch of schepping. En ze begraven hem daarmee, in zijn volle vet. Maar buis is weer iets anders, Bertje. En als de Heer u niet speciaal heeft geteekend en getikt om bron te wezen, - dan Bertje! wees buis! Want, wat is een buis? Ooren open, Bertje! Die buis ontvangt uit de bron, giet over in de ton... En dat's geen klein bier, Bertje! Ecce laus! zoo klinkt de lof! Een buis; b.v. een simpele regenbuis langs mijn gevel, - ze leidt het water uit de hemelbronnen naar de menschentonnen; en waar zou het heerlijke water Gods gaan zonder de buis? Een buis - dat is het loopke achter de pastorij; de rivier hooger-op, - de Schelde. Dààr gaan de schepen; en langs die Schelde-buis vloeit de trafiek der verbroedering. Een buis, - dat is nog ...maar, Bertje! zoek zelf eens wat buizen op. En vergeet onzen ouden schoolmeester niet, die wijsbejaarde en grijsbehairde buis, waarlangs de Wetenschap, uit onuitputtelijke bronnen, vloeien ging in het weetgierig - o zóó! - tonnetje van uw prilste kinderjaren. En vergeet ook de pastors niet, godgeleerde buizen, waarlangs het woord Gods, en de wijsheid Gods, en de vergiffenis Gods, en de genade Gods, en de heiligheid Gods, neervloeit in de zieletonnen - helaas! zoo dikwijls lek - van de parochianen. En als ge me zegt: ik hoop missionaris te wor- | |
[pagina 115]
| |
den, - dan zegt ge juist: ik hoop eens buis te worden. En ik zeg: Proficiat! Als ge 't met Gods genade ooit zooverre brengt, Bertje, dan zal ik fier zijn, meer dan betaamt. En als ik dan b.v. met Mr den Deken, of Monseigneur, spreken zal, dan, van tijd tot tijd zoo, zal ik er tusschen lappen, stillekes: Mijn neef, missionaris in Congo, of in Lapland... 'k Weet niet meer wat voor mensch in zijn levensvlag de leuze krosjeteerde: Aut Caesar aut nihil - of Caesar of niets! - Dat's royaal gesproken, dunkt u niet? 't Is vooral desperaat gesproken, zóó extremist: Caesar of niets, - 't zijn de twee uiteinden van de lijn der menschelijke mogelijkheden. Wat tusschen die twee uiteinden ligt, is: middelmatigheid. En middelmatigheid is wel niet uit den booze; toch, uit den lamme, den lagen lamme. En juist nu: een man met een ideaal werkt zich omhoog uit den lagen lamme; dat is: uit de middelmatigheid. En 'ne Franschman, een zekere Psichari, meen ik, schreef zoo, Bertje: Dès que l'on a fait un pas hors de la médiocrité, l'on est sauvé. - Als ge maar éénmaal één stap hebt gezet uit de richting der middelmatigheid, dan ben-je gered... Gij zijt gered, Bertje, vermits: missionaris! dat is: Caesar! dat is: één stap uit de richting der middelmatigheid! En 'ne Caesar zijt ge wel - alleen een beetje beter - als ge daar zult voorttrekken door uw missieland, met uw zwarten, of witten, of bruinen toog | |
[pagina 116]
| |
als paludamentumGa naar voetnoot(1), met uw hooge wenschen als legioenen, met uw woord en wijsheid als vexillumGa naar voetnoot(2), met uw Kruis als gladiusGa naar voetnoot(3), met uw gebed en brevier als clypeus en scutum...Ga naar voetnoot(4) Als ik geen zestig jaar oud was, en met de jicht in mijn knie, 'k ging mee met u, Bertje Caesar, - nomen darem! - stipendia mererem!Ga naar voetnoot(5) - 'k zou uw Labienus zijn, - Labienus legatus,Ga naar voetnoot(6) fortissimus vir!... Ik constateer dat deze brief nog al lang wordt... En 'k zwege liever. Maar één puntje moet er nog bij. En dat is dit: Peins niet dat ge met dat missionarisleven veel glorie zult inoogsten. Dat hoeft ook niet. Als ge menschelijke glorie, - en menschelijke centen, - wenscht te garen, dan gaat ge beter niet uit op zielen, maar op kaoetsjoe en koper en zeep, in Congo; op pelsen en vossenvachten in Lapland. Als ge uit zijt op menschelijke glorie, dan spant ge best een Zeppelin in, met den ganschen boel binnen en buiten tip-top-af; en vaart ge voor acht of veertien dagen, rap-weg rap-weer, en gaat ge eens kijken waar de Noordpool vast zit, - wat we trouwens al weten; - maar missionaris gaan spelen in Lapland, 20-30 jaar lang, en slapen in de sneeuw en onder 't ijs, | |
[pagina 117]
| |
en van stokvisch leven heel 't jaar door: dàt, Bertje! brengt geen glorie op, en vooral geen centen! Maar ik zeg: dat hoeft niet! 't Is voor 't geloof! Zoodanig zijn de wegen van de wereld! Roert ge 'ne pink voor de wereld, - al de gazetten staan er vol van! en klinken gaan de klaroenen van de gevleugelde Fama! maar laat u vierendeelen en stroopen en kruisen voor de zielen en voor God, dan zwijgen ze u dood. En dat 's misschien zooveel te beter. 't Is in alle geval zooveel uitgespaard, Bertje! En als niemand u aanspreekt, dan moet ge niet antwoorden. Bertje, houd er dat ideaal in. En bid... ik bid ook voor u. - En los de temperatuurkwestie op: Congo of Lapland. En werk en wees braaf. Want met al te steil naar uw ideaal op te kijken, zoudt ge soms gaan struikelen over de molshoopen vóór uw voeten; ik wil zeggen: uw kleine dagelijksche plichten! Volbreng het kleine perfekt, en houd uw hart vol met het groote. Lees nog eens: Gezelle's Excelsior! Nog wat rommel nu: De veldwachter is gedekoreerd. Schrijf hem een woordje felicitatie. Sofie heeft een valling. De helft van den tijd staat ze te niezen; de ander helft zit ze te snutten. En met mij is 't primo cartello. En hiermee zend ik u een kruiske - en moge O.L. Heer dit kruiske laten gedijen!
Nonkel Pastoor |
|