schuimt en schreeuwt, klotst en botst de massa, krank en kreupel, oud en jong, sterk en stout, stram en stijf, ziek en gezond, - vooruit! allen bezield met den geest, den ‘struggle for life’ - altijd maar om vooruit! en om het eerst!
En voorbij me stampt en stormt de eerste groep, - een massa vetgevoed en volgevuld. Ze zweeten en zwoegen, puffen en paffen, vagen onder 't loopen 't zweet weg van hun voorhoofd. En ik roep zoo: ‘Wie zijt ge?’ En ze hijgen me toe: ‘Financielui!’ - ‘En,’ vraag ik, ‘waarom loopt ge zoo?’ - ‘We moeten er geraken!’ - ‘Er?... Waar ligt dat: er?’ - ‘Ginder!... Geld!’ -
En een tweede groep stormt op. Dat zijn de artisten, dichters, generaals, schilders, herkuuls, sportlui, cinema-stars. Ik vraag: ‘Wat loopt ge zoo?’ - ‘Wij moeten er geraken!’ - ‘Waar ligt dat: er?’ - ‘Ginder!... Glorie!’
En een derde groep, - de groep van de geleerden, peinzers, starrekijkers, uitvinders, wereldontdekkers... - ‘Waar loopt ge naartoe?’ - ‘Wij moeten er geraken!’ - Waar: er? - ‘Ginder!... Wetenschap!’
En een vierde groep! Dat is de groep van de heiligen, martelaars, belijders, eremijten. - ‘Zegt me, heilige menschen, wat beteekent dat geloop?’ - ‘Wij moeten er geraken!’ - ‘Er? Waar ligt er?’ - ‘Ginder!... Heiligheid!’
En dat nu, Bertje! is de Banjir der Ontevredenen...
En langs de baan zit me daar een broekventje te kijken. En ik vraag: ‘Zeg me, broekventje, loopt ge