| |
| |
| |
Bertje is ‘souffleur’ in een tooneelstukje, een drama, en toekomenden keer mag hij zelf meespelen.
Nonkel antwoordt:
Beste Bertje,
Souffleur... Souffleur in 'n tooneelstukje, een drama?...
Apropo van 'n souffleur in 'n tooneelstukje, een drama, zal ik u eerst wat souffleursnieuws vertellen uit de parochie. Verleden week vierden de ‘Ware Broeders’ hun tooneelfeest en voerden een drama op: ‘De laatste dagen van Godfried van Bouillon’ - eigenmaak. Eigenmaak in zoo verre dat de Koster voor de verzen had gezorgd, en de Schoolmeester voor de rijmen. - De zaal zat bomvol; de Bur- | |
| |
meester en uw dienaar zaten voor; wij stonden in voor de majesteit, ziet ge, en veldwachter Klodde stond in voor de orde. Jan Lazoire was souffleur. Het stuk liep goed van stapel, en doorheen vier bedrijven en half stonden de spelers hun besten man. Vooral Piet Slagers... 'n Reus van 'n Godfried en een stem van 'n leeuw wien ze 'nen tand trekken.
Maar in de tweede helft van 't leste bedrijf, daar haperde wat... Want juist toen ze Godfried in zijn doodskist ten grave droegen, en dat Seppe Katoen, eerste feldwebel van Godfried, al gereed stond om een lijkrede af te steken, springt me daar Jan Lazoire uit zijn souffleursbak op het tooneel, met in zijn één hand een ledige flesch, en in zijn ander het souffleursboekje, duwt Seppe en heel de kruisvaarderij tegen de schermen, en roept: ‘Ik spreek vandaag de lijkrede uit!’ - en hij was inderdaad al op vaart: - ‘Dag Piet Bouillon! dag Godfried Slagers! Vaarwel met tranen in onze oogen’... toen veldwachter Klodde er al bij stond en met zijn sabel den redenaar in de ribben sloeg, zoodat deze met redevoering en flesch en al, over de doodskist van Bouillon heentuimelde. - Drie Kruisvaarders, onder 't commando van Seppe Katoen, leien toen hun bewuste vuisten op Lazoire en sleurden hem weg; maar Jan greep een koelisse vast, loste niet, trok, rukte, sleurde, tot al met eens heel 't barakkement van schermen, koelissen, hemels, friezen, gordijn en theater omneerstortte in 'n warboel van belang!
- ‘Kom, we trekken er van door’ - zei de
| |
| |
Burgemeester; wat we deden, majestatisch, - althans, zoo majestatisch mogelijk.
Wat er gebeurd was?... Jan Lazoire had simpelweg, in plaats van een fleschje limonade om zijn keel te kuischen, een flesch alkool - alkool! - in zijn hokje meegenomen... Een vergissing, die bij voornoemden Jan Lazoire nog al begrijpelijk is...
En om nu ook maar 't einde van die geschiedenisse te vertellen: tot een proces is 't niet gekomen. Veldwachter Klodde zou het nog 'ns uitlaten; maar toch heeft hij aan Jan een goeden raad gegeven en gezegd: - ‘Ik weet niet, Jan, waarom ge zoo verslaafd kunt zijn aan den alkool, als de genever zoo goed is!’ -
En gij nu, Bertje, gaat dus op uzelf de gewichtige taak nemen, souffleur te wezen in een tooneelstukje, een drama!... Eerst en vooral, Bertje, in naam van al wat respectabel is, in naam van Melpomene, muze van de treurspelerij, in naam van de aloude dynastie der Bartholomeeuwissen, doe niet, - hemeltje-lief! - doe niet, Bertje, zooals Lazoire! Souffleur, doe uw souffleursplicht tot het einde toe, inclusief, - stil en trouw lijk de starren. 't Is een verloren hokje, waarin ge zitten zult, en een nederig postje dat ge te bekleeden hebt; en op het programma der feestelijkheden, waarop al de spelers, van Keizer tot stalknecht, te prijken staan in vette drukletters, zal uw naam niet te vinden zijn... 't Nageslacht zal nooit vernemen wie souffleerde!... In de zaal zelf, zal bij de opvoering niet één ziel opstaan om den souffleur toe tejuichen! Ze zullen u zelfs niet zien zitten.
| |
| |
En nochtans, de souffleur, die donkere man, daar in dat zwarte hokje, is toch... laat me zeggen de drijfkracht, de Inspirator, de ‘spiritus vivus qui omnia movet’; de Engel die de wateren roert... Maar de burgerij geeft wat fijnekes den brui om Engelen, die de wateren roeren!
Maar wat ik nu zeggen zal, moge u troosten, Bertje... Namelijk: ik zal er bij zijn!... En Mr de Burgemeester komt mee. En terwijl de vastenavondhelden op het tooneel staan te schermen met wapens en woorden, en bliksems in malkanders oogen schieten, met donders in hun stem, heerschappij in hun gebaren; terwijl de zaal giert en zwiert van geestdrift, of stil zit te rillen onder de tragiek, of tranen weent van ontroering, zal ik bij mezelf zeggen: ‘Waar zoudt gij allen, o deklameerende helden! waar zoudt gij staan, indien mijn neefje Bertje, van uit zijn diepe, verdokene nederigheid u niet voorfluisterde wat ge te vertellen hebt?’
Zoodat gij tot het succes van 't stukje meer zult bijdragen dan de hoofdrol - en tevens een goeie daad stelt van nederigheid... ‘Ama nesciri et pro nihilo reputari’...
Dat is mijn bescheiden meening, Bertje, 'k zou er niet van verschieten dat het ook de meening is van O.L. Heer!...
En toekomenden keer moogt ge meespelen... Proficiat! En zooals ik u supra 't geval Lazoire vertelde als exempel hoe ge 't niet doen moet als souffleur, wil ik u eveneens een geval vertellen als exempel hoe ge 't niet doen moet als speler. Ecce:
| |
| |
'k Heb in den tijd een stukje bijgewoond met een beer in; zoo ge verkiest, met een speler in een berevacht. Maar onder de opvoering brak over de zaal een geweldig onweer los, dat de stem der spelers overdonderde... Plots, bij een bliksem die over het theater heenflitste, sloeg de beer een rap kruiske; en hoe kristelijk het was gebeurd en hoe goed gemeend, heel de zaal schoot in een lach, geweldiger dan 't onweer zelf...
En laat mij u zeggen dat het zoo echt gebeurd is, Bertje, want schrijver dezes was de beer, ten minste, de jongen in de berevacht. Ik. Was. Die. Beer!...
Als gij dus meespelen zult, in naam van al de machten en krachten (Cfr. supra): voor één maal in uw leven, ik smeek en ik bid u erom, volg het noodlottig voorbeeld van Nonkel Pastoor niet na!...
Maar - ‘age quod agis!’ Doe uw best! Sta op het hoogste van uw eigen zelf! En wanneer ge dan uit de schermen op het tooneel zult voortschrijden, gij... Bertje de derde, Koning, Groot-Hertog, Prins... meer dan Prins, Groothertog en Koning!... keizer van dat prachtig rijk van 'k weet nog niet waar!... laat zien wie ge zijt en wat ge waard zijt! ...Of als ge maar simpelweg de rol te spelen hebt van kamerknecht, wees de kamerknecht bij uitnemendheid, en speel uw rol alsof ge er den hemel mee verdienen moest.
En dien dag zal ik er ook bij zijn, met Mr den Burgemeester, en, als uw spel me voldoet, zal ik, bij elk woord dat ge spreekt, bij elk gebaar dat ge durft, bij elken oogopslag dien ge afschiet op den
| |
| |
verrader des stuks, zal ik u kronen met een applaus, dat de bomvolle zaal zal meesleuren als een banjir van geestdrift... wat zeg ik!... dat heel de zaal het zal uitgillen: ‘Die keizer daar op de planken - of die kamerknecht in zijn wit jasje, - is zeker en vast de neef van dien uitbundigen pastoor daar!’... Ziedaar wat wij van dien dag maken zullen... Bertje, en 't zal een heerlijke dag zijn voor de glorie van de dynastie der Bartholomeeuwissen... als ge uw best doet, natuurlijk.
En al dit geschrijf over theater, tooneel, souffleurs, keizers en kamerknechten herinnert mij het woord van Vader Vondel:
De wereld is een schouwtooneel -:
elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel...
Schouwtooneel met één woord, schouw tooneel met twee woorden, maar toch altijd: tooneel.
Elk van ons speelt zijn rol. De Voorzienigheid heeft ze uitgedeeld... En op de lijst der personages staan de rollen vermeld: Pausen, Keizers, koningen, schouwvagers, advokaten, burgerluidjes, bankiers, helden, onderpastoors, bandieten, kamerknechten, notarissen en voorts al wat er gelegen en gestaan zal bevonden worden. -
En wij staan allen op de planken van 't wereldtooneel; en sommigen doen hun best, anderen hun half best; dat is half slecht... en anderen nog hun kwaart best... dus drie kwaart slecht... en de rest laat het heelemaal hangen zooals 't hangen wil. En in de schermen staan voor elk speler, twee
| |
| |
souffleurs; één links, en dat is de duivel; één, rechts, en dat is onze Engel Bewaarder... En 't einde van al is - hel of hemel!...
En de rol van eenieder bestaat uit wat de catechismus noemt: de plichten van staat!
De rest, Bertje, laat ik over aan uw diepe bepeinzingen, beschouwingen ende meditaties.
Jantje Poelmans is deze week plots gestorven; zijn rol is afgespeeld; zijn gordijn is afgerold... R.I.P. en bid 'ns goed voor Jantje Poelmans.
En Geertje Klaroen is zinneloos geworden, ook plots, en zoo zot als een musch die aan de geneverbessen heeft gezeten... Geertje zijn licht is uitgegaan vooraleer 't gordijn neerkwam... De wereld is een schouwtooneel...
Met mezelf is 't all right; item met Sofie. - Hiermee zend ik u een kruiske, en moge O.L. Heer dat kruizeke zegenen.
Nonkel Pastoor
|
|