En nu vlei ik mezelf met de zoete hoop, dat ge begrepen hebt, hoe eerloos het was te zeggen, dat het uw gebuur zijn schuld was.
En op voorhand hoop ik nu ook, dat ge beseffen gaat, hoe laf het is geweest, een ander plaats te vragen in de studiezaal.
En nu moet ge 'ns heel aandachtig lezen wat ik schrijven ga. 't Is de moeite waard, geloof ik.
Ecce dus:
'ne Mensch, Bertje, moet zijn plicht doen, en heilig worden, dààr, Bertje, waar de Voorzienigheid hem stelt... De Voorzienigheid, dat is, in mijn geval, zijn Eminentie; in uw geval, Pater surveillant. Zoo begreep het Job, en hij bewerkte zijn heiligheid op 'ne mesthoop. Maar 'ne mensch denkt altijd dat het hem beter, en schooner, en heiliger zou vergaan, als hij elders zat dan waar hij zit. Ik ben zelf ook zoo, Bertje; en dan kan ik soms een uur lang, zitten te mijmeren en te prakkezeeren, wat voor een ideaal Trappist ik wezen zou, als ik maar 'ns in een Trappistenklooster woonde... En intusschen verlies ik uit oog en hoofd, dat ik op mijn pastorij evengoed als te Westmalle, boeten en vasten kan.
En soms zou ik een star willen zijn, een star daarboven tegen den hemel of een genie onder de menschen - en wat zou ik een star zijn van eerste klas... en wat zou ik met verbazing slaan de starrekijkers, die me door hun zienbuizen zitten te bekijken!... intusschen vergeet ik dat 'ne pastor veel beter doet, met simpelweg een stille, gemoedelijke olielamp te zijn, en met simpelweg het werk te doen van een