maar; en heel de schepping slaapt en rust en ronkt, en gij alleen, als een verloren en verlaten ziel, gij ligt wakker!... Verleden nacht was ik eventjes ingedommeld - en plots liep me daar een haan af in de buurt!... Ik dacht: ‘Goed zoo! 't Is dageraad!’ - En 't was juist middernacht! en die haan was er krek vier uren neven!... 't stom kieken!
Maar alweer, Bertje, wij mogen niet overdrijven, en niet te veel kwaad zeggen van ons ploddeke. Ook aan een ploddeke is een goeie kant.
Heilige menschen zouden zeggen: beproeving Gods; wij zeggen: ploddeke. - 't Is eigenlijk hetzelfde ding, met een anderen naam.
En plodje-ziek zijn, is de beste tijd om geestelijk te profiteeren. En toen de Corinthiërs ziek lagen met het ploddeke, schreef hun S. Paulus aldus: Virtus in infirmitate perficitur. Wat bediedt: ‘Ge ligt ziek, o Corinthiërs? - Profiteert er geestelijk van.’ -
Laten we vooreerst zoo weinig mogelijk denken aan ons eigen ploddeke, en zooveel mogelijk aan 't ploddeke van mekander; en geloof me, Bertje, 't is voor mij een zalvende troost, in mijn gloeiende koorts, te mogen peinzen: ‘Nu, op dit oogenblik, lijdt Bertje, en lilt en trilt van de koorts!... Dank u, Bertje, dat ge me de gelegenheid schenkt de schoone deugd te beoefenen, die ze medelijden noemen!’ -
En denk een beetje op de martelaars: S. Laurentius, S. Bartholomeus en op mij en op de zielen in 't vagevuur, en op O.L. Heer aan 't kruis. 't Zal ons helpen om ons petieterig ploddeke gewillig te verdragen, Bertje, en O.L. Heer moet toch zien dat we