'ne Mensch wordt er lyriek bij.
Gij, Wilt, Dus, Tijd, Uitwinnen...
Tijd is een eigenaardig ding, Bertje. En 't staat me nog heel goed voor, wat tijd wij er in de filosofie op versleten hebben, om eens voorgoed er achter te geraken: wat tijd eigenlijk wel mag zijn; en of de tijd vooruitspringt met kleine rappe schokjes of vloeit als een waterke... En 'k weet nog dat 'ne zekere Kant beweerde dat er geen tijd bestaat, de sloeber! maar 'k zal liever die theorie maar van kant laten, want we zouden op hooge torens geraken.
En tijd is een nuttig ding. Wat zouden wij in 's Hemelsnaam gaan doen, als we geen tijd hadden?... Tijd is geld, zegt de Engelschman, en zoodus is in Engeland de luiste mensch de rijkste. Met het geld, dat de tijd is, kunt ge de eeuwigheid verdienen, maar dan moet het goeie geld zijn, echte munt. O.L. Heer, zoo min als onze koster, neemt verroeste centen aan; en ze hebben allebei gelijk.
Ik zou er niet van verschieten dat ge zelf al die beschouwingen maakte, toen ge me zeide dat ge tijd wilt uitwinnen.
En ge vraagt dus een vulpen, liefst 'ne Waterman. Inderdaad, met een vulpen moet ge geen inkt soppen; en dat's telkens zóóveel tijd gewonnen. Heere-God!... Wat moet er, sedert Adam, tijd verloren gegaan zijn en wat zouden wij, als wij al die ontelbare sop-sekondetjes aan elkander voegen, wat zouden we tijd hebben!...
Eigenlijk geloof ik toch, Bertje, dat er nog andere middelen bestaan om tijd uit te sparen. - B.v. el-