slonden!... Ik zeg: probeer dat ook eens, Bertje!... En tracht ook 'ns uzelf te verslinden in de wetenschap, zoodat er niets meer bestaat in de schepping tenzij dit ééne puntje, waarmee ze in de klas bezig zijn. Zet dan een rimpel tusschen uw oogen, vergeet me totaal, mik met al uw menschelijke vermogens op dit één ding, dat ge zien wilt - en begrijpen. En ge zult verstomd staan over uw eigen verstand... Ge zult erbij vallen.
En uw professor ook, die arme man, die het waarlijk niet onder de markt heeft, zal zijn hart voelen popelen bij 't schouwspel, dat er ten minste één jongen in de klas op 't hoogste staat van zijn eigen zelf: iemand-die-met-al-zijn-macht-opletten-wil!... En hij zal denken, Bertje, als hij u daar zitten ziet met dien stoeren rimpel tusschen uw oogen, en die stralende vonk in uw oogen: - ‘Eindelijk! Deo gratias!... Daar zit 'ne genie te broeien!’ -
Maar gewoonlijk zitten al die genieën, juist zooals mijn parochianen rondom den preekstoel, - te kijken, te hooren, te droomen! Maar kijken is niet zien, sapperdeboere! en hooren is niet luisteren! en droomen is niet denken!
Over de nadeelen die soms voortvloeien uit de onoplettendheid, zal ik niet ver uitweiden. Eén voorbeeld volsta. Trouwens het mag tellen.
Twee jaren voorbij, werd op de parochie de benzinepomp geplaatst op de stoep van den mecanicien, ge weet wel. En de burgemeester liet er een plankje tegenhangen - tegen de pomp - met erop geschilderd: Opgelet! En 's anderdaags, bij vollen dag, liep