‘Je krijgt Eva's poppenhuis,’ zei Sylvia's moeder.
‘Een poppenhuis, stel je eens voor,’ herhaalde de vrolijke dame ‘met kleine kamertjes en tafeltjes, stoeltjes, pannetjes, alles. Kun jij je dat voorstellen?’
‘En een stal met koeien en geiten?’ vroeg Malena.
Mevrouw keek verbaasd.
‘Wij hebben echte paarden op stal, zie je, en je mag mee uit rijden gaan.’
‘Heeft u ook een geit, zoals Goudsik?’ vroeg Malena met een tamelijk jammerend stemmetje.
‘Een geit, nee, die hebben wij niet. Geen mens houdt geiten in de stad,’ antwoordde de bleke dame wat verschrikt en radeloos.
‘Ante heeft eens verteld, dat de koning duizend geiten had, dat hij in de stad woonde en dat die geiten vergulde horens hadden en dat ik ze voor den koning zou mogen hoeden.’
‘De koning heeft geen geiten. Maar wanneer wij uit rijden gaan, zul je den koning zelf zien en dan mag je hem vriendelijk groeten.’
‘Eigenlijk, Thora,’ ging zij voort, tot haar schoonzuster gewend, ‘zou ik niet weten waarom wij geen geit konden houden. De geit zou in de stal kunnen staan. De koetsier zou haar kunnen verzorgen. Hij doet alles om Sylvia genoegen te doen.’
‘Maar als we een geit krijgen, dan wil ik graag mee. Dan kunnen Sylvia en ik de geit best zelf verzorgen.’
‘Je hebt gelijk,’ vond de domineesvrouw, ‘en het zal Sylvia goed doen. Geitemelk is gezond. En bovendien, als jullie 's zomers buiten zijn, dan kan de geit daar heerlijk grazen. Maar nu Malena, krijg je nog een verhaal te horen,’ zei de domineesvrouw, die het verstandig vond om Malena's gedachten even af te leiden, met het oog op de spoedige scheiding van Ante.