gooiden dat op het vuur, dat vrolijk hoog opvlamde in de grote haard.
Lisa vertelde van de geiten, die zij verzorgde en waarom de mooiste Goudsik heette. Erik en Kalle hadden elk een veulen en die veulens heetten Ante en Magnus.’
‘Heb je ooit zoiets gehoord. Ante?’ vroeg Malena met een blik achterom naar Ante, die stralend van geluk aan de tafel zat en met zijn hoofd in de handen het verhaal meeleefde.
‘Maar,’ vroeg Malena, met iets van medelijden in haar stem: ‘hij was zeker héél slordig gekamd en gewassen?’
‘Volstrekt niet; de jongens zagen er allebei fris en helder uit.’
‘Gelukkig!’ zuchtte Malena opgelucht.
‘Maar nu komen wij aan een verhaal, wat jij je nauwelijks zult herinneren, omdat je zoveel hebt afgelopen en bij zoveel verschillende mensen bent geweest. Herinner jij je nog iemand, die schoenen en laarzen maakte?’
‘O, Ante! De brilleman!’ riep Malena, schaterend van plezier. ‘In een klein, grijs hutje woont hij. Leeft hij nog?’
‘Lief, warm hartje,’ lachte Sylvia's moeder, terwijl zij de gebaren en gelaatsuitdrukkingen van het kind gadesloeg, wier moeder zij zou worden en in alles wat Malena zei of deed stelde zij belang.
‘Woont hij nog in dat kleine hutje onder aan de berg, de bril... Ante, hoe was ook weer zijn echte naam?’ vroeg Malena.
‘Laars-Pelle, heette hij.’
‘Nou die Laars-Pelle kreeg op een avond bezoek van zeven erg hongerige kinderen.’
‘Vreselijk hongerig,’ zuchtte Malena. ‘Maar wij hadden eten gehad in het begin van de dag, denk daaraan Malena,’ klonk Antes stem.