Kalle, de knecht, die even vóór hen was aangekomen, juist op tijd om de koe uit het water te helpen trekken, vóórdat haar kop ook in het moeras was verdwenen, en Sara stonden naast haar en streelden het dier en spraken het toe. Sara bedankte Kalle, alsof hij alleen de koe had gered, hoewel Elsa verzekerde, dat Ante en Malena Goudster hadden gered.
Zij vertelde aan de kinderen, dat Sara zo'n zwak had voor Kalle, dat zij dacht dat er niets op aarde was wat hij niet kon.
Elsa gaf Malena een hand en Ante liep naast hen, toen zij bij de grootste hut aankwamen; het was al laat op de avond, maar zo licht als op een heldere zomerdag. Alleen zo wonderlijk stil, daar alle vogels, behalve de koekoek waren ingeslapen. Het heldere meertje, dat in de buurt van de veehutten glom, lag zo stil, als sliep het ook, omhuld door een lichte mistsluier.
Maar er kwam leven in de hutten, toen Goudster, waarover allen zich ongerust hadden gemaakt, temidden van het troepje bekende en onbekende mensen verscheen.
De koe rende regelrecht door naar haar stal, gevolgd door Sara.
Ante en Malena bleven samen staan, tot Elsa, die even alleen binnen was geweest, terug kwam om hen te halen, met de woorden: ‘Eten en koffie staan klaar in de woonhut!’ en toen trok zij hen mee naar binnen en daar vonden zij een heel troepje bijeen, wel vijf kinderen telde Ante vlug.
Sara stond in de koele, duistere melkkamer en was bezig om de melk door de zeven in de houten emmers te schenken. De deur naar het grote woonvertrek stond open; in de hoek der kamer brandde op een open haardsteen een groot vuur, dicht bij de deur. Daar stonden