gingen naar de keuken en lieten de slee een eind verder staan. Ditmaal moest Erik bij Goudsik blijven.
Maar nog voordat de kinderen de keuken waren binnengegaan, zagen zij een mooie, jonge vrouw, die aangegleden kwam op een schopslee van een nog hoger gelegen berg, en op haar schoot zat een klein meisje. Het kleintje was gekleed in een wit geitepelsje, een wit gebreid mutsje en zij had keurige laarsjes aan de voetjes, Zij lachte en wipte op en neer op de schoot der jonge, mooie dame, schijnbaar verrukt over het sleetje rijden.
De dame stond op, tilde het kind hoog in de lucht en kuste het: ‘Snoeperige kleine Eta, nu gaan wij naar binnen, nu moet kindje eten en slapen en moeders stevige, kleine meid worden.’
‘Sjik, Sjik, Ante, Aisa...... Isa......!
Het kleintje spartelde wild om zich uit de omarming los te maken.
Mevrouw Gerda wendde zich haastig om. Zij liet het kind los, dat dadelijk wegliep en liet de armen moedeloos neervallen, terwijl zij stil bleef staan toekijken: een beeld van smart en verlatenheid.
De kinderen stonden als versteend. Zij bleven onbeweeglijk en doodstil staan, maar Goudsik begreep de situatie dadelijk: zij blaatte zo hard zij kon en stormde op kleine Greta af.
Wat kon het Goudsik schelen of Greta zo mooi was als een Prinses! Was het niet hetzelfde kleine mensengeitje, dat zij, Goudsik, van melk had voorzien en dat zij warm had gehouden met haar vacht?
‘Sjikkie...... Sjikkie!’ en Greta sloeg haar armpjes om de kop van de geit, die zich naar haar toe boog.
Het kind strekte de armpjes uit: ‘Ante neem Eta! Neem Eta!’
En Ante nam het kleine zusje in zijn armen; hij streel-