De kinderen van de grote fjeld
(1948)–Laura Fitinghoff– Auteursrecht onbekend
[pagina 54]
| |
De brilleman weer alleenDe kinderen waren twee hele dagen bij Pelle gebleven. Hij moest er hartelijk om lachen, toen zij hem vertelden, dat hij hun in 't begin angst had aangejaagd. Hij was alleen maar goed en grappig. De sneeuwstorm was bedaard. Mannen van het dorp menden de paarden voor de sneeuwploeg op de straatweg. Pelle en Ante waren buiten bezig om een pad plat te stampen om de straatweg te kunnen bereiken met de slee. De volgende morgen zouden de kinderen weggaan en allen gingen die avond vroeg naar bed. Toen ze allen goed en wel sliepen, en dat gebeurde zodra zij in 't stro lagen, ging Pelle voorzichtig de deur uit. Hij strompelde naar het dorp. De mensen, die hem zagen gaan, zeiden: ‘Nu gaat Pelle weer naar de kroeg en kunnen wij nog een beetje op onze laarzen wachten.’ Anderen meenden, dat hij gedurende die stormdagen wel dronken thuis had gelegen. Maar Pelle ging niet naar de kroeg! Hij kocht griesmeel in de winkel voor het geld, dat hij ontving voor de afgewerkte laarzen, die hij bij zich had. Suiker kocht hij en een stuk spek en ook kleine verse broodjes van blank tarwemeel gebakken, veertien stuks. | |
[pagina 55]
| |
Hij rekende uit, dat de kinderen er elk twee zouden krijgen bij de koffie, voordat zij er de volgende ochtend op uit zouden trekken. Toen hij volmaakt nuchter thuis ? warn, begon hij dadelijk met een razende vaart te naaien. Hij naaide de gehele nacht door, maar toen stonden er dan ook 's ochtends in de vroegte drie paar nieuwe laarzen klaar, die hij vervaardigd had van stijf, haid vadmalGa naar voetnoot*) en hij zette ze naast het hooi op de vloer. De kleine meisjes hadden zo goed als geen schoenen aan hun voetjes gehad en die voetjes leken wel rauw vlees, gezwollen en rood, toen Ante er de eerste avond de omgewonden vodden had afgewikkeld. En Lisa had een open blaar op elke hiel, zó erg, dat het bloedde en zij schreidde toen zij de oude laarzen uittrok. Toen de kinderen vroeg in de ochtend weg zouden gaan, was het erg koud en 't scheen niet zeker, of zij nog niet een staartje te wachten hadden van de sneeuwstorm. De lucht was grijs en onrustig. Pelle had de kinderen zelf op alle mogelijke manieren ingepakt en hij vond het vreselijk om ze weg te zien trekken. Als hij nu tenminste de geit, dat prachtdier mocht behouden, dat zo rijkelijk melk gaf! Pelle meende, dat het gemakkelijk zou zijn om de brandewijn te laten staan, als hij zoete melk kon drinken, telkens wanneer hij er trek in had, vooral wanneer hij dorstig was van de zoute spiering na het ontbijt en het middageten. Bovendien konden de kinderen toch zo'n lastige geit niet overal meeslepen, dus besloot hij hun te vragen om de geit te mogen behouden. Hij zou er hun wat geld voor geven, want nu hij aan het werk was getogen, zou het niet moeilijk zijn om dat te verdienen. Maar er was geen sprake van, dat zij Goudsik wilden | |
[pagina 56]
| |
afstaan! Goudsik, die hun warmte en eten gaf, waar zij zulke beste vrienden mee waren en die zo gezellig en van ouds bekend met hen allen was. Vadertje moest niet boos zijn! Maar voor al het geld van de wereld wilden zij Goudsik niet missen. ‘Zodoende, dat jullie ook goede vrienden van haar bent en van haar houdt. Dan moet ik het zonder haar stellen,’ zei Pelle zachtmoedig. ‘Wij hebben het hier zo best gehad en ik dank U hartelijk uit naam van allemaal,’ zei Ante, terwijl hij Pelle de hand reikte en hem zo trouwhartig en ernstig aankeek, dat Pelle dacht, dat hij het niet zou kunnen dragen om hen te missen. ‘En denk er aan, dat de kleine cactus elke dag zon moet hebben en ook water. Als wij terugkomen, dan breng ik een andere mooie bloem mee, vadertje,’ zei Malena. En ook zij gaf hem een hand, neeg en bedankte. Lisa dankte natuurlijk ook. Zij kon het niet zeggen of tonen, hoe blij zij was met de nieuwe laarzen. De kleintjes werden opgetild. Greta strekte haar armpjes naar hem uit en gaf hem een zoen en zei: ‘Eta dank ook!’ ‘Zij wil vadertje een zoen geven, omdat zij zulke mooie schoentje heeft gekregen,’ verklaarde Malena. ‘Zodoende! Foei, ik arme dronkelap, ik ben niet waard om dicht bij zo'n engeltje te komen......’ Pelle draaide zich plotseling om en ging alleen het lege huis binnen, waar het nu zo netjes was. Hij ging bij de haard zitten en dikke tranen biggelden hem langs de wangen, alsof alle vreugde nu uit zijn leven was verdwenen. De waakhond, die heel tevreden het onbehaaglijke troepje had zien verdwijnen en vrolijk kwispelstaartte tot afscheid, jankte nu jammerlijk en medelijdend, toen hij binnenkomend zijn baas in zulk een zwaarmoedige stemming aantrof. |
|