‘Ja maar, wacht eens,’ bedacht Malena zich. Fluks sprong zij op. ‘Ik heb de kleine cactus meegenomen in onze rugzak.’
Zij ging naar de zak, die aan een haak bij het raam hing, zocht tussen alle rommel en haalde een zakje te voorschijn.
‘Kijk eens, hij leeft nog, die mooie, aardige, kleine cactus; de aarde zit er nog aan vast. Zeg vadertje, geef mij een stukje berkenbast om hem in te poten.
Pelle wees waar zij dat kon vinden.
Toen plantte Malena de gehavende cactus in het stuk berkenbast, waarvan zij in een handomdraaien een potje had gemaakt; maar de cactus kon toch niet bepaald bogen op de woorden mooi en aardig.
Zij fluisterde even met de ouderen. Verlegen, maar met een plechtig gezichtje ging zij toen naar hun gastheer toe.
Met een bevend stemmetje vroeg zij of hij haar kleine mooie cactus ten geschenke wilde hebben. Zij had hem van den onderwijzer op school gekregen en er kwamen later zulke prachtige vuurrode bloemen aan, zo groot als een koffiekop. Maar de cactus moest voor het raam staan, zodat de zon haar beschijnen kon en moest ook elke dag water hebben.
Pelle had niet veel verstand van bloemen. Hij vond, dat deze veel geleek op de staart van een bever, maar een met scherpe, kleine naalden.
Maar wel begreep hij, dat het kleine meisje iets weggaf, waarvan zij heel veel hield, dus maakte hij het militaire saluut, daar hij geen pet op had om af te nemen en gaf haar de hand om te bedanken.
‘Alsjeblieft,’ zei Malena. zo koninklijk minzaam, als had zij een hele bloementuin weggeschonken.
‘Ik weet eigenlijk niet hoe wij zonder brood zullen