Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname
(1770)–Philip Fermin– AuteursrechtvrijBehelzende al het merkwaardige van dezelve, met betrekkinge tot de historie, aardryks- en natuurkunde
[pagina 303]
| |
Vier en twintigste hoofdstuk.
| |
[pagina 304]
| |
zel naar zich te neemen, denzelven uit te hongeren, en meest altyd tot eene vervaarlyke magerheid te brengen, zonder dat eenig worm-verdryvend middel, hoe genaamd, in staat zy dezen worm in zyn geheel te verdryven, maar wel in stukken en brokken. Nogthans heeft de Geneesheer Herrenschwand, geboortig van Morat in Zwitzerland, by geval een voortreflyk middel uitgevonden, welks krachtdaadige uitwerking van dien aart schynt, dat men daaromtrent niets beters zou behoeven te verlangen. Men heeft zomtyds maar eens van deszelfs poeder te gebruiken om den Lindworm te verdryven; maar hy komt altyd leevendig uit het lighaam, en zo geheel als mogelyk is; en, wat meer is, met het voorste gedeelte, eindigende in eenen dunnen draad, 't welk van groot belang is. Men verzekert dat dit middel op een groot aantal menschen met allen moogelyken goeden uitslag gewerkt heeft. Hoe veele zwaarigheden geeft deze wonderlyke Worm niet aan de hand om op te lossen? Welke is zyn oorspronk? Hoe teelt hy voort? zyn 'er van verscheidene soorten? Is 't maar een eenig dier, of een keten van Wormen? Groeit hy, eens gebroken zynde, weder aan? vindt men 'er altyd maar een van zyne soort in een en hetzelfde voorwerp? Alle vraagstukken, die niet wel zullen kunnen opgelost worden dan door den tyd, en menigvuldige herhaalde proefneemingen. | |
[pagina 305]
| |
Ga naar margenoot+Zie hier een punt, waar door het vooroordeel zal worden uit den weg geruimd, welk men zedert veele jaaren, in Europa gevoed heeft, aangaande eene soort van Worm, dien men zegt, dat zich in 't lighaam der Blanken indringt; want het is niet dan eene zuivere verbeelding; te meer, om dat dit dier oorspronkelyk is uit Afrika, en nooit in 't land gevonden wordt, dan by de geenen, die 'er het zaad van mede brengen, zo dat de Negers maar alleen aan deze soort van Worm onderhevig zyn, die zich in alle de deelen van hun lighaam ontdekt, doch meesten tyd aan den aars, dyen en beenen. Daar zyn 'er van acht ellen lang. Hy zet zich tusschen vel en vleesch, en kronkelt zich aldaar verscheidene maalen in een. Hy veroorzaakt geen groote pyn, dan wanneer hy eene opening in 't vel zoekt te maaken, om 'er uit te komen, 't welk men bespeurt aan een klein zweertje of puistje, welk daar door veroorzaakt wordt, en van eene wonderbaare hardigheid is. Op het oogenblik dat deze Worm door wil breeken, komt 'er eene kleine opening, daar een scherp vocht uitloopt, welk den worm met zich trekt, dien men dan ook zo spoedig als mogelyk is by den kop moet zien te krygen, die plat en gewapend is met twee kleine hoorens; vervolgens rolt men hem langzaamerhand op een klein houtje, berookende ondertusschen de wond met tabak, waardoor de doortogt van den Worm merkelyk verligt wordt; doch men moet zorg draagen | |
[pagina 306]
| |
denzelven niet te hard aan te tasten, want dan zou hy breeken, en eene byna ongeneesbaare onsteeking veroorzaaken. Om dit ongeval te verhoeden, zo moet men, zo ras men merkt, dat de Worm tegenstand biedt, en zich niet zo gemaklyk meer laat uithaalen als voorheen, deze werking tot den volgenden dag uitstellen; ondertusschen laat men hem op het houtje opgerold, daar men een pleister van dubbelde Diachylon oplegt, tot dat men weder begint. Deze werking moet op dezelfde wyze herhaald worden, tot dat 'er de Worm geheel uit is, waarna de Neger geheel verlost is van een' vyand, zo schadelyk voor zyne gezondheid. De gedaante van dezen Worm is rond, dun en zeer los; men heeft geen voorbeeld, dat een Blanke ooit door dit dier aangetast is, gelyk men heeft willen verspreiden; zynde het zaad daar van niet bekend dan onder de Negers in Guinéa. Ga naar margenoot+Men geeft den naam van Ascarides,Ga naar voetnoot(b) aan kleine Wormen, die zich aan 't uiterste van 't intestinum rectum plaatsen. Zy gelyken naar lange angels, en hunne kleur is natuurlyk wit. De kinderen worden 'er alleen van gekweld, en lyden 'er eene sterke jeukte door aan den aars. Het is ongemaklyk, deze Wormen te verdryven; doch de meeste Geneesheeren stemmen echter toe, dat 'er geen beter middel is dan de zelven door worm-verdryvende buikzuiveringen, en van | |
[pagina 307]
| |
bittere planten gemaakte klisteeren, onder uit te dryven. Men wil dat 'er de Paarden ook van aangetast worden. Ga naar margenoot+Dezen naam geeft men aan eenen Worm, die gemeenlyk rond is. Hy is een voet lang, geheel wit, en byna zo dik als Tarwe-stroo, of als een gansen veer: deze kwelt de kinderen even als de voorgaande. Ga naar margenoot+Langs de kust vindt men eene soort van Waterworm die lang en dun is, en volmaakt naar eene Pissebedde gelykt. Voor op het hoofd draagt hy twee kleine spitse hoorens. Alle deszelfs voeten die ruig zyn van hairen en kleine steekels, werpen van zich een' fraeien glans van verscheidene kleuren. Hy is dezelfde, dien Seba afbeeldt in zyn Thes. 1. Taf. 73. No. 4. Ga naar margenoot+De Houtwormen knabbelen gemeenlyk de schepen, 't welk zy met zo veel woede en geweld doen, dat de balken, en het hout der boeggangen daar door als een zeef worden, en dus in gevaar raaken van water te scheppen, en te vergaan. Derzelver lengte gaat tot een' halven voet. Hun geheele lighaam bestaat uit verscheidene ringen. Aan ieder zyde van den buik hebben zy oneindig veele beentjes, allen gewapend met haaken. Derzelver hoofd is met twee in alle opzichten gelyke schulpen bedekt, welken aan de twee zyden geplaatst, aan 't einde spits zyn gelyk het yzer van een boor, en zich afzonderlyk van elkanderen kunnen beweegen, en speelen. Deze soort van helm, welke het hoofd van den Worm omringt, | |
[pagina 308]
| |
is zeer hard, in vergelyking van 't overige des lighaams, welk zeer zagt is, en in de lucht ras verdroogt en tot stof wordt, blyvende het hoofd alleen in zyn geheel, door behulp van den helm, waar door het behouden wordt, de Worm al zyn werk doet, en in zyn voedzel en wooning voorziet. Hy doorboort het hout met zyne twee schulpen, die beweegende als het gemelde werktuig; en naardien deze helm het hoofd dikker maakt, dan 't overige lighaam van den Worm, zo is hem de doortogt, dien hy door denzelven gemaakt heeft, groot genoeg om zich schielyk te vestigen. Deze Wormen zyn op de rede van Suriname zo overvloedig, dat de Kapiteins beschroomd zyn, om 'er lang te blyven liggen met hunne schepen, ten ware zy wel zorg draagen, dat dezelven ter dege gekalefaterd worden; gelyk het, by myn' tyd, gebeurd is, dat een schip, welk omtrent tien maanden op de reede gelegen hadt, byna gansch doorknaagd was van deze Wormen, en de Kapitein verpligt was, het geheel te doen kalefateren, eer hy vertrok, om dat het aan alle kanten lek was. De Engelsche schepen zyn daar nog meer aan onderhevig, om dat die in een modderachtigen grond ankeren, alwaar deze dieren nog liever zyn dan in helder stroomend water. Ga naar margenoot+De AardwormenGa naar voetnoot(c) zyn kruipende, ronde, zagte en vleezige diertjes, die bleekrood van | |
[pagina 309]
| |
kleur zyn, en zich in de aarde onthouden; zy hebben noch oogen, noch voeten, noch ooren, noch beenen, en echter zyn ze voorzien met de voor hun noodige zintuigen. Zy zyn gemeenlyk zo dik als de schaft van eene penne, tweeslachtig en eierleggende. Zy hebben een' mond en een' aars, paaren met het bovenste van 't lighaam, en buiten de aarde. De olie van Wormen is versterkende, verzagtende, en uiterlyk gebruikt, goed voor koude in de leden. Men maakt 'er ook een poeder van, die openende, afdryvende en zweetverwekkende is. Men geeft 'er van twintig tot dertig greinen van. Ga naar margenoot+De BloedzuigerGa naar voetnoot(d) is een Worm, die in zoet-water leeft, en in moerassige Savaanen gevonden wordt. Hy is ruim een' vinger lang, en zomtyds meer getekend met stippels en streepen, glad gelyk een Aal, tweeslagtig en leevendige jongen voortbrengende. Dit dier is zamengesteld uit oneindig veele ringen, heeft aan 't voorste einde een' driehoekigen bek, daar drie scherpe tandtjes in verborgen zyn; deszelfs achterste gedeelte eindigt in een rond kussentje; zo dat deze twee deelen zich zamen kunnen trekken. Deze soort van Wormen gebruikt men om het bloed te zuigen, ten einde de vloeden, en byzonder die der aanbeiën, door de ont- | |
[pagina 310]
| |
lastinge der bloedvaten, af te wenden, of te beletten; doch men heeft dikwils moeite om het bloed tegen te houden, na dat men den bloedzuiger weg genomen heeft, of liever, na dat hy van zelven opgehouden heeft te zuigen; want het gebeurt dikwyls, dat 'er groote bloedstortingen op volgen, die den zieken veel verzwakken. Om zich van deze dieren te bedienen, zet men 'er een op een' ader, ter plaatse daar men wil dat hy zuigen zal; waarna het dier 'er zyne drie tanden in zet, het bloed naar zich trekt, en zuigt, zich daar mede opvult, en verzadigd zynde, 'er van zelfs afvalt: wil men den Bloedzuiger daar eerder af hebben, dan heeft men hem maar een weinigje zout op den rug te strooien. Ga naar margenoot+De Slek isGa naar voetnoot(e) een kruipende Worm, die een schulp, of huisje heeft, en behoorende onder de tweeslachtige dieren; haar lighaam bestaat uit een hoofd en een lyf, welk puntig en staarts gewyze eindigt. Alle haare deelen zyn zagt, en overtoogen met een slymig vogt. Wanneer het dier zich voortsleept, maakt het eene kringswyze beweeging, als die der golven; en als het wil, kruipt het geheel in zyn huisje, welk het altyd met zich draagt, naardemaal een gedeelte van den rug aan hetzelve vast is. Men vindt dit dier in alle tuinen. Ga naar margenoot+De roode SlekGa naar voetnoot(f) is een dier, welk op de | |
[pagina 311]
| |
aarde kruipt, naakt en zonder huisje leeft, en van de andere Slekken niet verschilt, dan dat het langer is, en geen dekzel heeft. Zyn kleur is rood bruin. Het is tweeslachtig, gelyk de voorgaande, en wordt insgelyks in de tuinen gevonden. Ga naar margenoot+De Zee-NavelsGa naar voetnoot(g) zyn eigenlyk Zeeslekken, die besloten zyn in een bruin uitgegroefd, hobbelig huisje, welk met punten gewapend, en van binnen glad is. Dezen behooren niet onder de klasse der tweeslachtigen, maar hebben haare mannetjes en wyfjes, die paaren gelyk de meeste dieren. Men vindt ze langs de Zee-kusten. |
|