Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname
(1770)–Philip Fermin– AuteursrechtvrijBehelzende al het merkwaardige van dezelve, met betrekkinge tot de historie, aardryks- en natuurkunde
Vyf en twintigste hoofdstuk.
| |
[pagina 312]
| |
fen, die zo hard zyn geworden, dat zy in 't water niet meer zagt te krygen zyn. Nogthans vindt men 'er die week zyn, gelyk de Talk, en anderen, welken luchtgaten hebben, gelyk de Puimsteen. Ook ziet men 'er, die zeer hard zyn, en niet dan met staal en amaril kunnen bewerkt worden, gelyk de Agaatsteen en Jaspis. Door de Aarde versta ik niet de stoffe die in 't vuur smelt, gelyk de Metaalen, noch die zich in 't water ontbindt, gelyk de sappen, noch ook de harde of verdikte lighaamen, gelyk de steenen; maar ik begryp 'er door de stoffe, welke door eene verzameling van op een gehoopte lighaamen gevormd wordt, en waaraan de Natuur, altyd wonderbaar in haare verschillende werkingen, zo veele onderscheidene reuken als kleuren gegeeven heeft. Maar dewyl alle de Aardstoffen vermengd zyn met steenachtige, zoute, zwavelachtige en metaale deeltjes ('t welk een groot onderscheid tusschen dezelven veroorzaakt) zo kan men ze niet dan voor zamengestelde lighaamen houden, en 'er slegts het onderscheid, voortvloeiende uit derzelver vermenginge, van aanmerken; waar uit volgt, dat de vermengde lighaamen, welken de Natuur in de ingewanden der Aarde voortbrengt, of smeltbaar of niet smeltbaar zyn. Die na de smelting hunne hardigheid verlooren hebben en niet gesmeed konnen worden, worden eigenlyk sappen genoemd. Men verdeelt de Aardstoffen in 't alge- | |
[pagina 313]
| |
meen in kleigronden, en alkalische of kalkgronden; en men wil zelfs, dat men de hoedanigheid der Aarde en van derzelver vermenginge, zo wel door den smaak als reuk kan kennen, om dat enkel zuivere aarde geheel smaakeloos is, daar de aarde, die met eenig mineraal vermengd is, gemeenlyk een zeer slegten smaak heeft. Het is buiten twyfel, dat de bekwaamste plaatsen tot de vorming der metaalen de aders van de aarde zyn, welken door de gansche uitgestrektheid van haar groot lighaam verspreid zyn, gelyk het bloed in het lighaam der dieren. De Mineraalkenners geeven den naam van aders aan dat ledige ruim, welk zich bevindt tusschen twee Caxas, of kamers, daar men allerleie soorten van Mineraalen in vindt. Door Mineraalen moet men verstaan alles wat tot het ryk der Mineraalen behoort. Indien het waar is, dat de aders der Mynen by geluk en toevallig ondekt zyn, het is niet minder waar, dat men dikwyls alleenlyk op goed geluk graaft, en 't fortuin den uitslag volkomen regelt. Indien men niet slaagt, werpt men de schuld op den aart van den grond, welken men dan voor onvruchtbaar en dor houdt, en als door betoveringe, eensklaps ontbloot van alle zyne eigenschappen. Doch dezelfde berg, die nu van onvruchtbaarheid beschuldigd wordt, zal, tot deszelfs verdediging, de nakomelingschap, welke misschien verlichter zal zyn, de overtuigendste bewyzen geeven van | |
[pagina 314]
| |
de bergstoffen en nuttige mineraalen die hy behelst, om dat hy kwaalyk onderzogt is geweest. Dit zal, ongetwyfeld, den eenen of anderen tyd, met den Blaeuw-Berg geschieden, dien ik in myn eerste Hoofdstuk beschreeven heb. Deze Berg is vol mynen; maar de onweetendheid en het kwaad bestier van de kompagnie Mineurs, welke de Heeren van de Sociteit van Suriname hadden opgericht, om deze Mynen te onderzoeken, heeft eene zo heerlyke onderneeming in 't riet doen loopen, welke zekerlyk aanmerkelyke inkomsten opgebragt zou hebben, indien men het belang zyner Meesteren waarlyk behartigd hadt. Veele menschen zyn ongelukkig genoeg om zich te verbeelden, dat zy, eer zy de linie passeeren, alle de pligten, waar door zy aan andere menschen gehouden zyn, mogen vergeeten, en hun eigen belang zoeken en stellen boven dat der geenen, wier zaaken zy alleenlyk als goede en getrouwe dienaars behoorden te behartigen. De al te groote begeerte om fortuin te maaken in een verafgelegen land, heeft zomtyds te veel vermogen op zekere menschen, die het regt van 't onregt niet kunnen, of weeten te onderscheiden. Ik zou, zonder moeite, veel licht over verscheidene onderwerpen van dezen aart kunnen verspreiden, indien gewigtige redenen my daar niet in verhinderden. Het is echter zeker, dat, indien iemand, die de kennis en de vereischte bekwaamheid hadt om deze Mynen te on- | |
[pagina 315]
| |
derzoeken, 'er zich op wilde toeleggen, men 'er, ongetwyfeld, groote schatten vinden zou. Daarenboven geeft de voordeelige gelegenheid van dezen Blaeuw-Berg, en deszelfs omtrek, door verscheidene uitwendige tekenen te kennen, dat 'er Mynen zyn, die men door kunst en de noodige kosten zoude kunnen ontdekken, indien men 'er de proef van nam. Ten dien einde moest een ervaaren Metaalkenner, wel onderricht in dat gedeelte der Natuurkennisse, welk de scheikunde gegenoemd wordt, alle de bergen doorloopen, de metaal-aders onderzoeken, onder de aarde gaan, om de werkplaatsen der arbeiders, en de verscheidene wyzen van hunnen arbeid gade te slaan, zich de verscheidene beddingen der gronden, steenen, rotsen, mineraalen, en bergstoffen gemeen maaken, zonder ooit iets van 't geene de minste overeenkomst of gelykheid met de mineraalen kon hebben, of hem eenig belet omtrent de kunst kon byzetten, zyne oplettendheid te laaten ontsnappen, dan na hetzelve wel onderzogt te hebben. Hy kan de delvers niet te veel vraagen doen; de menigvuldige zaaken, die hun in hunnen weg voorkomen, niet genoeg met hun overweegen, noch te veel aandacht verleenen aan de stoffen die zy voor de besten houden, en daar zy de meeste tekenen van eene mineraalvorming in ontdekken. Het zou hem dienstig zyn, niets te verzuimen van al wat hy van de delvers kon | |
[pagina 316]
| |
leeren; vervolgens de bergstoffen en mineraalen wel te onderzoeken in den staat, daar zy ons, voor het bloot gezicht, in voorkomen, als men dezelven pas uit de aarde getrokken heeft, het zy zy in hunnen staat van volmaaktheid en hard zyn, het zy dat zy bros en glansryk zyn, of uit verscheidene stoffen vermengd, gelyk metaal, of half metaal; zynde het overige maar aarde, spath, steen, of iets anders van dergelyken aart. Daarenboven moet hy opmerken, hoe diep de mineraalen in den grond zitten, als mede derzelver wezenlyke byzondere, en meest uitsteekende hoedanigheden naspeuren, welken men in de onderscheidene Mynen ontmoet. Ook kan men van den aart van zommigen uit de kleuren oordeelen, daar men ze gemaklyk aan kennen kan, hebbende de Scheikunde ons derzelver verscheidene tekens geleerd, en waarom dus of zodanig eene kleur aan de eene of andere bergstoffe eigen is. Men kan 'er insgelyks over oordeelen uit de lighaamen, daar de mineraalen mede vermengd en overdekt zyn. Daar zyn van deze lighaamen, die met dezelven eigenaartig zyn; anderen wederom zyn van eene strydige natuur met dezelven. Het eerste geval werkt mede tot de behoudenisse der mineraalen; het tweede tot derzelver vernietiging, en door dien weg erlangt men zulke gewisse tekens, als men verlangen kan van den minderen of meerderen onderaardschen rykdom van ieder plaats, daar men in gegraaven heeft; zo dat deze | |
[pagina 317]
| |
kundigheden, wel onderzogt en doorgrond zynde, kunnen en moeten dienen tot een' voornaamen grondslag, om alle de metaalen te ontdekken. Door derzelver behulp, zal men, te gelyk, de eerste oorzaaken der mineraalen, en de verscheidene soorten der mynen van elkanderen leeren onderscheiden. Dit is in de tegenwoordige soorte zo waarachtig, dat men slegts de oogen behoeft te slaan op de verscheidene kleuren der aarden, die men boven en onder aan den berg vindt, en op de planten, welken op de heuvels wassen, en eindelyk op de warme wateren, die van dezen berg afloopen, om volstrekt overtuigd te zyn van de bestaanbaarheid dezer mynen, en van 't geen zy moeten voortbrengen. Daarenboven strekt zich dit gebergte uit naar den kant van Kayenne, en Terra Firma, en maakt een gedeelte uit van de kusten van het Spaansche Amerika, welk onder die zelfde luchtstreek ligt, en daar men yzermynen vindt, om van geene andere metaalen te spreeken. Maar om 't geen ik beweere in eene grootere zekerheid te stellen, zal ik 'er byvoegen, dat ik eenen Lieutenant van de Artillery, met naame George, gekend hebbe, die in dienst van de Societeit gestorven is, een jongman, welke zeer bekwaam was in zyn beroep, en daarenboven een groot liefhebber van de Natuurlyke Historie. Deze bezat eene zeer fraeie verzameling van bergstoffen, mineraalen, en veele soorten van aarden, waardoor hy zodanige kundig- | |
[pagina 318]
| |
heden van de gansche uitgestrektheid der Kolonie gekreegen hadt, dat hy de goede of kwaade hoedanigheid van een land, daar men hem over wilde raadpleegen, ten eersten wist te beslissen; en naardien hy te gelyk een Landmeeter was, en dikwyls gebruikt werdt om gronden, geschikt tot nieuwe Plantagiën, te meeten, zo hadt hy eene byzondere lief hebbery, om allerleie soort van aarde, die zyn aandacht waardig scheen, zorgvuldig te vergaderen. Het ongeluk heeft gewild, dat zyne Erfgenaamen, op deze schoone verzameling, na zynen dood, geen acht hebben geslaagen, welke anders veel licht zou gegeeven hebben omtrent den aart der Metaal-aders, en der onderscheidene gronden; om dat hy zich de moeite gegeeven hadt van 'er zeer leerzaame aanmerkingen by te maaken. Het weinige werk, welk men 'er van gemaakt heeft, is oorzaak, dat deze gewichtige verzameling zo verspreid, en zelfs verdweenen is, dat men nooit heeft kunnen ontdekken, waar dezelve gebleeven ware. Het geluk heeft my begunstigd, en my eenige overblyfsels van dezelve in handen doen vallen, waar aan die Liefhebber alleenlyk briefjes gedaan hadt, om de plaats te onthouden, waar hy dezelven gevonden hadt. Deze zelfde overblyfsels dienen my heden tot stoffe, om de Natuurlyke Historie der Kolonie met derzelver beschryvinge te eindigen. Aan het uiterste van de Rivier de Comme- | |
[pagina 319]
| |
wyne, naar den kant van de Kreek Tempatie,Ga naar voetnoot(a) en wel ten zuid-westen en in haaren omtrek, 't welk by de dertig mylen ver van de Stad Paramaribo is, vindt men veele tekenen van Metaal-aders, om dat dit land ook omringd is met bergen, alwaar men, naar 't zeggen van veelen, eene zeer zuivere en gezonde lucht inademt gelyk als die van den Blaeuw-Berg. Men vindt 'er Yzer, welk zich zelf boven de oppervlakte der aarde vertoont; tot een bewys, dat men 'er andere metaalen zou vinden, indien men zich de moeite wilde geeven, om 'er naar te zoeken. De HaardsteenenGa naar voetnoot(b) zyn 'er redelyk gemeen. Het zyn mineraale zelfstandigheden, die door de Natuur zamengesteld, min of meer vast, zwaar en gekrystalliseerd zyn in verscheidene staaten, dikwyls diepe en groote aders, of verbaasde groote klompen in de bergen maakende, en zich gemeenlyk nevens de mynen bevindende. Daar zyn 'er zwavelachtige, die doorgaans Vuursteenen genoemd worden, en anderen, die van metaal zyn, en den naam van Marcassiten draagen. De MarcassitenGa naar voetnoot(c) behelzen yzer, koper, zwavel en rottekruid, in verscheidene hoeveelheden. Derzelver kleur is gemeenlyk geel, en blinkende; de steenen zyn hard, swaar, en hoekig van maakzel. Ik heb ook | |
[pagina 320]
| |
een zeer fraei stuk witte TalkGa naar voetnoot(d) gezien, die halfdoorschynend, en zamengesteld was uit buigzaame plaatjes. Het is eene soort van steen, of mineraale stof, welke wit, glad, effen en zagt is in 't aanraaken. De PuimsteenGa naar voetnoot(e) moet 'er in overvloed zyn; want ik heb 'er groote bergen van gezien, doch zy waren byna allen zwart. Het is een steen of aarde, welke door onderaardsch vuur verhard is. Onder de Metaal-Aarden van dit land, vindt men drieërlei soort van OkerGa naar voetnoot(f). De eerste soort is de Yzer-Oker; de tweede is de geele of strookleurige, en de derde de roode Oker. De Oker is eigenlyk eene gemengde, vette, zwaare, en brosse aarde, welke zagt is in 't aanraaken. Daar is ook eene soort van Zwart-ZandGa naar voetnoot(g) welk digt by Tempatie gevonden wordt, en zeer zwaar, en gemengd is met metaal-deelen. Men vindt 'er ook eene soort van Witte MergelGa naar voetnoot(h) die in 't vuur hard wordt. Ik geloof dat het de opregte Klei is. Alle de andere Aarden zyn eigenlyk niets anders dan onderscheidene soorten van Leem, om dat zy zwaar, vermengd, en van verschillende kleuren zyn. Als zy vogtig zyn, | |
[pagina 321]
| |
zyn zy kleevende, en kunnen gekneed worden. Men kan 'er met de vingers van maaken wat men wil, om dat zy vast, lymig en vet zyn. Men vindt 'er vier soorten van. De eerste is grys;Ga naar voetnoot(i) de tweede zwart,Ga naar voetnoot(k) de derde groen,Ga naar voetnoot(l) en de vierde roodGa naar voetnoot(m). Deze laatste dient, byzonder, voor de Indiaansche pottebakkers, als mede om pypen van te maaken. In het water smelt zy ligt, en wordt insgelyks in de lucht zo wel hard als in 't vuur gebakken, zonder dat nogthans haare deelen los gaan. Men vindt nog eene andere soort van leem, daar men tigchelsteenen en pannen van bakt; doch die is 'er niet overal. Ik heb onder de cieraaden der Indiaanen groene en graeuwe JadesGa naar voetnoot(n) gezien; doch ik weet niet of zy oorspronkelyk uit het land zyn. Het zyn steenen, die harder zyn dan de Jaspis, zeer fraei en glad gepolyst kunnen worden, en vuur geeven als men 'er met staal op slaat, schoon zy op het gezicht en gevoel olieachtig zyn. Zy zyn zeer hard om te bewerken, ook maaken 'er de Indiaanen zo veel werks van, dat zy deze soorten van steenen voor kost- | |
[pagina 322]
| |
baare Juweelen houden, waar mede zy zich opschikken, als zy genegen zyn om met alle hunne kostelykheden te pronken. Zie daar, al wat ik met betrekkinge tot dit hoofdstuk heb kunnen verzamelen, en dit weinige zal genoeg zyn, om te bewyzen, dat men gewigtiger ontdekkingen in 't Ryk der Mineraalen zou kunnen doen, indien men de moeite wilde neemen, en niets ontzien, om 'er naar te zoeken, op die manier, als ik aan de hand heb gegeeven. Dus blyft my niets meer overig, dan den Leezer te verzoeken, overtuigd te willen zyn, dat ik, met hem deze nieuwe beschryving aan te bieden, niets anders bedoeld hebbe, dan om eenen gemaklyker en zekerer weg te openen voor de geenen, die zich willen toeleggen om de Kolonie met nieuwe ontdekkingen te verryken. De drift om te Schryven heeft my niet verleid; dezelve straalt in deze nieuwe onderneeming in 't geheel niet, of ten minste zeer weinig, door. Men zal 'er niet aan twyfelen, indien men merkt dat de taal zelfs, daar ik in schryve, my niet zeer eigen is, en men zal 'er maar al te veel van overtuigd worden, indien men zich verwaardigen wil de oogen op myn werk te slaan. Ik meen egter te kunnen hoopen, dat men my wel zal willen gelooven, als ik open- | |
[pagina 323]
| |
hartig en opregt verklaare, dat zo wel dit werk als de voorgaanden hunnen oorsprong enkel verschuldigd zyn aan de beweegredenen, welken my altyd gaande gemaakt hebben, naamlyk de liefde der Letteroeffeningen, het onderzoeken der Waarheid, en 't verlangen om myne evennaasten tot Nut te zyn.
einde van het tweede of laatste deel. |
|