Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname
(1770)–Philip Fermin– AuteursrechtvrijBehelzende al het merkwaardige van dezelve, met betrekkinge tot de historie, aardryks- en natuurkunde
Twintigste hoofdstuk.
| |
[pagina 122]
| |
vogel, die byna altyd de andere vogels zonder onderscheid, beoorloogt. Doch, men heeft geen bericht, dat hy ooit menschen aangerand heeft. Dit dier is geheel zwart, en heeft op het hoofd een hoorntje, welk dun, los, en drie of vier duimen lang is. Het bovenste gedeelte zyner vleugelen is ook, aan ieder zyde, met twee zeer kleine en harde hoorntjes gewapend. Deze verslindende Vogels voeden zich niet alleen met krabben, maar ook met vogels, gelyk duiven, endvogels, en hoenders. Ook steelen zy haasen en andere boschdieren, om zich te vergasten; zy overvallen, verscheuren en verslinden schaapen, herten, geiten, en zelfs baviaanen. Zy nestelen in de hoogste boomen. Ga naar margenoot+De Struis-VogelGa naar voetnoot(b) is een roof dier, welk op zeer hooge beenen gaat. Die van Suriname heeft, gelyk alle de anderen, een' langen hals, en een klein hoofd. Deszelfs hoogte is van vier of vyf voeten. Hy heeft aan ieder voet of poot maar twee vingers, die door een vliesch zamengevoegd zyn. Het lighaam is eirond, en de staart zeer kort. Aan het uiterste van ieder vleugel heeft hy twee kleine spooren, zweemende, omtrent, naar de steekels van een steekel-Varken. Zommigen beweeren, dat dezelven hem dienen tot slagpennen; anderen, tot spooren om zich in den loop te prikken. | |
[pagina 123]
| |
De vederen van den rug zyn zwart, en gelyken, wegens haare zagtheid, naar wol; de pennen van de vleugels zyn van dezelfde kleur, doch boven op zeer wit. Dewyl ik dezen Vogel nooit gezien hebbe, kan ik 'er niets van melden, dan 't geene anderen my daar van verhaald hebben. Zy verzekeren, dat hy zeer zeldzaam is, en, volgens hunne beschryving, schynt hy my maar eene soort van den Struisvogel te zyn, en niet de oprechte, welken men in Afrika vindt. Ga naar margenoot+De Gier, of Koning der WouwenGa naar voetnoot(c), is een groote roofvogel, waarvan eenigen den Arend in grootte overtreffen. Deze twee vogels worden dus van elkanderen onderscheiden; De gier heeft het lighaam meer naar de aarde gebogen dan opwaarts, in plaatse dat de Arend den hals en kop om hoog draagt, zo dat men van den vinger van agteren, tot aan den kruin van 't hoofd eene recht opgaande lyn kan trekken. Deze Vogel heeft zeer korte beenen en voeten, en is bedekt met veel veeren, uitgezonderd de vleugels en den staart. Onder de groote veeren vindt men kleinen, als dons, en naar wol gelykende; die van den rug en buik zyn vleesch-kleurig; doch die eigenlyk de vleugelen uitmaaken, benevens die van den staart, zyn geheel zwart. Het gansche hoofd is kaal, gelyk ook een gedeelte van den hals, welken beiden eene | |
[pagina 124]
| |
fraeie vermillioen kleur hebben. Aan zyn hals hangt een schoone krop van Oranje kleur, op de wyze van een zak, welken hy gebruikt tot een' magazyn voor zyn voedzel. Dit dier, welk trotsch en stout is, gebruikt geen ander voedzel dan raeuw en verrot vleesch. De Inboorlingen van 't land veilen en verkoopen dezelven in Suriname tot vyftig Hollandsche guldens het paar. Ik geloof, dat deze vogel oorspronglyk is uit het land der Amazoonen, of Brasilie. Ga naar margenoot+De Phoenicoptherus is een groote vogel,Ga naar voetnoot(d) berucht by de ouden, en by de hedendaagsche Natuurkundigen bekend onder den naam van Flamingo, die nogthans verschilt van den geenen, welke in 't land, onder, den naam van Flamingo, of Becharu, bekend staat. Deszelfs lighaam, welk niet zeer groot is, rust op zeer hooge en dunne pooten, en het hoofd op eenen langen slappen hals, gelyk de Oojevaars hebben, waarom hy wel vier voeten hoog is. De dyen, voeten, de veeren van de vleugels, buik en rug, zyn vleeschkleurig. Het hoofd is niet groot, doch met eenen grooten, gekromden en harden bek gewapend, die omtrent zes duimen lang is, en hem dient, om krabbetjes, wormen en bloedeloofe diertjes, welken hy in 't zand of in de moerassen vindt, op te zoeken. Deze Vogel zou niet moeilyk te temmen | |
[pagina 125]
| |
zyn, indien hy niet zo ongemaklyk op te brengen was. Ik heb 'er eenen gehad, en dagt hem te kunnen opbrengen; doch hy stierf na verloop van drie maanden, in welken tyd hy niets anders dan putswater gebruikt heeft. Na zyn dood heb ik hem met stroo opgevuld, en tegenwoordig vervult hy eene plaats in 't beroemde Kabinet van den Heere Sloan. Ga naar margenoot+De oprechte FlamingoGa naar voetnoot(e) van 't land verschilt in maakzel, grootte en kleur van den Phoenicoptherus, dien de Natuurkundigen beweeren den rechten te zyn: wat hen tot dit gevoelen bewoogen heeft, weet ik niet, ik wil ook niet beslissen, of zy gelyk of ongelyk hebben, maar zal my vergenoegen met de beschryving, welke de geleerde Gesner 'er van geeft, aan te haalen. Arquatam zegt hy, hanc avem latine vocare volui, quod rostrum ejus inflectatur instar arcus Gesn. de Avibus Lib. III. 196. Schoon deze Vogel, insgelyks, op twee hooge beenen gaat, zyn dezelven echter de helft kleiner dan die van den Phoenicoptherus. Hy heeft een' langen hals, en een kort hoofd, welk gewapend is met een' langen bek, op de wyze van een boog, zynde omtrent tien of twaalf duimen lang, zyn lighaam is weinig grooter, dan dat van een jong hoen. Deszelfs hoogte kan, ten naasten by, derdehalven voet bedraagen. | |
[pagina 126]
| |
Het aanmerkelyste van dit dier is, dat het in 't begin der geboorte gansch zwart is, korten tyd daarna wit, en in 't vervolg zo rood als bloed wordt. De beenen krygen dezelfde kleur, de bek alleen behoudt zyne hoornige kleur. De tanden daar hy mede voorzien is, gelyken naar die van een' kam; door behulp van dezelven houdt hy alles vast, wat hy eeten wil, en laat vallen al 't geen hy niet begeert. Deze dieren leeven in eene volmaakte maatschappye. Als zy aan de kanten van het strand zyn om hun voedzel te zoeken, zetten zy zich allen op eene rye, en dan staat 'er altyd een op schildwagt, die, door eene zekere beweeging, zyne makkers waarschuwt, zo ras hy het minste gewaar wordt, welk hem kwaad vermoeden geeft; dit gedaan hebbende vliegt hy terstont weg, wordende van alle de anderen gevolgd. Deze vogels laaten zich zeer bezwaarlyk naderen, en om ze te schieten, als zy op den grond komen zitten, moet men zich in struiken verbergen. Zy maaken hunne nesten in poelen of moerassen, en geeven die de gedaante van een' verminkten kegel ter hoogte van anderhalven voet. Deze kegels zyn, tot de hoogte van 't water, gevuld, en vervolgens ledig, gelyk een pot, met een gat van boven, daar het wyfje haare eieren, die gemeenlyk maar twee in getal zyn, in legt, en wanneer zy broedt, weet zy zich zo te zetten, dat zy maar alleen met den stuit op het nest zit. Het vleesch van | |
[pagina 127]
| |
deze vogels is zeer goed om te eeten, vooral als zy jong zyn. De jonge Flamingo's kan men zeer gemaklyk tam maaken; men brengt ze dikwyls naar Europa. Van derzelver veeren maaken zich de Indiaanen halsbanden, mutsen en andere cieraaden, waarmede zy zich dikwyls op schikken. Ga naar margenoot+De SperwerGa naar voetnoot(f) is een roof vogel van een' voet lang, in 't land onder den naam van Valk bekend. Dit dier heeft een rond hoofd, eenen bek die van onderen krom is, schitterende oogen, en voeten, welken met lange en sterke nagels gewapend zyn. Zyn hals is wat lang. De bovenste veeren zyn donker bruin, met eenige zwarte plekken gespikkeld; de borst en zyden ligt bruin; de dyen zeer vleezig, de beenen dun, lang en een weinig geel. Deze vogel, die vry snoepachtig is, leeft maar alleen van konynen, rotten, kikvorschen, en kleine vogeltjes. Hy nestelt in de hoogste boomen. Men geeft voor, dat deszelfs vleesch goed is om te eeten, maar dewyl ik 'er nooit van geproefd, en het dier zelf niet gezien hebbe, zo verhaal ik maar het geene men my daar van gezegd heeft. Ga naar margenoot+De Natuurkundigen onderscheiden veele soorten van Raven; doch ik zal maar alleen gewag maaken van de geenen, die men dus in 't land noemt. | |
[pagina 128]
| |
De eerste is de Water-RaveGa naar voetnoot(g) welker Vederen zwartachtig blaeuw zyn, en die dezelfde gedaante heeft als de onzen, doch kleiner is. De tweede soort is de Rave van de SavaanenGa naar voetnoot(h) welke gansch zwart is, en een onaangenaam geschreeuw maakt. De derde soort is de KraeiGa naar voetnoot(i) die ook geheel zwart, en kleiner is dan de voorgaande. De twee laastgenoemden vergaderen by een in de Savaanen of weiden; het is verboden dezelven te schieten, om dat zy de krengen eeten, die anders de lucht zouden kunnen besmetten. Ga naar margenoot+De Faisanten zyn niet zeer overvloedig in de Kolonie, ten ware men dezelven in de verst afgelegene bosschen ging zoeken. Nogthans zyn 'er twee soorten van. De eerste soort is de gekuifde zwarte Faisant.Ga naar voetnoot(k) Deze is zo groot als een middelmaatige kalkoen: Deszelfs gansche lighaam is bedekt met de schoonste vederen die men met oogen zien kan. Op het hoofd draagt hy eene fraeie kuif, welke zich vertoont als eene gekrulde aigrette, en het dier nog meer deftigheids byzet als het gaat. De bek, die niet klein is, en de beenen, welken niet lomp dik zyn, zyn citroen kleurig. | |
[pagina 129]
| |
De Inboorlingen van 't land, die deze vogels in de bosschen, of langs de nabuurige kusten gaan opzoeken, kennen dezelven onder den naam van Pauwissen, en verkoopen ze tot twaalf guldens het paar. De tweede soort is kleiner dan de voorgaande, en de kuif, die hy insgelyks draagt, bestaat uit zwarte en witte vederen, die boven elkanderen staan, en zich verheffen of nederwaarts gaan, naar het welbehaagen van den vogel. Deszelfs gang is deftig en fier. De vederen trekken een weinig naar 't zwart, en zyn met eenig wit vermengd. In 't land is hy bekend onder den naam van Maray. Het vleesch van beide deze soorten is zeer goed om te eeten. Maar dewyl deze vogels voor zeer zeldzaame dieren gehouden worden, vermaakt men zich met dezelven te bewaaren, en, behalve dat, zou het eene duure spys zyn. Ga naar margenoot+Zie hier eenen vogel, welken ik waage te beschryven onder den naam van Kraan-VogelGa naar voetnoot(l) om dat hy een trekvogel is, en denzelven zeer gelykt. In 't land kent men hem onder den naam van Neger-kop. Ik heb 'er nooit meer dan een' gezien, wiens kop ik in myn kabinet bewaar. Deze vogel gaat op beenen van byna twee voeten lang, doch die zeer dun zyn, bestaande maar alleen uit een dun been, welk slegts met een zwartachtig vel, zonder dons of vederen, bedekt is; zyne | |
[pagina 130]
| |
voeten zyn verdeeld in vier lange dunne vingers; de hals is lang en gebogen, gelyk die van eenen Ooyevaar, en omtrent twee voeten lang. Hy heeft kleine ronde oogen, die zwart zyn. Het hoofd, zynde aan de beide zyden een weinig plat, is gewapend met een dikken, langen en zwarten bek, die spits eindigt, en aan wiens twee zyden men een' grooten zak vindt, waarin de vogel zyn voedzel bergt, gelyk de aapen. Het lighaam is overal bedekt met zwarte vederen. Deze vogel is verslindend, en alles is hem goed. Ga naar margenoot+De ReigerGa naar voetnoot(m) is een Water-Vogel, die niet dan van visch leeft; en waarvan men verscheidene soorten vindt. De eerste soort is de Asch-graeuwe ReigerGa naar voetnoot(n). Deze is kleiner dan een Ooyevaar; en zyn bek, zynde een halven voet lang, is zeer regt, loopt spits af, en is bruin van kleur. Het onderste van den bek, de keel, de borst, de buik, en 't binnenste van de dyen zyn wit, de nagels zwart en de middelsten, van buiten, getand. De tweede soort is de Witte ReigerGa naar voetnoot(o) dus genoemd, om dat hy agter het hoofd eene soort van een wit aigretje heeft hangen. Deze vogel is geheel wit van lighaam, en | |
[pagina 131]
| |
heeft by de oogen eene plaats, die van vederen ontbloot is. De bek is zwartachtig, en omtrent vier duimen lang; de pooten zyn groen, en, van plaats tot plaats, voorzien met zwartachtig hoorn, welk men op kan ligten als schubben. De derde soort is de Tyger-Vogel.Ga naar voetnoot(p) Deze is van het einde van den bek tot aan dat der nagels, by de drie voeten lang. Zyn hoofd is klein en smal; de kruin swart; de keel en de zyden van den hals zyn ros met swarte regelmaatige plekken; de hals is bedekt met lange vederen, waar door de Vogel kleiner schynt dan hy inderdaad is. De overige vederen zyn uit den rossen of donker ros, met swart gespikkeld, op dezelfde wyze als een Tygervel; de staart is kort en klein; de bek zeer regt en spits, groen van kleur; en aan weêrskanten snydende; het bovenste kakebeen sluit in 't benedenste; de boog der oogen is geel, de opening van den bek zeer groot, en strekt zich zelfs verder uit dan de oogen, zo dat men zeggen zou dat dezelven in den bek waren; zyne beenen zyn, onder de gewrichten zonder vederen. De voeten zyn groen; derzelver vingers zeer lang; de nagels lang en sterk; de buitenste vinger, die aan de middelste vast zit, heeft de buitenste zyde getand, gelyk men zulks in alle de andere vogels van dit geslacht ziet. | |
[pagina 132]
| |
Van deze tanden of punten bedienen zy zich om de gladde visch vast te houden. Men heeft my verzekerd, dat deze Vogel zeven of acht ronde, witte en met groen gespikkelde eieren legt. Hy maakt zyn nest op de aarde, en verschuilt zich in de biesen van de moerassen. Naardien alle de Reigers zeer lange beenen hebben, zo hebben zy voor eene gewoonte, zich by dag, in 't water te houden, alwaar zy veel kleine visschen vernielen. Derzelver grootte en bek komt hun wel te pas om hun prooi, en zelfs viervoetige dieren, daar zy zomtyds op loopen, te vervolgen en te bereiken. Hunne groote vleugels, welken schynen hun te moeten verveelen, om de kleine lighaamen die zy hebben, zyn hun, in tegendeel, tot een groot behulp, om groote beweegingen in de lucht te maaken, en het gemak te hebben van zomtyds lompe vragten in hunne nesten te sleepen, die dikwyls zeer ver af zyn van de plaats, daar zy gevischt hebben. Ga naar margenoot+Zie hier nog een' Vogel, welken men onder het getal der Reigers heeft willen brengen, doch die daar mede in gedaante geenszins overeenkomt. De naam, dien men hem gegeeven heeft om de gedaante van zyn' bek, voegt hem beter dan eenige andere. Deze Vogel is, tegenwoordig, bekend onder den naam van Lepelaar of Palette.Ga naar voetnoot(q) | |
[pagina 133]
| |
Zommigen noemen, hem ook Spatel, om dat deszelfs bek rond, breed, en plat is aan het einde, en 't naaste gedeelte aan 't hoofd smal, en als de steel van een spatel gemaakt is, daar de Apothekers zich van bedienen, om hunne kruiden te mengen. Deze vogel, die op korte beenen staat, heeft vederen, welken van kleur veranderen, als hy ouder wordt gelyk die van den Flamingo, en als dan eene schitterende roode kleur krygen. Hy voedt zich niet dan met kleine visschen. Ga naar margenoot+De Vogel, het Duiveltje genaamd, is een watervogel. Zommigen geeven hem den naam van Duikelaar; anderen dien van Meerkoet of Water-Hoen.Ga naar voetnoot(r) Hy is byna zo groot als een gemeene endvogel. Zyne vederen zyn zwart, met een weinig wit gemengd; de beenen zyn kort; de voeten plat, doch voorzien met sterke lange klaeuwen. De bek gelykt naar dien van een Rave. Hy heeft uitpuilende oogen, daar hy by nacht zeer wel mede zien kan, doch die hem by dag onnut zyn. Deze Vogels leeven van visch, dien zy in Zee vangen; waarna zy twee aan twee wederkeeren, gelyk de Papegaeien. Zy onthouden zich gemeenlyk in hooge boomen, en schreeuwen al vliegende als of ze elkanderen riepen. | |
[pagina 134]
| |
Ga naar margenoot+De DuikerGa naar voetnoot(s) is een Watervogel, daar verscheidene soorten van zyn. De Zee-Duiker, dien men in 't land kent, is weinig grooter dan een Teeling. Zyn bek is zwart en scherp, gelyk die van een Lyster. Hy heeft een' zeer dunnen hals, en geenen staart. Deszelfs beenen zyn eerder gemaakt om te zwemmen dan te gaan. De bal van den voet is zwart, en de vingers zyn plat, of zamen vereenigd door dubbele vliesen. De vederen van 't lighaam zyn als katoen en zeer zagt; die van 't hoofd bruin, die van den buik donker; de borst is als verzilverd; de vleugels zwart met witte punten; en de klaeuwen zwart en breed, gelyk de nagels van een' mensch. Zo ras deze Vogel in 't water duikt, en zich weder opgeeft, steekt hy het hoofd om hoog en kykt in de rondte, en duikt weder op nieuw, met eene verwonderlyke gezwindheid; schoon hy zich niet veel boven het water kan opgeeven, kan hy echter, zo ras hy de vlugt neemt, langen tyd vliegen. De tweede soort is die der Savaanen, welke kleiner is dan de voorgaande. Deszelfs geheele lighaam is met witte katoenachtige vederen bedekt; de bek is geel en klein, en de beenen kort. Hy onthoudt zich in de Savaanen, om dat daar altyd kleine vyvers zyn, die vol visch zyn, welke hem tot voedzel dient. | |
[pagina 135]
| |
Ga naar margenoot+De tamme Endvogels zyn zeer overvloedig in de Kolonie; men onderscheidt 'er drie soorten van. De eerste soortGa naar voetnoot(t) is de grootste. Derzelver lighaam is, van alle kanten, bedekt met zwart en wit gespikkelde vederen; de beenen, het bovenste van den bek en 't uitzwelzel zyn van eene fraeie roode kleur. De tweede soortGa naar voetnoot(u) is kleiner dan de voorgaande. Derzelver hoofd is wit, en 't overige van 't lighaam bruin. De derde soort isGa naar voetnoot(x) van de zelfde grootte; doch heeft het gansche lighaam bedekt met witte vederen. Het hoofd is rood, en ontbloot van vederen, tot op de helft van den hals; de oogen, die geel zyn, zyn omringd met een zwart kringetie. Met dezen heeft men zo veel op, dat men dezelven den liefhebberen, in Europa tot een geschenk zendt. Buiten dezen zyn 'er nog andere soorten, die niet tam zyn. De eerste soort is een Trek-EndvogelGa naar voetnoot(y). Deze is aanmerkenswaardig om deszelfs vederen, die vercierd zyn met glimmende plekken, niet kwaalyk gelykende naar de oogen van een' paeuwen staart. De tweede is een Wilde-EndvogelGa naar voetnoot(z), die vry wel naar den tammen gelykt. Deze | |
[pagina 136]
| |
vliegt, in kleine hoopen, over de rivieren en kreeken. Deszelfs bek is een weinig geel, de voeten zyn Oranje kleurig, en de nagels bruin; hy heeft een' halven witten halsband; de borst is bruinachtig of kastanje kleurig. Het hoofd en 't bovenste van den hals van het mannetje is van eene fraeie groene kleur, die omtrent het midden der vleugelen nog fraeier is, om dat zy aldaar een weinig naar het purper trekt. Het wyfje is van alle deze cieraaden verstoken. De derde isGa naar voetnoot(a) een Endvogel die zich maar alleen langs de oevers der zee onthoudt; deze wordt gehouden voor eene soort van kleinen Duiker. Deszelfs lighaam is kort, dik, breed en eenigzins plat. Zyn bek is breed en eenigzins plat. Zyn bek is breed en bleek-blaeuw van kleur, doch aan het einde zwartachtig: de kruin van het hoofd is van eene van purper en zwart gemengde kleur: achter aan 't hoofd ontdekt men eene soort van kuif die een duim lang afhangt. Het overige van 't bovenlyf is donker bruin. De vierde is een bruine wilde EndvogelGa naar voetnoot(b). Deszelfs grootte evenaart die van eenen tammen; doch hy is eer kleiner dan grooter, Hy heeft eenen grooten wyden bek, die, gelyk de beenen en pooten, lood kleurig is; zyne vederen zyn door doormengd met witte en zwarte plekken: het gemeen verblyf dezer Vogels is in de rivieren en aan de oevers der zee. | |
[pagina 137]
| |
De vyfde is de TeelingGa naar voetnoot(c) waarvan het vleesch keurlyk, en uitneemend lekker van smaak is. Deze vogel is veel kleiner dan de Endvogel; het mannetje, welk zo groot niet is als het wyfje, heeft eenen bek zo lang als een duim, een weinig krom, en zwart aan het einde. Deszelfs hals is lang en dun; de oogappel zeer zwart, en het overige van 't oog, gelyk ook de wenkbraeuwen, en de vederen rondom de oogen zyn geel; de kruin van 't hoofd is een weinig plat en aschgraeuw; de keel, borst en buik zyn geelachtig, en doormengd met zwarte plekken. Het overige van 't lighaam is vol roestkleurige en met zwart gespikkelde vederen; die van den staart zyn, voor 't meeste gedeelte, graeuw, en als in tweeën verdeeld, om derzelver schaft, die zwart is. De beenen zyn geel; de voeten voorzien met groote vingers, en sterke en scherpe nagels, welken zwart en geel zyn. Alle Endvogels zyn gulzig, en onverzaadelyk, eeten van alles, en vernielen, by geluk, al het onkruid, en het meeste gedeelte der schaadelyke ongedierten; zy zoeken al kwetterende, hun voedzel in den drek, alwaar zy wormen, spinnekoppen, verrotte visch, en kleine kikvorschen vinden; in een woord, zy eeten alle de vuiligheden van de pleinen. De Wyfjes, leggen, zo wel als die der gansen, groote eieren. | |
[pagina 138]
| |
Ga naar margenoot+De GansGa naar voetnoot(d) is ook een Vogel, die op de pleinen gehouden wordt, en by een ieder genoeg bekend is. Daar zyn 'er, die, als zy gemest zyn, tot twaalf pond weegen; doch die men in de Kolonie heeft, zyn zo groot niet, en weinig in getal. De Engelschen verschaffen dezelven. Wilde gansen zyn 'er niet bekend. Ga naar margenoot+De tamme HoendersGa naar voetnoot(e) worden ook op de pleinen gehouden, en zyn niet minder bekend dan de gansen; daarom zal ik dezelven niet beschryven, en alleen maar zeggen, dat zy in Suriname kleiner zyn dan in Europa; doch, daarentegen, oneindig beter van smaak, om dat zy met Turksch koorn gevoed worden, waar door hun vleesch vaster en vetter wordt. Het WaterhoenGa naar voetnoot(f) is kleinder dan het tammehoen, en heeft byna het maakzel van een kwakkel. Deszelfs bek is plat, smal en spits. De vederen van het hoofd zyn bruin, met rood vermengd; het bovenste van den rug, hals, en vleugels is van dezelfde kleur, hebbende hier en daar witte streepen, die over dwars gekorven zyn; de vederen van de borst zyn geelachtig wit, het onderste van den buik is rood en morsig, de staart klein, maar het merkwaardigste is, dat dezelve vereenigd zynde een byzondere holligheid maakt. | |
[pagina 139]
| |
Het vleesch is zo lekker van smaak, als dat van een Teeling. Daar is nog een andere soort, welke slegts in grootte verschilt met de voorgaande, en daarom het groote water-hoen genoemd wordt. Ga naar margenoot+De Poule-PintaatGa naar voetnoot(g) is van het geslacht der Hoenders, en oorspronglyk uit Afrika, van waar men dezelve in de Kolonie gebragt heeft. Men kan dezen Vogel geen beteren naam geeven, dewyl hy met witte en zwarte plekken geschilderd is, die eene alleraangenaamste en regelmaatigste vermenging van kleuren uitleveren. De Poule Pintaat is zo groot als een tam Hoen; het draagt den staart om laag, gelyk de Patrys. Aan de beide zyden van de wangen zitten twee vliezige kwabben van vleeschkleur. Alle de vederen bestaan slegts in twee kleuren, naamelyk zwart en wit; de plekken, daar het dier mede vervuld is, zyn rond en regelmaatig, op de wyze van linsen, uitgezondert op de vleugels daar zy lang zyn en zich als streepen vertoonen. De beenen zyn bedekt met kleine gespikkelde veêrtjes. Het hoofd is ontbloot van vederen; de bovenste oogleden zyn voorzien met lange zwarte hairen, die naar boven uitsteeken. Op het hoofd draagt het eene kuif, welke veel overeenkomst heeft met een droog, gerimpeld bruinrood vel. De bek is gelyk die van een gemeen Hoen. Het vel van de oogleden der mannetjes is blaeuw; | |
[pagina 140]
| |
dat der wyfjes rood. De voeten zyn bruin, en het derde gedeelte van de lengte der vingers is vereenigd door een vliesje. Het mannetje heeft geene spooren agter aan de voeten. Men zegt, dat het vleesch van dezen Vogel zo lekker is als dat der Faisanten. Men kan dezelven ook gemaklyk tam maaken, en zy worden zelfs zeer gemeenzaam. Maar zy zyn buitengemeen yverzuchtig, en kunnen geen andere Hoenderen hoe genaamd verdraagen. Zy bestryden dezelven met hunne bekken, willende alleen zyn. De eieren, welken de wyfjes leggen, hebben dezelfde kleur als haare vederen. Ga naar margenoot+De Vogel, die TrompetterGa naar voetnoot(h) genoemd wordt, behoort ook tot het geslacht der Hoenders, en is oorsprongklyk uit het land der Amazoonen. Hy is byna van gedaante als een Kalkoen, en geheel zwart. De vederen van den hals zyn geschakeerd van goud kleur. Het is iets byzonders, dat dit dier een' dubbelen bek heeft, of liever twee bekken op elkander, waarvan de bovenste naar een' hollen neus gelykt, die mogelyk iets toebrengt tot het geluid, welk deze vogel maakt. Ik zeg mogelyk, om dat men het niet eens is, waar het zelve van daan komt. In 't eerst meende ik, dat het kwam uit den aarsdarm; doch ik heb myne dwaaling gezien, en twyfele nu ook geenzins, of het komt voort uit een werktuig, welk on- | |
[pagina 141]
| |
derscheiden is van de keel. Eenigen houden dit geluid voor een gezang; maar ik ben van meening, dat zy den bal geheel misslaan, gelyk de Heer de la Condamine zegt. Wat 'er van zy, het is zeker, dat de geleerdste Natuurkundigen, tot nog toe onkundig zyn, uit welk werktuig dat geluid komt, doch ik wanhoope niet, dat men het den eenen of anderen tyd nog eens ontdekken zal. Deze Vogel wordt zo gemeenzaam, dat hy eene byzondere tederheid bewyst voor den geenen, die hem opgebragt heeft. Ik heb 'er een' zeer jong groot gebragt, welke my overal, in huis, navolgde; doch het aanmerklykste was, dat, zo ras als ik 's morgens opstond, en zyne kooi opende om 'er hem uit te laaten, hy my terstont op het lyf sprong, en het trompetje hooren liet; want het geluid, welk hy maakt, gelykt inderdaad veel naar dat van een wyde trompet, en dit herhaalde hy telkens, als hy my zag. Ga naar margenoot+De KalkoenGa naar voetnoot(i) is ook een tam dier van 't geslacht der Hoenders. Deze is oorsprongklyk uit het land. Men vindt 'er in overvloed, en zy zyn veel grooter en vetter dan die van Europa, want men heeft 'er die tot vyf en twintig pond weegen. Deze Vogels verschillen in kleur. Daar zyn 'er, wier vederen zwart en een weinig | |
[pagina 142]
| |
wit aan het einde zyn; zommigen zyn grysachtig; anderen wederom roodachtig grys. Ga naar margenoot+De DuivenGa naar voetnoot(k) zyn zo bekend, dat veele menschen 'er zich met allen yver op toe leggen, om dezelven te vermenigvuldigen, zonder iets ten dien einde te spaaren. Men vindt op ieder Plantagie eene verbaazende menigte, die zich vermenigvuldigen zonder dat men zich eenige moeite behoeft te geeven, om dat de warmte van 't land haar goed doet, en nog driftiger tot de voortteeling maakt. Men voedt dezelven met Turksch koorn, welk haar vleesch fyner en smaaklyker maakt dan dat der Europeaanschen. Ga naar margenoot+Daar zyn drie soorten van Wilde Duiven.Ga naar voetnoot(l) De eerste soort wordt Ringel of Boom-duiveGa naar voetnoot(m) genoemd, om dat zy altyd in de boomen zitten. Deze soort vliegt, gemeenlyk, by troppen of hoopen, gelyk de patrysen, en onthoudt zich altyd in de bosschen. De vederen van den hals glinsteren als zyde, die van de borst, schouderen, en vleugelen hebben eene wyn kleur, het middelste van den rug heeft de kleur van den donkeren esschenboom; het overige gelykt naar de gemeene Duiven. De tweedeGa naar voetnoot(n) is een ander soort van | |
[pagina 143]
| |
Ringelduif, maar kleiner, zynde aschgraeuw van kleur. De derde soort is een kleine Wilde Duive waarvan de kleur ligt bruin is. Het vleesch dezer drie soorten van Wilde Duiven is uitsteekend lekker van smaak; om dat zy niets dan allerleie vruchten eeten, waar door zy zeer dik en vet worden. Ga naar margenoot+De TortelduifGa naar voetnoot(o), zynde een vogel van 't geslacht der Duiven, wordt ook in Suriname gevonden. Zy is mogelyk tien duimen lang, en achttien of twintig in den omtrek. Haar bek is lang en dun, van buiten donker bruin, en rood van binnen: de pooten zyn van dezelfde kleur; doch de klaeuwen zwart, de kop en rug zyn aschgraeuw; de borst en buik wit; de keel is groen met zwart gemengd. De buitenste vederen van de vleugels zyn bruin, en de middelsten aschgraeuw. De Tortelduive, is nog kleiner dan eene duive van de kleinste soorte. Haar krop is groot, en zy heeft eene klaagende stem. Haare vleugels zyn zeer lang, zo dat zy verbaazend snel, en een langen tyd vliegen kan. Men zegt, dat het mannetje zich slegts met één wyfje vergenoegt, waarom men hetzelve voor een zinnebeeld van de waare huwelyks liefde zou kunnen houden. Deze vogel onthoudt zich altyd in de toppen der boomen, en maakt aldaar zyn nest. | |
[pagina 144]
| |
Zyn vleesch is oneindig beter dan dat der Wilde Duiven, om dat het sappiger, en dus smaakelyker is. Men geeft voor, dat de Tortelduive, tweemaal 's jaars broeit, en zich, gemeenlyk, in de verst afgelegene bosschen onthoudt. Ga naar margenoot+De ExterGa naar voetnoot(p) is een Vogel, die in alle deszelfs deelen veel naar eene Rave gelykt. Men onderscheidt 'er veele soorten van. De eerste soortGa naar voetnoot(q) is in 't land bekend onder den naam van Coyakee, welk Toucan betekent. Deze Vogel, zynde iets grooter dan een gemeene Exter, heeft bleek graeuwe vleugels; het hoofd, de hals, het bovenste van den rug is van dezelfde kleur. De borst is blinkend geel, of safraankleurig; de buik en de dyen zyn fraei vermillioen of scharlaken rood, welke kleur zich byna tot de helft van den staart uitstrekt, en vervolgens door eene breede zwarte streep vervangen wordt, die met dezelfde roode kleur eindigt: deszelfs beenen, voeten, en klaeuwen zyn zwart, gelyk het overige van 't lighaam. Deze Vogel is zeer aanmerklyk om zyn grooten bek, die, by de acht duimen lang, en aan den wortel derdehalven duim breed is. Het bovenste kakebeen is breed en een weinig krom; in hetzelve is eene holligheid, welke volmaakt overeenkomt met het benedenste kaakebeen: het een en het ander is | |
[pagina 145]
| |
getand en bedekt met een lymachtig vel. Deze twee kaakebeenen zyn van eene dunne en beenachtige zelfstandigheid, en overtoogen met eene geele en roode schulp, die naar hoorn gelykt. Boven deze zelfstandigheid, op den bek, en digt by het hoofd, welk zeer groot en dik is, en den vogel daar door in staat stelt, van zo een' vervaarlyken bek te kunnen draagen, zyn de neusgaten geplaatst. De tong is, niet alleen van dezelfde lengte, maar gelykt ook volmaakt naar eene dunne pen. Men vindt dezen vogel in de bosschen, alwaar hy in de boomen nestelt. De tweede soortGa naar voetnoot(r) is de Zee Exter, die een' voet lang is. Deszelfs bek is kort, breed, driehoekig en spits, en op zyde plat, doch op de tegengestelde wyze van de end vogels. Zyne vederen zyn zwart, behalve op de borst, die met wit gespikkeld is. De beenen en voeten zyn geelachtig rood, en staan achterwaarts, gelyk men in de gemeene duikers ziet, zo dat deze vogel, lynregt op den staart steunende schynt te gaan. De agterste vinger ontbreekt hem. De derde soort is een kleine ExterGa naar voetnoot(s) wiens kleuren zeer fraei geschakeerd zyn; Deszelfs onderste vederen zyn als katoen, en de kleur van het midden van den rug tot den stuit is geelachtig. | |
[pagina 146]
| |
De Exter is bekend voor een Vogel,die men gemaklyk eene menigte van woorden kan leeren spreeken. Hy maakt, gemeenlyk, zyn nest in de toppen der boomen, alwaar hy, ieder broedzel, zes of acht zwart gespikkelde eieren legt. Zyn voedzel bestaat in ongedierte, en vleesch van allerleie kleine vogeltjes, welken hy maar krygen kan; zelfs eet hy derzelver eieren. Zyn gang bestaat slegts in huppelen, 't welk altyd met het roeren van den staart verzeld gaat. Dit dier is stoutmoedig genoeg, om roofvogels aan te tasten, en zelfs jonge haasen, of eenig ander wild. Ga naar margenoot+De Specht is een Vogel, daar verscheidene soorten van zyn, hebbende allen eenen bek, die bekwaam is om de hardste schors der boomen te doorbooren. Daarenboven is het een wilde vogel die in de bosschen woont, eene middelmaatige gestalte heeft, verslindend is, en altyd eene vaste verblyfplaats houdt. Deszelfs lengte, van het begin van den bek tot aan het einde van den staart, is twaalf of veertien duimen. Hy leeft van mieren en wormen, die zich binnen in den boom bevinden. Ten dien einde plaatst hy zich tegen den boom, en maakt al pikkende nette ronde en diepe gaten, om daar zyn tong in te steeken, en de wormen te bemagtigen, welken hun voedzel in het hout vinden. Insgelyks steekt hy zyne tong in de mierenesten, en trekt 'er dezelven vol mieren weder uit, gelyk de Mieren Eeters doen. Zie het geene wy van dien vogel gezegd hebben. | |
[pagina 147]
| |
Het wyfje maakt geen nest, om dat zy haare eieren, die, gemeenlyk, zes of zeven in getal zyn, in gaten van boomen, op vermold hout, legt. Zie hier de soorten, die men in Suriname vindt. De eerste is de groene SpechtGa naar voetnoot(t) die eenen harden, driekantigen bek heeft, waarvan het einde in een gekloofde, zwarte en harde punt uitloopt. De boog van 't oog is ten deele wit, en ten deele rood; het bovenste van 't hoofd is schoon vermillioen rood, met zwarte plekken doorzaeid; de oogen zyn beslooten in eene zwarte driekantige plaat, die tot den bek toeloopt, hebbende van onder een roodachtige streep; het achterste van den hals, de rug, en 't bovenste der vleugels is groen; de keel, hals, borst en buik zyn bleek; de slagveeren zyn doorzaeid met witte plekken; de stuit bleek geel; de vederen van den staart zyn van boven, donker groen, gestreept met eenige dwarsstreepen, en schynen als gekorven aan de punten, die zwartachtig zyn: de pooten en vingers zyn loodkleurig; de klaeuwen bruinachtig graeuw; de beenen zyn zeer kort. De tong van dezen vogel is merkwaardig, zynde zo dik als gemeen bindgaaren, rond, van het eene einde tot het andere gelyk, hard, beenachtig, schubbig, spits, lymig, | |
[pagina 148]
| |
en drie of vier duimen lang, als de vogel ze uit den bek steekt, doch hy houdt haar gemeenlyk in den gorgel, daar zy in de rondte gevouwd in zit. De tweedeGa naar voetnoot(u) is de zwarte Specht, of Timmerman, die zich genoeg onderscheidt, door de kleur, welke maar alleen boven het hoofd een weinig vermillioen rood is. De derde is de gekleurde Specht.Ga naar voetnoot(x) Deze vogel is in grootte gelyk aan de Meerle; deszelfs pluimaadje, welke zwart is, gelyk die van den voorgaanden, is echter, hier en daar, met witte plekken gespikkeld. De vierdeGa naar voetnoot(y) is een andere gekleurde Specht, welke zo groot is als eene Tortelduif. Deszelfs hoofd is gekuifd en vercierd met roode veeren; de hals is van onder en van boven zwart met eenig wit vermengd. Hy heeft vleugels, welken van boven zwart en van onder wit zyn, en een' zwarten staart; de buik en de dyen zyn wit en zwart. De vyfde is een kleine Specht, zo groot als een mannetjes musch. Deze vogel heeft eene bleeke olyf-kleur. Alle de veeren, van de keel tot het gat, zyn zwart en wit gespikkeld, die de vleugels bedekken zyn ligt gespikkeld, en geelachtig wit aan het einde; de groote veeren van den staart zyn zwart. Het hoofd en bovenste van den hals is vermillioen rood. | |
[pagina 149]
| |
De ZesdeGa naar voetnoot(z) is de geele Timmerman. Deze is van de allergrootste soorte. Ook onderscheidt hy zich van de anderen, door de harde slagen, welken hy met zyn' bek op de boomen geeft, en die men zeer ver kan hooren. Daarenboven heeft hy eene fraeie roode kuif boven op zyn hoofd; de bovenste veeren van de vleugels zyn blaeuw-achtig die van den hals, borst, en buik citroen kleurig. De ZevendeGa naar voetnoot(a) is een Specht, die veel overeenkomst heeft met den Exter. Hy heeft een klein hoofd, eenen regten, spitsen, zwarten bek van een vinger lang; deszelfs voeten komen, uit hoofde van de gesteldheid hunner vingeren, overeen met de voeten van de andere vogels; het hoofd, en bovenste gedeelte, tot aan 't begin van den rug, is hemelschblaeuw; de staart geheel zwart; de vleugels insgelyks, doch die hebben in 't midden, en in de gansche lengte, eene witte plek; het overige van 't lighaam is hemelschblaeuw, en de beenen zyn blaeuwachtig. De kunstige wyze, op welke deze vogel zyn nest maakt, naamelyk met hetzelve aan het einde der takken te hangen, maakt hem aanmerkenswaardig. Ga naar margenoot+De Nacht-UilGa naar voetnoot(b), of Schreeuwende Kat, | |
[pagina 150]
| |
is een Nachtvogel, waarvan ik in Suriname twee soorten kenne. De eerste, zo groot als een hoen, heeft eene kuif, of Veder bos boven de oogen, welke hem tot om den hals, nederdaalt. Deszelfs oogen zyn zwart, en staan diep in 't hoofd; zyn buik is wit, met zwarte plekken getekend; de bek wit; de nagels zyn krom, en de beenen bedekt met veeren. De tweede soort is een Steen-Uil, ook een nachtvogel, doch kleiner dan de voorgaande; zyne veeren zyn aschgraeuw en zwart; de beenen ruig tot op de nagels, die graeuw en krom zyn; zyn bek is krom en sterk blinkende; Hy sluit zyne oogen slegts met de bovenste leden. De oogen zyn zwart en omringd met kleine witte veertjes; het hoofd is afgryslyk lelyk, en wel voorzien van veeren. Deze dieren geeven, 's nachts, een vervaarlyk geluid, waar door vrouwen en kinderen verschrikt worden; by dag verschuilen zy zich in holle boomen, alwaar zy hunne eieren leggen; hun voedzel bestaat in rotten en muisen. Ga naar margenoot+De Papegaeien, welken eene soort van Indiaansche vogels zyn, hebben een groot hoofd, een harden bek en hersenpan, fraeie veeren, en zeer kromme nagels. Zy hebben vier vingers aan de voeten, te weeten twee voor en twee agter. Zy bedienen zich, al klimmende, van den bek als van een haak, om hun lighaam op te geeven. Hunne tong is breed, en rond aan het einde. | |
[pagina 151]
| |
Men kan de Papegaeien in drie soorten verdeelen, naamelyk, in grooten, kleinen en middelmaatigen. Den Aras,Ga naar voetnoot(c) of grooten Papegaei, breng ik onder de eerste soorte, om dat dezelve, zonder tegenspreeken, de grootste van allen is. Hy is zo groot als een hoen, welk nog niet gelegd heeft, of wel als eene Teeling; men vindt 'er twee soorten van. Die van de eerste soorte hebben, op het hoofd, aan den hals en buik, vuurkleurige vederen; de vleugels zyn geschakeerd met blaeuw, rood en geel; de staart, die vyftien of twintig duimen lang is, is van 't fraeiste rood, welk men zien kan; Deszelfs kop is dik, en de bek naar maate; het bovenste kaakebeen is wit, en het benedenste zwart; de omtrek der oogen, en de slaapen zyn wit; de beenen kort, en de voeten bruin. Hy gaat deftig, en spreekt duidelyk, als men hem van jongs af leert; doch hy is van natuure een groote schreeuwer. De tweede soort is de groene groote PapegaeiGa naar voetnoot(d). Deze heeft eenen zwarten bek, die iets langer is dan die van den voorgaanden. Hy heeft ook rondom de oogen een vel, welk gestreept is met zwarte veeren. De kruin van zyn hoofd is plat en groen; rondom de keel heeft hy eenen zwarten halsband; het onderste van 't lighaam is sa- | |
[pagina 152]
| |
fraankleurig, en het bovenste fraei blaeuw. De staart is van dezelfde grootte als die van den rooden Aras. De beenen en voeten zyn bruin, en de nagels zwart. De Papegaeien van de tweede verdeeling worden onderscheiden, naar de verscheidenheid hunner vederen, of ook dikwyls naar de benaaaming der Eilanden, van waar zy komen; want men moet zich niet verbeelden, dat alle de Papegaeien, die men in Suriname vindt, uit dat land oorsprongklyk zyn. De Indiaanen brengen dezelven derwaarts, om 'er handel mede te dryven. Deze vogels zyn een derde kleiner dan de Aras of groote Papegaei. De eersteGa naar voetnoot(e) dezer Papegaeien komt uit Orenoque. Dezelve is groot en groen. Zyne vleugelen zyn roodachtig, het bovenste gedeelte van den bek is zwart aan het einde vervolgens blaeuw, en 't overige rood; en het benedenste wit. De boog van de oogen is safraankleurig; de kruin van 't hoofd geel, en 't overige van het lighaam groen, doch van onder ligter dan van boven. Het bovenste der vleugelen is rood; de staart eenigzins kort, de beenen en voeten aschgraeuw. De tweede vogel van deze soorte is de graeuwe Papegaei van Guinéa. Deze heeft een' zwarten bek; zyn gansche lighaam is donker graeuw; de staart zo rood als vermillioen, maar zeer kort, komende naeuwlyks verder dan het einde der vleugelen; | |
[pagina 153]
| |
de oogen zyn omringd met een naakt wit vel. DeGa naar voetnoot(f) Negreiers brengen deze vogels in 't land, als zy weder komen van Guinéa Zy worden van tien tot vyftien Hollandsche guldens het stuk verkogt. De derde van deze soorte is een groens Papegaei uit het land der Amazoonen.Ga naar voetnoot(g) Deszelfs vederen zyn schitterend groen, en volmaakt schoon. Hy is zeer groot, en heeft eenige geele veeren op het voorhoofd. De vierde is een Paarsche PapegaeiGa naar voetnoot(h), wiens hoofd en gansche bovenste gedeelte van 't lighaam eene fraeie karmozyn-roode kleur heeft, zynde de borst en buik van het allerschoonste paarsch. Deszelfs hoofd schynt als afgescheiden te zyn van 't lighaam door eene paarsche streep, die zich, van ter zyde, komt voegen aan het paarsche van de borst, en den band van een schoenmaakers voorschoot schynt te verbeelden. De veeren van de schouders zyn schoon blaeuw; de vleugels en staart groen en rood van kleur; zyn bek is zwart en sterk, en de boog der oogen goudkleurig. Deze Papegaei wordt gevonden naar den kant der Amazoonen. | |
[pagina 154]
| |
De vyfde is een geschakeerde Papegaei.Ga naar voetnoot(i) Deze heeft op zyn borst, en hals bonte veeren, die donker rood doch ook met bruin gemengd zyn, en in eene keurlyke blaeuwe kleur eindigen; die van den rug, de groote veeren van de vleugels, en de staart zyn geheel groen. Men moet aanmerken, dat deze vogel als men hem kwaad maakt, de veeren van zyn hoofd oprigt, zo dat dezelven eene schoone kuif schynen te zyn. De zesde is een groene PapegaeiGa naar voetnoot(k) die eenen geelen rug heeft, zynde de overige vederen bleekgroen. De zevendeGa naar voetnoot(l) is een Papegaei wiens hoofd, schouderen en dyen geel, en de overige vederen fraei groen zyn. De achtsteGa naar voetnoot(m) is een Papegaei met vederen van de schoonste groene kleur, die men met oogen zien kan, doch wiens hoofd hemelsch-blaeuw of azuur, en met eenen geelen halsband vercierd is. De negendeGa naar voetnoot(n) is een kleine groene Papegaei, met een' langen staart. Deze heeft een' eenigzins rooden bek; de beenen en voeten zyn van dezelfde kleur; het overige van 't lighaam is fraei groen. | |
[pagina 155]
| |
Ga naar margenoot+Alle de Papegaeien van de derde soorte worden Parkitjes genoemd, om dat zy zeer klein zyn, welke kleinte, gedeeltelyk derzelver schoonheid uitmaakt. Die het land oplevert, zyn byna zo groot als een Meerle, en geheel groen. Hier en daar hebben zy eenige roode veeren op het hoofd; en hunne bek is wit. Zy gaan altyd by troepen, en volgen de vruchten en geers, naar maate die ryp worden. Men heeft het grootste werk van de waereld om ze op de boomen, daar zy zich ophouden, te onderscheiden; doch men heeft minder moeite, om dikwyls gewaar te worden, dat zy 'er in eene groote menigte zyn, om hun gekweel, welk de ooren der aanhoorderen streelt. Ondertusschen zyn zy nergens goed toe dan om te eeten, om dat men ze niet tam kan maaken gelyk de volgende. De tweede soort van ParkitjesGa naar voetnoot(o) is zo groot als de voorgaande. De bek dezer vogeltjes is zwart, de boog der oogen goudgeel; het bovenste van den bek hemelschblaeuw, en het onderste lei-kleurig; het overige van hun hoofd is bruin, en 't onderste van den hals ook lei-kleurig; het gansche bovenste gedeelte van 't lighaam en den staart is met helder groen gevlamd. De gansche keel is bruin, met een' geelachtigen kant aan ieder pluim, waarom dezelve ge- | |
[pagina 156]
| |
heel geschubd schynt; de vouw der vleugels is vuur-kleurig, en 't overige blaeuw; het bovenste van het lighaam is glinsterend groen, het middelste van den buik heeft de kleur van eene Seringe, met bruine aderen doorzaeid: op het midden van den staart ziet men in de lengte een' streep van dezelfde kleur, het onderste van den staart (die korter is dan van de andere Parkitjes) is bruinrood, trekkende naar kastanje bruin; de voeten en nagels zyn zwart. De derdeGa naar voetnoot(p) is een Parkitje van Guinée van een vry groote soorte. Dit vogeltje heeft een grysbruin kopje; het bovenste van deszelfs lighaam, en de vleugels zyn gras groen, en de veeren bruingroen, de vouw der vleugelen en de hals is ligt citroen kleurig, de borst, buik, en dyen van eene fraeie Oranje-kleur. De vierdeGa naar voetnoot(q) is een ander Parkitje van Guinée zo groot als een Leeuwerik; de bek, het voorhoofd, de wangen, en 't bovenste van de keel van het mannetje dezer vogeltjes, is van eene leevendige Oranje kleur, en van de wyfjes bleek Oranje. Hun geheele lighaam is van onder ligt, en van boven schoon donker groen. De stuit is helder blaeuw; de vederen van zyn' staart die niet zeer lang is, zyn met rood en zwart geschakeerd. De vouw van den vleugel | |
[pagina 157]
| |
is zwart; met paarsch gemengd; de veeren van de vleugels zyn van buiten van een fraei groen, en van binnen donker bruin. Deszelfs oogen zyn zwart, en de voeten grys. Byna alle de Natuurkundigen, die over de vogels geschreeven hebben, maaken van een veel grooter getal van Papegaeien gewag; maar dewyl hier slegts gehandeld wordt van de zulken, welken men in de Kolonie kan bekomen, zo zal ik 'er maar alleen byvoegen, dat ieder landstreek van 't vaste land van deze dieren voortbrengt, die alleenlyk door hun pluimaadje onderscheiden worden. Vader Labat zegt, dat alle de kleine Papegaeien van Guadeloupe zo groot als een Meerle, en geheel groen zyn, uitgezonderd eenige kleine veertjes, welken zy op het hoofd hebben, en dat hun bek wit is. Voor 't overige zyn zy zagtzinnig, en lief koozende, en leeren gemaklyk praaten. Die van Brasilie zyn geheel groen; derzelver veeren schynen bedekt met eene soort van klein dons, welk wit en zeer fyn is, waar door deze vogeltjes als verzilverd voorkomen. Daarenboven zyn zy zeer leevendig, en schynen gaarne te willen praaten met de menschen; want als zy hooren spree ken, het zy by dag, of by nacht, mengen zy zich onder het gesprek, en schreeuwen altyd harder dan iemand van 't gezelschap. Alle Papegaeien, zo wel van de eerste als van de tweede soort, hebben veel bekwaam- | |
[pagina 158]
| |
heid om te leeren spreeken, indien men zich maar eenige moeite wil geeven om dezelven nog jong zynde, te onderwyzen. Zy maaken hunne nesten met veel overleg; want zy vergaderen eene menigte van biezen, en takjes van boomen, waarvan zy een zamenvoegzel maaken, welk zy, op eene kunstige wyze, aan het einde van de zwakste takken der hoogste boomen weeten vast te hegten. Deze dieren reizen nooit dan by troepen, en altyd twee aan twee. In zommige tyden, van 't jaar, en voornaamelyk als de Koffy ingezameld wordt, komen zy by duizenden op de Koffyboomen nedervallen, 't welk my het volgende geval te binnen brengt. My op een' zekeren dag in een goed en talryk gezelschap bevindende, op de Plantagie van wylen den Heere Tourton, Oud-Raad van 't Hof van Crimineele Justitie, werdt 'er eene Jagt party op Papegaeien voorgesteld, welke party wy met ons zeven bywoonden. Wy gingen dezelven, een uur voor zonnen ondergang, aan den oever eener Riviere afwagten, om dat zich ieder troep, gemeenlyk, tegen den avond by een vergadert, om vervolgens op de Koffyboomen te vallen. Naeuwlyks waren zy daar gekomen, of wy begonnen 'er zodanig op los te branden, dat wy 'er in minder dan een uur tyds, meer dan honderd doodden of kwetsten. Met deze jagt, in aanmer- | |
[pagina 159]
| |
king van ons klein getal, te vrede, keerden wy te rug; en men overlei, onder het avondmaal, hoe men deze vogels tegen den volgenden dag, klaar zou maaken: het besluit was, dat men beginnen zou met derzelver tongen uit te snyden, om 'er een pastei van te maaken, die, om de waarheid te zeggen, niet van de allerbesten was; doch wy konden ons echter beroemen, 'er eene van Papegaeis tongen gegeeten te hebben; een lust, welken men in Europa bezwaarlyk zou konnen boeten, ten waare men 'er onnoemelyke sommen om wilde verspillen; en dan weet ik niet, of men nog zyn oogmerk wel zou bereiken. Twintig werden 'er gekookt om soep van te hebben, die heerlyk was; anderen werden gestoofd, en malsch, lekker en volmaakt goed bevonden; maar die gebraaden werden, waren zo droog, dat zy den minsten smaak niet hadden. Doch dit niet tegenstaande, kan ik betuigen, dat ik, eens in myn leeven, Papegaeien op vierderleie wyze toegemaakt, gegeeten hebbe. Ga naar margenoot+De Ys-VogelGa naar voetnoot(r) die zich meest in 't water ophoudt, is kleiner dan een Meerle. Deszelfs bek is dik en zwart, zeer regt, spits, en twee duimen lang; de mond van binnen safraan- kleurig; de kin, en 't middelste van den buik wit, met eenig rood vermengd, | |
[pagina 160]
| |
het onderste van den buik en 't bovenste der vleugelen rosachtig. De borst is ook ros. De einden van de veeren zyn als verzilverd, helder en glinsterende, vooral die van den rug, nogthans ziet men 'er zwart geschakeerde streepen in. De kruin van 't hoofd is groenachtig zwart, met eenige blaeuwe plekken 'er door. De groote veeren zyn ook groenachtig blaeuw; de staart, die kort is, donker blaeuw. Zyne beenen zyn klein en de voeten hebben een byzonder maakzel; want de buitenste vinger is door drie gewrigten aan den middelsten verknogt, en de voorste maar door een, deze nu is kleiner en de helft korter dan de middelste; de buitenste is byna zo groot als de middelste, en de achterste iets grooter dan de voorste. Hy zit, en maakt zyn nest in gaten by het water, alwaar hy vyf of zes eieren legt. Men vindt hem, gemeenlyk, langs den kant van loopend water, als by Rivieren, Kreeken, enz. Schoon deze Vogel zich met goeden visch voedt, is deszelfs vleesch echter niet goed om te eeten. Ga naar margenoot+De MeerleGa naar voetnoot(s) is een wilde boschvogel, van 't geslacht der Spreeuwen. Men onderscheidt 'er veele soorten van. Die in Suriname gevonden worden, zyn van eene middelmaatige grootte, en van den bek, tot aan 't einde van den staart, twaalf duimen lang. Het mannetje is gansch zwart, doch heeft een' | |
[pagina 161]
| |
Oranje geelen bek; die van 't wyfje is zwart, en de vederen zwartachtig bruin. Deze vogel voedt zich met alles wat hy in de bosschen vindt, als ongedierten, vruchten enz. Zyn nest, welk hy in de struiken maakt, bestaat, uitwendig uit mosch, dunne takjes, en wortels, al het welk aan een gehegt is door slyk in plaats van lym. Ga naar margenoot+De QuikstaartGa naar voetnoot(t) is een trekvogel, die zich kenbaar maakt door de onophoudelyke beweeging van zyn' staart, daarom beschryft hem Gesner (Hist. Animal) Motacillae caudam irrequiete motitant. Daar zyn twee soorten van deze vogels, die zich by de rivieren onthouden; de eene is zwart en wit, de andere geel en graeuw. Derzelver lengte, van den bek tot aan 't einde van den staart is van acht duimen. Hun voedzel bestaat alleenlyk in wormpjes en ander ongedierte. Ga naar margenoot+De SpechtGa naar voetnoot(u) is byna zo groot als de Meerle, maar van maakzel gelykt hy naar eenen ysvogel. De boog van de oogen dezer vogelen is bruinrood. Zyne vederen zyn, achter het hoofd, rood, aan den hals groenachtig geel: die van de vleugels groen, met zwart en blaeuw geschakeerd, de klaeuwen zwart. Men vindt 'er twee soorten van, naamelyk, grooten en kleinen. | |
[pagina 162]
| |
Deze vogeltjes voeden zich met byën en ander vliegend gedierte. Ga naar margenoot+De MeesGa naar voetnoot(x) is een vogeltje, welk zich in de Savaanen en bosschen onthoudt. Men ziet 'er veelerleie soorten van; eenigen zyn grooter dan een vink, anderen van den bek tot aan 't einde van den staart, niet langer dan vier duimen. Alle de soorten, welke ik ga beschryven, hebben de veeren zo ver op den bek zitten, dat zy daar door kuiven schynen te hebben. De eersteGa naar voetnoot(y) is zo groot als een groote vink. Deszelfs hoofd en kin is zwart; het overige van 't boven lyf geel groen, uitgezonderd den stuit, die blaeuw is; het onderste van 't lighaam geel, en de voeten zyn loodkleurig. De tweedeGa naar voetnoot(z) is zo groot als de eerste, en bekend onder den naam van Koolmees, om dat zy zwarte streepen en plekken op het lyf heeft. Men wil dat zy een roofvogel zy, om dat zy vleesch eet, en op krengen aast. De derdeGa naar voetnoot(a) is een vogeltje met een' zwarten kop, en gansch witte borst. De vierdeGa naar voetnoot(b) heeft insgelyks een zwarten | |
[pagina 163]
| |
kop, doch witte kaaken, een' groenen rug, en loodkleurige voeten. Die van de vyfde soorteGa naar voetnoot(c) zyn olyf-kleurig, en geel op den buik. Alle de vyf soorten van Meesen hebben een' zwarten, regten, korten, en zeer spitsen bek. Dezelven onthouden zich gemeenlyk rondom de boomen, en in de Savaanen, en leeven, voornaamelyk, van ongedierte en doode krengen. Zy nestelen in gaten van boomen, en leggen zeven of acht eieren te gelyk, die aschverwig wit, en met rood gespikkeld zyn. Ga naar margenoot+De Zwaluw (c) heeft een groot hoofd, eenen korten doch wyd gespleetenen bek, om het klein gedierte al vliegende beter te kunnen bemagtigen; haare vleugels zyn zeer lang, en haare vlugt is snel; de voeten zyn kort en klein; ook gaat deze vogel zelden; zyn staart is lang en gespleeten, om het lighaam vaardiger te kunnen buigen en keeren. De Amerikaansche ZwaluwenGa naar voetnoot(d) gelyken veel naar onze muur Zwaluwen, die weinig gebruik van haare voeten maaken. Haar bek is groot, en zy kunnen dezelven tot de oogen toe openen. Het zyn trekvogels welken gemeenlyk, in holle boomen nestelen. | |
[pagina 164]
| |
Die men in de Kolonie ziet, zyn boven aan de keel bruin wit, en derzelver staart is in zes deelen verdeeld; het overige haarer vederen is purperkleurig. De Zee-ZwaluwGa naar voetnoot(e) is een vogel geheel en al verschillende van den evengemelden. Daar zyn twee soorten van, eene groot en eene klein. De vederen van de laatste soorte zyn donker graeuw, het onderste van den buik is wit; en de rand der vleugels zwart. Haar bek is lang, regt en rood; de voeten zyn van dezelfde kleur. Het mannetje van de groote soorte heeft den bek, het hoofd, de hals en de borst zwart; de vederen van den rug, vleugels en staart hebben de kleur van den esschenboom; die van den buik, en de dyen zyn morfig wit; de beenen en voeten rood en zonder veeren; de klaeuwen zwart. Deze vogel gaat zo diep in zee, dat men zegt, dat hy meer dan twee honderd mylen van de kusten wykt. Hy voedt zich, gemeenlyk, met visch, en, vervolgt veele andere watervogeltjes, op dat zy den visch, dien zy genomen hadden, zouden laaten vallen, en tot een buit voor hem overlaaten. Ga naar margenoot+De SpreeuwGa naar voetnoot(f) is een vogel, die zeer bekend is om deszelfs fraeie vederen, welken blaeuw, geel en rood zyn. Dezelve is zo groot als een Meerle. Zyn bek is gelyk | |
[pagina 165]
| |
aan dien van een' Exter; op het hoofd draagt hy eene soort van kuif, vercierd met zwarte vederen, die zo zagt zyn als fluweel. Ga naar margenoot+Men onderscheidt veele soorten van Lysters, doch ik ken 'er in Suriname maar twee, welken 't meest naar die van Europa zweemen. De eersteGa naar voetnoot(g) is zo groot als een leeuwerik; haare vederen zyn geel en graeuw, uitgezondert eene soort van geelen streep, dien zy op den ruggraat heeft. De tweedeGa naar voetnoot(h) heeft byna dezelfde grootte, het onderste van 't lighaam wit, het bovenste bruin, doch alles vermengd met zwarte en witte vederen, vooral omtrent het hoofd en den staart. Beide deze soorten voeden zich met wormen, en kleine diertjes, en zyn goed om te eeten. Ga naar margenoot+Het gaat in dit land met de Patrysen, gelyk met de Lysters; men kent 'er maar twee soorten van. De eersteGa naar voetnoot(i) is groot, onthoudt zich in de boomen, en legt hemelschblaeuwe eieren. Deszelfs bek, die zeer lang is, is zwart; en alle de vederen zyn, van eene donkere Olyf-kleur. | |
[pagina 166]
| |
De tweedeGa naar voetnoot(k) is kleiner dan de eerste. Deszelfs vederen zyn, over het gansche lighaam, donker vaal met bruine plekken. Ga naar margenoot+De Goudvink, of de GrootbekGa naar voetnoot(l) is zo groot als een Leeuwerik; en heeft eenen bek, die van boven bruin, en van onder wit is. Het onderste van zynen hals en de rug zyn aschgraeuw en zeer lugtig, met eene rosse kleur beschilderd. De keel, en het onderste en middelste gedeelte van den hals zyn bloedkleurig; de gansche borst, en onderbuik wit, en de staart zwart. Ga naar margenoot+De PluvierGa naar voetnoot(m) is zo groot als een Duive. Deszelfs bek is zwart, en derdehalven vinger lang; het bovenste van 't lighaam is bruin en grys door malkander, het onderste van 't lighaam, en 't benedenste van den rug witachtig, de staart is gestreept met zwarte en witte streepen, die om den anderen gewaterd zyn; de beenen zyn zeer lang en loodverwig. Daar zyn tyden in 't jaar, dat de Savaanen der Plantagiën krielen van deze vogels; vooral indien dezelven wat moerassig zyn, om dat dit gedierte zich gaarne omtrent de Rivieren onthoudt. Zy zyn altyd in beweeging, en voeden zich met wormen en vliegen. Hun vlugt is zeer snel, en als zy vliegen, maaken zy een groot geraas; der- | |
[pagina 167]
| |
zelver vleesch is fyn en keurlyk van smaak, maar zomtyds al te vet. Ga naar margenoot+De SnipGa naar voetnoot(n) is iets kleiner dan een Patrys. Het bovenste van haar lighaam is ros, zwart en graeuw geschakeerd; de borst en buik zyn aschgraeuw. De bek is regt, rond en langwerpig. De voeten zyn ook aschgraeuw. Haar gewoon verblyf is in de moerassige Savaanen, en kleine beeken, daar zy haar voedzel vindt. Zo zwaar als deze vogel vliegt, zo lugtig loopt hy over den grond. Het vleesch is uitsteekend lekker van smaak. Ga naar margenoot+De Water-SnippenGa naar voetnoot(o) zyn aanmerkenswaardig om derzelver bek, die by de drie duimen lang is. Deze vogel, zynde een trekvogel, is iets kleiner dan een Leeuwerik. De vederen zyn omtrent gelyk die van de Snippen, maar op den rug cierlyker gekleurd; zynde die der schouderen zwart en ros, en met een weinig groen vermengd. De borst en buik zyn byna geheel wit. Zy onthouden zich doorgaans gezamenlyk, en by duizenden langs den zeekant, byzonder als het heet is, en dan behoeft men geen groot jaager te zyn, om 'er, met fyne hagel vyftig of zestig te gelyk te schieten; want zy houden zich zo digt by een, dat my voorstaat 'er eens vyf en tachtig in eene schoot getroffen te hebben. Ten dien einde heeft | |
[pagina 168]
| |
men maar in 't zand te schieten, waar door zy terstont zo blind worden, dat men, zonder de minste moeite eene groote menigte leevendig met de hand vangen kan. Derzelver vleesch is zeer lekker, doch zy zyn zo klein, dat men 'er gemaklyk twintig van eeten kan, zonder de maag te bezwaaren. Ga naar margenoot+De MeeuwGa naar voetnoot(p) is een watervogel, die lange vleugels, en korte platte voeten heeft. Haar bek is van kleur als bemorst wit, en aan 't einde geel; her hoofd en de halszwart geplekt; de rug tot aan den staart aschgraeuw, de vederen, die het lighaam bedekken, zyn wit, de vleugels zwart en wit geschakeerd, en de voeten groen. Deze vogel heeft niet veel vleesch; hy vliegt altyd, is nooit verzadigd, en voedt zich niet dan met kleine vischjes. Den meesten tyd onthoudt hy zich langs het zeestrand; zyn geschreeuw gelykt naar dat van een Choucas. Hy is zo groot als een Exter, en men vindt 'er twee soorten van. Die van de tweede soorteGa naar voetnoot(q) wordt, door eenigen, de Water-Snyder genoemd, om dat hy een' bek heeft, die aan de kanten zeer plat, en ten naasten by gemaakt is als een schaar, welk de reden is dat men hem dezen naam gegeeven heeft. Deszelfs oogen zyn zwart, de boog wit, het hoofd, de hals, | |
[pagina 169]
| |
de borst en buik wit geel; de rug en de vederen van den staart als geschubd; de vleugels zwart met een weinig wit aan 't einde. Ga naar margenoot+De Vogel, die in 't land de Zonne-Vogel genoemd wordt, is zo aanmerklyk om zyne schoonheid en verscheidenheid van kleuren, dat hy wel verdient beschreeven te worden. Hy is zo groot als de gouden Pluvier. Deszelfs hoofd, welk klein is, is vercierd met twee kleine zwarte streepen; zyn bek gelykt naar dien van eene witte Snip; de boog der oogen is rood; de hals wat lang, en dun naar maate van 't lyf; de vleugels zyn tamelyk groot, derzelver bovenste vederen zyn lang, en de ondersten kort. De staart is lang, en als in tweeën verdeeld; zo dat hy, als hy zyne vleugelen en staart te gelyk uitspreidt, inderdaad de gedaante van de Zonne verbeelt, 't welk hem dien naam gegeeven heeft; zyne beenen zyn kort. Deze keurlyke vogel is vercierd met veele roode, zwarte, witte en geele vederen, welken allen zeer leevendig, en zo wel vermengd, en op elkanderen geschikt zyn, dat zy een allerheerlykst tapyt uitleveren. De boorden der Rivieren en Kreeken zyn de gewoone verblyfplaats van dezen vogel, om dat hy zich met kleine visch en allerlei klein gedierte voedt. Maar hy is buiten gemeen gaeuw om vliegen te vangen, weetende dezelven zo wel waar te neemen, dat zy, met de eerste beweeging van zyn' bek, die zeer spits is, gevat zyn. Want men kan | |
[pagina 170]
| |
geen pyl met zo veel vaardigheid afschieten, als hy bezit om zich meester te maaken van 't geene hy hebben wil. Ga naar margenoot+Het Kemp-haantjeGa naar voetnoot(r) is een water-vogel, of een soort van Pluvier, zo groot als eene Duive. Zyn lighaam staat op hooge beenen; zyn bek, die geel is, is omtrent twee duimen lang. Het bovenste van 't lighaam is bedekt met kaneel kleurige of donker roode vederen. De borst en hals is zwartachtig, de vleugels zyn geel, en aan ieder einde gewapend met eene soort van spooren, waarvan hy zich bedient ter voldoeninge van de dolle drift, die hy bezit, om zyne makkers te bevegten. Zyn gewoon verblyf is in moerassige Savaanen, Rivieren en Kreeken; zomtyds gaat hy wel tot de dyen toe in 't water. Ga naar margenoot+De KievitGa naar voetnoot(s) is ook een water-vogel, zo groot als eene kleine Duive. Haar bek is kort, regt, en zwart, het hoofd vercierd met een kuifje, het lighaam bedekt met fraeie vederen. Zyn hoofd, hals, rug, en vleugels zyn zwart, doch dit alles verandert in donker-groen; de gansche buik, het onderste van 't lyf, en de dyen wit. Daar de groote vederen van de vleugels beginnen heeft zy eenige wit rosse plekken. Haare beenen en voeten zyn langer dan die van de Europeaansche Kievitten. | |
[pagina 171]
| |
Deze vogels worden, gemeenlyk, in moerassige Savaanen gevonden, alwaar zy van allerlei gedierte leeven. Ga naar margenoot+De Surinaamsche Kanary of PutterGa naar voetnoot(t) of ten minste de vogel, die aldaar dus genoemd wordt, is eene soort van Vink, die niets aangenaams in zyn gezang heeft, maar aanmerklyk is om zyne fraeie vederen, welken paarsch zyn en naar de kleur van een Amathist zweemen, uitgezonderd die van 't hoofd, welken goud geel zyn. Ga naar margenoot+De KwartelGa naar voetnoot(u) van dit land is maar eene soort van vogelen, die 'er slegts op zekere tyden gevonden worden. Zy hebben schoone graeuwe vederen, welken met geele, witte, bruine en andere plekken doorzaeid zyn. Het RoodborstjeGa naar voetnoot(x) is een zeer gemeene vogel in de Savaanen. Zyn rug is donker bruin, trekkende naar 't zwarte. Zyn hals, borst, en buik zyn van eene schoone roode kleur, 't welk hem dien naam heeft gegeeven; zo dat hy, door deze kleur die in het wyfje ligter is dan in het mannetje; gemakkelyk te onderscheiden is. Deze vogel is zo heerlyk van smaak als de Ortolans. Ga naar margenoot+Men kan met waarheid zeggen dat het Kolombyntje een meesterstuk der Natuur is, zo om deszelfs fraeiheid, als kleinheid | |
[pagina 172]
| |
van lighaam, en leevenswyze; want zyn gansche voedzel bestaat slegts in 't sap der bloemen, welk hy met zyne tong, die daar toe gemaakt is, uitzuigt; dit doet hy met zich langen tyd in de lucht hangende te houden door het evenwigt zyner vleugelen, waarvan de beweeging zo leevendig en gezwind is, dat men werk heeft den vogel te onderscheiden, en het diertje als onbeweeglyk schynt. Dit vogeltje vertoont niets, dan wanneer het met vederen bedekt is, want daar van verstoken zynde, is het weinig grooter dan een zeer klein nootje. Nogthans ziet men 'er verscheidene soorten van, de eene kleiner, de andere grooter; zy worden daarenboven van elkanderen onderscheiden door de verscheidenheid hunner bekjes, of door hunne verschillende kleuren, welken allen zo leevendig zyn, dat men vergeefschen arbeid zou doen, in dien men dezelven naar behooren wilde afschilderen. De eerste is het groote Kolombyntje, of JonkertjeGa naar voetnoot(y), welk zo groot is als het Winter-Koninkje. Deszelfs keel is van eene groene glinsterende goudkleur, zweemende naar de vereenigde kleuren van smaragden en topaazen: de borst en buik zyn rood en glinsterende als leevendig goud; de rug | |
[pagina 173]
| |
is rood; de vederen van 't middelste van den staart zyn lang, smal en van kleur als glinsterend paarsch. Zyn bek is krom, en omtrent twee duimen lang; de tong naar het einde, in tweeën verdeeld, en zeer dun en lang, om uit het onderste van den kelk der bloemen, het sap, tot zyn voedzel verstrekkende, te kunnen zuigen. Zyne beenen zyn kort, en met scherpe spooren gewapend. De tweede soortGa naar voetnoot(z) is een derde kleiner dan de voorgaande; wier geheele boven lyf groen en goudkleurig is, de keel groen als een smaragd, de borst blaeuw en helder glinsterend goud, de bek regt, en een duim lang. Eenige schryvers hebben dit vogeltje den Vlieg-Vogel genoemd, om het, daar door, van de ander soorte, te onderscheiden, doch zy hebben zich zeer bedroegen. De derde soortGa naar voetnoot(a) is nog kleiner dan de tweede, 't welk my zou doen gelooven, dat men dezelve voor den regten Vlieg-Vogel kan houden. Het draagt eene soort van kuifje op zyn hoofd, welk de kleur heeft van een' schoonen Robyn. De bek is zeer klein en regt. De vederen van zyn' hals zyn leevendig, en glinsterende van goud kleur, die van den buik, rug en vleugels hoog donker rood, en de staart Oranje. Het is, naar myn gevoelen, de pragtigste, of de schoonste der vogelen, welken de Natuur voortgebragt heeft, als mede de | |
[pagina 174]
| |
kleinste, naardien het niet grooter is dan eene haazenoot. Hunne nesten zyn, vooral, verwonderenswaardig, dezelven hangen in de lucht, aan eenige kleine takjes, die eenigzins voor den regen gedekt zyn; zy zyn byna zo groot als de helft van een hoender ei, bestaande uit kleine brokjes hout, welken als een korf in een gevlogten, en met katoen en mosch op eene verwonderlyke nette en cierlyke wyze voorzien zyn. Deze vogeltjes leggen nooit meer dan twee eieren, zo groot als graeuwe of gemeene erwten, waarvan de kleur wit is met eenige geele spikkelen. Het mannetje en het wyfje zitten 'er beurtlings op te broeden, doch het wyfje blyft 'er langer op. Men kan zich wel verbeelden, dat de jongen, als zy eerst uit den dop komen, niet zeer groot moeten zyn. Deze vogels, schoon gedroogd, maaken met hunne nesten, het cieraad van een Natuurlyk Konst Kabinet. Hun gezang is slegts eene soort van aangenaam gegons, welk helder, zwak en overeenkomstig is met het werktuig welk het veroorzaakt. Eenige Natuurkundigen beweeren, dat deze vogels, als de tyd der bloemen voorby is, als leevenloos zyn, maar zy weeten zekerlyk niet, dat 'er in de warme landen het gansche jaar door bloemen zyn, dan op deze dan op geene boomen; 't welk hun gevoelen om ver werpt; want ik kan hun verzekeren, dat men 'er ten allen tyde, van | |
[pagina 175]
| |
deze diertjes, in overvloed vindt, het zy in de bosschen en op de vrucht boomen, of in de stad, of op de Plantagiën. Ga naar margenoot+De Vyg-eeterGa naar voetnoot(b) is een vogel byna zo groot als een Cysje. Hy heeft een kort lighaam; het hoofd, den rug, de vleugels, en den staart graeuw; het bovenste van 't lyf is wit of als zilver; de borst alleen is wat donkerer, en heeft eenige geele plekken; de bek is zwart, de voeten zyn blaeuw. Dit vogeltje is niet aanmerkelyk om eenige verscheidenheid van kleuren, ook heeft men aan alle de soorten, die men 'er van vindt, geen anderen naam gegeeven dan dien van Vyg-eeter. Daar zyn 'er, die niet kwaalyk naar den bastaard Nachtegaal, en anderen die naar de onzen gelyken; maar het is niet waarschynlyk, dat zy een van beiden zyn. Ik kan by derzelver beschryvinge niets byvoegen, dan dat zy groote vernielers zyn van de papayen, goyaven, bacoven, banaanen, druiven en vygen, met welke vruchten zy zich voeden, en dat men hen niet ziet verschynen, voor dat dezelven ryp worden. Ga naar margenoot+De Amerikaansche LeeuwerikGa naar voetnoot(c) is grooter dan die van Europa. Deszelfs bek is grooter en langer, en 't hoofd een weinig gekuifd. De kleur der vederen is zo fraei niet, en minder gespikkeld dan die van on- | |
[pagina 176]
| |
ze gemeene Leeuwerikken; want dezelve is geheel grys; maar daarentegen heeft hy een' fraeien halsband, die hem van de andere vogels van zyne soorte onderscheidt. De oevers van de zee zyn deszelfs liefste verblyfplaatsen. Ga naar margenoot+Het CysjeGa naar voetnoot(d), welk men in Suriname vindt, is een vogel van de Savaanen, die grooter is dan een musch. Deszelfs keel en bek zyn geelachtig; de overige vederen aschgraeuw; om hun gezang verdienen zy niet in eene kooi te zitten; doch daarentegen houdt men ze voor eene soort van Ortolans, om dat zy zeer goed zyn om te eeten. Ga naar margenoot+De vogel, welken men in dit land Distel-vinkGa naar voetnoot(e) noemt, is slegts eene soort van deze vogels. Zyn voorhoofd en de omtrek der oogen is zwart; de vleugels zyn aardkleurig; de einden der vederen een weinig geel en gemaakt als franjes: de staart is zwart, en 't overige geel. Men vindt hem ook in de Savaanen. Ga naar margenoot+De VinkenGa naar voetnoot(f) of, ten minste, de vogels, die men 'er voor houden kan, zyn in verscheidene soorten verdeeld. Daar zyn 'er, wier lighaam bruin is, en die het bovenste van de keel, het onderste van den hals, tot aan de dyen, en de | |
[pagina 177]
| |
schouders van de vleugels rood, den bek wit, en de voeten bruin van kleur hebben. Anderen hebben een' bek, die dik, bruin en van onderen wit is; het bovenste van 't hoofd, de keel, en 't onderste van van den hals, zyn bloedkleurig in het mannetje, en geel in 't wyfje; doch het overige van 't bovenste des lighaams is van beiden graeuw, en de veeren der vleugels en van den staart zyn bruin. Deze twee soorten onthouden zich ook in de Savaanen, en zyn nergens goed toe, dan om te eeten, want hun gezang wil niet veel zeggen. Ga naar margenoot+De Graeuwe VinkGa naar voetnoot(g) is een vogel die, in kleur veel naar een Leeuwerik gelykt, doch hy is grooter. Deszelfs kin, borst, en buik zyn wit geel, daarenbooven heeft hy langwerpige zwarte plekken aan de keel, eenen dikken bek, met een gezwel aan 't bovenste kaakebeen; de zyden van zyn onderste kaakebeen zyn hooger dan men in andere vogels gewoon is te zien, en van eene hoekige gedaante. Ik breng dezen vogel onder de soort der Vinken, om dat hy veel overeenkomst met dezelven heeft. Ga naar margenoot+Het Winter-KoninkjeGa naar voetnoot(h) welk men te Suriname voor den Nachtegaal houdt, is van den bek tot aan 't einde van den staart maar vyf duimen lang. Deszelfs bekje is van | |
[pagina 178]
| |
boven zwart en van onder wat bleeker; het hoofd, de hals, en rug zyn kastanje-bruin; de vleugels, staart en rug zwart gestreept, en de borst wit. Dit vogeltje weet zyn gezang zodanig te vermengen dat het zelve daar door zeer aangenaam wordt. |
|